vriendelijk: ‘Ma en pa hali ka djako ba is Ma en pa hoe maken jullie het’
De ouders antwoordden: ‘Datjo sa gang kwai baring is Schoondochter wij maken het goed.’ Al gauw had Orijo zich thuis gemaakt. Ze was een goede hulp in de huishouden. De dagen die volgden was er vreugde in de banabo van de ouders van de Adonis. Er was geen gebrek aan niets. 's Avonds vertelde de vader verhalen en ondervindingen die hij had meegemaakt. Wanneer er geen toespijs meer in huis was, gingen Orijo en de Adonis naar de rivier. Zij dobberden rond om zo de aandacht van de mensen in hun omgeving af te leiden. Vaak hoefde de Adonis niet te hengelen. Orijo dook in de rivier om koren, zo noemde zij vis, voor hem te halen.
Wat zij hem aanreikte leek echt op koren. Zodra hij het aannam veranderde de koren direkt in vis. De hele tijd amuseerden zij zich op de rivier. Wanneer de moetiti gevuld was keerden zij weer naar huis. Orijo hielp haar schoonmoeder met het schoonmaken, inzouten of barbakotten van de vissen. De dorpelingen hadden dat gemerkt. Er werd geen gebrek, aan vis, in het huis van de ouders van de Adonis meer geleden. Zij wilden graag weten hoe dat kwam. De nieuwsgierigen bleven vragen stellen. Zij wendden alle mogelijke middelen aan om achter de waarheid te komen. Sommigen zeiden: ‘Het is die vrouw dat hen geluk gebracht heeft, waditala.’ Orijo moest water bij de kreek halen. Zij hoorde hoe de mensen haar beschimpten. Zij gaf geen antwoord en deed alsof zij niets verstond wat ze zeiden. Vaak ging ze met haar schoonmoeder naar haar kostgrond om kasave, napi, njamsi en aardappelen te rooien. Wanneer zij bezig waren in de kostgrond en het plotseling begon te regenen stelde Orijo voor een duik te nemen in de dichtbij gelegen kreek.
Tegen haar schoonmoeder zei ze: ‘Ma, ik neem een duik in de kreek. Ik kom weer gauw terug. Je hoeft jou niet ongerust te maken als ik een beetje lang wegblijf. Niets zal mij overkomen. Ik kan wel goed op mijzelf passen.’ Wanneer zij terug was zei ze tegen haar schoonmoeder: ‘Ik heb een pompoen voor jou uit het water meegenomen. Hier neem het aan. Wij kunnen het in de kadekra gebruiken.’ Zodra de schoonmoeder de pompoen in handen had veranderde het in een grote anjoemara. Zij lachten erom, namen hun korven met aardvruchten op en gingen naar huis. De ouders prezen hun schoondochter om haar ijver. De jaloerse dorpelingen, vooral de vrouwen, bleven op Orijo schelden. Zij merkten dat Orijo geen acht sloeg op wat zij zeiden.
Zij beraamden een plan tegen haar dat zeker zou lukken. Zij nodigden de Adonis, zijn vrouw en ouders op een speciaal georganiseerde dorpsfeest uit. Er werd flink kasirie ingeschonken, vooral voor de Adonis en zijn vader. Zij dachten dat zij gauw achter het geheimzouden komenwanneer de twee