De Nederlandse psalmberijmingen in de 16de eeuw
(1959)–S.J. Lenselink– Auteursrechtelijk beschermdVan de Souterliedekens tot Datheen met hun voorgangers in Duitsland en Frankrijk
15. De psalmen Davidis, 1566, klein-8o en 8oa. InleidingTot zijn dood toe kan men wel zeggen, heeft ouderling Jan Utenhove gewerkt aan de voltooiing en vervolmaking van zijn psalmboek, waarvan hij echter de druk niet heeft mogen beleven. Wel heeft hij nog, toen - waarschijnlijk kort voor zijn overlijden - het manuscript gereed gekomen was, met Godfried van Wingen overleg gepleegd over de uitgave van zijn nu complete psalmbundel. Deze Van Wingen, reeds in de eerste Londense periode predikant van de Nederlandse gemeente, was in Emden Utenhove's naaste medewerker geweest bij de vertaling van het Nieuwe Testament. Een beter pleitbezorger voor zijn zaak had de geleerde ouderling zich niet kunnen wensen. Toen, tijdens zijn verblijf te Frankfurt (1556-'57), zijn vertaling van vele kanten werd aangevallen - men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leze daarover bij Pijper en De BruinGa naar voetnoot1 - was Van Wingen, die geheel alleen de correctie verzorgde, niet te bewegen ook maar één concessie te doen aan het gangbaar taalgebruik, laat staan het werk in een geheel nieuw spellingkleed te steken. ‘Daarmee heeft hij gehandeld in den geest van zijn meester, die later zijn handelwijze goedkeurde’Ga naar voetnoot2. Godfried van Wingen heeft dan ook, stellig op verzoek van zijn vereerde vriend en meester, het manuscript voor de druk gereed gemaakt en de zorg voor de uitgave op zich genomen. Hoezeer hij de taalopvattingen van zijn ouderling is trouw gebleven, blijkt uit zijn voorrede tot ‘Dem Christliken leser’, die men hieronder afgedrukt vindtGa naar voetnoot3. DEM | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ualle, etlike worden ende wysen van spreken, die hy sus vorheen in anderen drucken ghebruycket hadde, naghelaten heeft. (...) Tho Londen in der Duydschen Ghemeynte, desen, 12. Septem. bris An. 1566.
Godfridus Wingius.
De tweede en derde alinea zijn voor ons doel uitermate belangrijk. Niet alleen heeft Utenhove de reeds gedrukte psalmen opnieuw gerevideerd - terwille van de uniformiteit in de spelling, denkt PijperGa naar voetnoot1 - maar ook heeft hij verscheiden woorden en zinswendingen (‘wysen van spreken’) achterwege gelaten. Heeft dit laatste alleen betrekking op de aanvulling van 50 psalmen, of hebben ook de bestaande honderd bedoelde correctie ondergaan? We zullen aanstonds enkele psalmen vergelijken om een antwoord te kunnen vinden. Misschien wordt ons dan ook duidelijk waartegen vooral de bezwaren gericht waren in Utenhove's taal, bezwaren die wel zo ernstig geweest moeten zijn, dat ze hem min of meer gedwongen hebben tot koerswijziging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De derde alinea suggereert dat het gehele college van ‘dieners’, en dat op verzoek van Utenhove, voor de uitgave verantwoordelijk zou zijn. Dit zal wel zo zijn, maar de man die de meeste zorg eraan besteed heeft, is toch Godfried van Wingen. Pijper betreurt het dat de uitgave in andere handen gelegd moest worden. ‘Daardoor ontbreekt namelijk aan taal en stijl de waarborg der echtheid’, meent hij, en even later zegt hij: ‘... de zuiverheid van het water, nu het door dit kanaal tot ons kwam, is niet onbetwistbaar meer’Ga naar voetnoot1. Zo pessimistisch behoeven we nu ook weer niet te zijn. De eerbied die Wingius voor Utenhove had, zal hem ervan weerhouden hebben - als hij al de noodzaak ervan zag of de aandrang ertoe had - zulke veranderingen in het werk aan te brengen, dat het nauwelijks meer als het werk van Utenhove gelden kon. Als we straks wijzigingen zullen aantreffen - en daaronder sterk ingrijpende - dan zijn die van Utenhove's eigen hand. Waarom dus ook niet de kleinere, nu we het getuigenis van Wingius bezitten dat zijn ouderling onophoudelijk zijn psalmen herzag?
Bezien we nu dus nader DE PSALMEN ❘ Dauidis, in Nederlan- ❘ discher sangs-ryme, door ❘ Ian VVtenhoue van ❘ Ghentt. ‖ Ik volg hierbij dezelfde methode als bij de Hondert Psalmen: eerst gaan we na wat er van de liederen uit de oudere bundels geworden is om tenslotte een beschouwing te wijden aan de vijftig completerende psalmen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. De ‘Thien Psalmen’ van 1551Voor de derde maal heeft het oude eerste Souterliedeken zich aan de kritiek van zijn bewerker moeten onderwerpen en dit keer is het bijna onherkenbaar geworden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 1Ga naar voetnoot1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
v
Dit sal gheensins moghen gheschieden
Den godloosen die God verschuyft:
Mer sy sullen stracks moeten vlieden,
Euen als t'kaf voor windt verstuyft.
vi
Daerom sullen die boose knechten
In d'ordéel niet konnen bestaen:
Noch de sondaers by den gherechten,
Mits dat sy na der boosheyt staen.
vii
Want de Héer kent den wegh end d'leuen
Der, die na gherechticheyt staen,
Mer die de boosheyt hier aenkleuen,
Huere wegh sal verloren gaen.
Een berijming van de bijbeltekst, zonder veel meer, was, het oude lied eenmaal gegeven, niet wel doenlijk; wel bleek het mogelijk hier en daar een bijbels element in te lassen: godloosen voor boosen (i, 2; v, 2), sitt (i, 4), gheplant (iii, 2), de Héer kent (vii, 1). Ook nu heeft Marot de bewerker een beeld aan de hand gedaan: op der spottern banck (des moqueurs au banc), een..bladt salder niet vallen (la fueille ne chet). Het plastischer verschuyft en verstuyft (v, 2 en 4) uit het Souterliedeken is in ere hersteld. Maar tegenover deze verbetering is een zeer lelijke derde strofe met expressieloze enjambementen komen te staan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 2Ga naar voetnoot1Met de Duitse melodie verwierp Utenhove de uit Knöppken en Oeler samengestelde psalm, en koos de zangwijze uit het Franse psalmboek en daarmee tevens de psalm van Marot als voorbeeld.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We hebben gelegenheid te over gehad om op te merken dat Utenhove een habiel vertaler is van Marot's psalmen, maar altijd ook hebben we geconstateerd dat de bijbeltekst bij hem prevaleert. Dat is eveneens in deze psalm het geval: door zich aan de Bijbel te refereren, heeft de Nederlander een halve strofe op zijn voorbeeld ‘uitgespaard’. Maar in de derde strofe ging dat ten koste van de duidelijkheid, die nu juist op dit punt Marot's psalm tot een van zijn best geslaagde maakt. Met deze nieuwe psalm doet zich tevens een nieuw verschijnsel voor: behalve Liesvelt raadpleegt Utenhove de in 1562 verschenen en in 1565 herdrukte Bijbel van ‘Deus-Aes’. Over het ontstaan en het karakter van deze bijbel ontleen ik aan De Bruin het volgende: Na het fiasco van Utenhove's Nieuwe Testament heeft de Emdense uitgever Van der Erven nog een laatste poging gewaagd een Gereformeerde bijbel uit te geven. Uit naam van sommige broeders kwam hij tot Godfried van Wingen met het voorstel dat deze zijn vrije tijd zou gebruiken voor een door hem uit te geven herziening van de Liesveltbijbel met behulp van de vertaling van Zürich en die van Luther. In de stem dezer broeders klonk het verlangen door naar een handhaving van de geliefde Liesvelttekst. De gebreken welke deze had, moesten dan maar in een herziening verwijderd worden. Het voorstel lokte Van Wingen wel aan. Anderhalf jaar later, in juni 1558, kon hij Utenhove de voltooiing van het Oude Testament melden. Het zou echter nog tot 1561-'62 duren, eer Van der Erven het, gezamenlijk met een Nieuw Testament, door een andere auteur bewerkt naar Utenhove's tekst, aan de drukpers toevertrouwde. De uitgave schijnt tot stand gekomen te zijn zonder dat Van Wingen, die immers ver weg was, er zijn ogen over heeft laten gaan. Het Oude Testament geeft geen nieuwe vertaling, maar ‘van woordt te woordt de seer gepresene Oversettinge Martini Lutheri’, welke de auteur ‘Nederlandsch gemaakt heeft’. Het is vrijwel zeker, zo zegt De Bruin even verder, dat Godfried van Wingen dezelfde Nederduitse bijbel van Maagdenburg heeft gebruikt als de Doopsgezinde vertaler van 1558 (voor de Biestkens-bijbel). Herziening van de Liesveltbijbel door hernieuwde raadpleging van de Duitse tekst had het voordeel dat Van Wingen, als taalgebruiker Utenhove's alter ego, zich beter kon laten gaan. De uitgever waarschuwt de lezers er al voor, dat in deze uitgave tal van ‘Overlantsche’ woorden voorkomen. Gezien de praktijk van de auteur heeft hij zijn taal niet zozeer trachten te verrijken door aan het ‘Oosters’, de taal voor schriftelijk gebruik die in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw in het oostelijk gedeelte van de noordelijke Nederlanden gebezigd werd, bestanddelen te ontlenen, als wel door allerlei woorden welke in de Nedersaksische Lutherbijbel stonden, te gaan schrijven met Nederlandse letters. Zijn werk krioelt dan ook van germanismen en ‘nedersaksismen’. In 1564-'65 werd de Dens-Aesbijbel nagedrukt door een onbekende, die daaruit ‘de vreemde Hoogduytsche of Oostersche termen en manieren van spreken, als du bist, du salst, du en sulst’, had verwijderd. Van der Erven zag zich genoodzaakt, om het debiet van zijn eigen bijbel niet te schaden, in 1565 het verschil tussen ‘du’ en ‘ghy’ te laten vervallen en te vervangen door ‘ghy’ en ‘ghylieden’Ga naar voetnoot1. Nu we weten welk aandeel Godfried van Wingen heeft gehad in de totstandkoming van de Deus-Aestekst, verwondert het ons niet als we Utenhove tussen 1562 en '65 deze tekst zien gebruiken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De nauwe verwantschap tussen deze en de Liesvelttekst maakt het evenwel niet altijd gemakkelijk te bepalen waar de psalmberijmer de ene, waar de andere raadpleegde. Het spreekt ook vanzelf dat hij, die van zijn jeugd af vertrouwd was met de Antwerpse bijbel, in zijn ouderdom, nadat hij juist de laatste tien, twaalf jaar zó intensief was bezig geweest met het Psalter, deze Liesvelttekst, waarmee ook zijn gemeente was opgegroeid, niet zo gemakkelijk losliet. Het zijn in de tweede psalm dan ook slechts enkele woorden, die hun afkomst uit Deus AesGa naar voetnoot1 verraden:
Van Marot heeft Utenhove geleerd zijn syllaben nauwkeurig te tellen, niet tevens om het aantal ‘stoten’ tegen de melodische accentuatie zo veel mogelijk te beperken. Hoeveel gemakkelijker zingt men de beweeglijke en toch zo puntig gemarkeerde melodie met de Franse woorden dan met de Nederlandse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 3Ga naar voetnoot2Zijn het de Franse teksten of hun melodieën geweest, die na 1561 Utenhove in nog sterker mate dan voorheen het geval was, hebben aangetrokken? Waarschijnlijk beide evenzeer. Hij aarzelt niet ook voor de derde psalm de melodie te kiezen uit het Geneefse psalter en zo moest een nieuw lied geschreven worden, waarbij Marot een welkome hulp was.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De teksten tonen duidelijk wat Utenhove aan Marot, wat aan Deus Aes te danken heeft. Bij de structuur van de strofe blijkt de berijmer nergens de bouw van de melodie uit het oog verloren te hebben. Al bevredigt de tekst niet overal (ii, 10/11!; iii, 3!), het is een psalm geworden die zich goed, want met vaart laat zingen.
Van de resterende psalmen uit het oudste bundeltje zijn slechts enkele oneffenheden bijgevijld: een paar woorden omgezet, een woord ingevoegd of weggelaten terwille van het syllabental, een du hebst, dat in 1561 aan de correctie was ontsnapt, veranderd in du heefst, enkele sick's, in 1561 in de plaats gekomen van haer, gewijzigd tot hen. Waarom Heer wilt doch (ps. 51, iii, 3) O God wil moest worden, ontgaat me, en de verandering in dezelfde psalm (iv, 12-13).
lijkt me geen verbetering, ondanks de liquidering van auer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. De overige Psalmen van 1551Van de drie ‘Duitse’ psalmen - zie blz. 386 - heeft de 43e niet langer genade in Utenhove's ogen kunnen vinden. Dit is te merkwaardiger daar in 1561 geen enkele wijziging nodig bleek: men kon immers de Liesvelttekst bijna integraal in de berijming terugvinden. Oordeelde Utenhove misschien daarna dat Hans Sachs als poëet verre de mindere was van Clément Marot? Of heeft de nieuwe Psaltervertaling van Godfried van Wingen, die op enkele plaatsen een andere lezing heeft dan die van Liesvelt, de doorslag gegeven? Hoe het ook zij, de Londense ouderling koos de Fransman tot zijn voorbeeld en verwerkte in zijn vertaling de tekst van Deus Aes. De bijbehorende Franse melodie nam hij erbij over.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de ‘metriek’ van Utenhove's vers zullen we in het vervolg niet meer spreken. De overeenkomst tussen de melodische en de natuurlijke versaccenten schijnt voor de berijmer geen dwingend principe te zijn. Niettegenstaande het Franse vers zich in dit opzicht veel vrijer gedragen kan, en mag, zullen we bij Marot een veel regelmatiger binaire alternering aantreffen dan bij Utenhove. Terwijl de melodie enjamberen van 5 op 6 toelaat, verbiedt ze dit van 3 op 4. Het rijm heeft Utenhove lelijke parten gespeeld, toen hij juist daar in de vierde strofe zijn toevlucht moest nemen tot een verfoeilijke overloop, in ook anderszins slecht gebouwde verzen.
Het is vooral het rijm dat bij de revisie Utenhove's aandacht heeft gehad. Soms herdicht hij enkele verzen, meestal kan hij met een eenvoudige omzetting volstaan. Lang niet altijd is de ‘verbetering’ een verfraaiing. In 1566 luiden bijvoorbeeld de tweede strofe en de eerste helft van de derde van psalm 23 aldus:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tegen een versregel als: Want stadigh my bystaestu, moet zelfs de mooiste melodie het afleggen. De straffende roede is vervangen door een straffe, wat evenmin een goede zin aan de strofegedachte geeftGa naar voetnoot1.
In de voorrede deelde Van Wingen mee, dat Utenhove ‘etlike worden ende wysen van spreken, die hy sus vorheen in anderen drucken ghebruycket hadde, naghelaten heeft’. Uit de geciteerde, na 1561 herziene, psalmen hebben we inderdaad kunnen bemerken dat Utenhove's taal ten opzichte van de Andere 26. en de Hondert Psalmen ietwat eenvoudiger, minder artificieel-renaissancistisch is. Maar niet alleen liet hij een en ander na, soms ook herstelde hij de oude toestand. Psalm 32 en 44 geven daar een klein voorbeeld van:
Wijzigingen op grond van een andere tekstexegese zijn uiterst zeldzaam. In de 26 oudste psalmen heb ik er slechts één kunnen ontdekken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d. De 11. ‘Ander Psalmen’ van 1558/9De meeste psalmen zijn onveranderd gebleven, behalve wat betreft de spelling, die aan het nieuwe (het vierde of vijfde) systeem werd aangepast. De in 1561 geheel herdichte 67e psalm voldeed niet in alle opzichten. In ii, i moest een ‘sick’ uit het rijm verwijderd worden. Ook van psalm 123 werden beide strofen nogmaals bijgevijld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
e. De ‘Andere 26. Psalmen’ van 1559Uit enkele psalmen deel ik wat bijzonderheden mee. De Straatsburgs-Franse melodie bij psalm 12 (op de tekst van Marot) verving Utenhove door die uit het Geneefse psalter. Vier versregels in deze psalm werden door andere vervangen om een zuiverder rijm te krijgen. Zo klonk het rijm bedriegheryen: vleyen in de jaren Zestig blijkbaar niet zuiver. Utenhove zette er althans lichtueerdigheyden : vleyen voor in de plaats.
De derde strofe van psalm 13 had in 1561 als ‘rijm’-woorden: ouerwonnen : ontspronghen : singhen. Dat moest anders worden. Met behoud van het eerste in de tweede versregel werd de rest van de strofe nu (iii, 3-7):
Had de berijmer in psalm 44 een onuitspreekbaar ghquelt kunnen wegwerken, hier wordt en passant een even verfoeilijk ghsonghen binnengehaald.
Het nieuwtestamentisch element, dat ondanks Marot in de slotstrofe van psalm 19 was geslopen, wordt uitgebannen:
Vergelijken we de vierde strofe van psalm 42 in de versie van 1559 (niet gewijzigd in '61) en die van 1566:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ogenschijnlijk zijn de correcties vrij onbetekenend. Maar er is er een - en daar steunt eigenlijk de gehele rest op - waarvan men de importantie eerst dan voelt, als men de strofe zingt. In 1559 was de strofe gebouwd op het schema 2 + 4 + 2; de melodie vergt daarentegen een scheiding na de vierde regel. Op zeer intelligente wijze heeft Utenhove aan de melodische eis recht laten wedervaren.
Verfraaiende verbeteringen zijn helaas zeldzaam. Waarom bijvoorbeeld een naar taal en gedachte alleszins aanvaardbaar strofedeel terwille van een zuiverder rijm opgeofferd aan een stoplap?
Psalm 117 heeft een geheel nieuwe zangwijze gekregen, waarvan ik de ontleningsbron niet heb kunnen ontdekken, en die ik daarom hier meedeel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 117Tot slot nog een aardig geval van ont-‘oosters’-ing in psalm 129, ii, 3: Mer die Heere gherechtigh, waar in 1559 en 1561 Auer stond, met een tegenhanger in psalm 136, v, 3: End leydder door Israel on verhopen, waar 1561 nog had: mit den hoope! (vergelijk psalm 44, viii, 5 op blz. 298!)
Onze weg, kronkelig maar karakteristiek voor de gang van zaken, voerde ons langs de heuvels en dalen van Utenhove's eerste, tweede en derde revisie, langs de consequenties van zijn jongste taal- en dichtkundig denken en voelen, en de onvermijdelijke, menselijke inconsequenties bij een zo splinterig werk. Over de incorrecte correctie van de drukproeven, ondanks Van Wingens (conditionele) verzekering dat alles ‘oppet aller correckteste’ geschied is, - het onaangenaamst bij de melodienotaties - heb ik maar niet gesproken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f. De ‘Hondert Psalmen’ van 1561De veranderingen in de 36 aanvullende psalmen van 1561 zijn, hoewel veel minder talrijk, alle van dezelfde aard als in de zojuist beschouwde 64. Men vindt ze, als in een speciaal daartoe vervaardigde samenvatting, terug in de vierde strofe van psalm 95: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1561
Waer uw vaders my versocht han,
Beprouft end ghesien myn daden,
Ick heb ghad viertigh iaer langh,
Aen dit gheslacht een mishaghen
So dat ick sey bald
Dit volck seere dwaelt
T' kent niet mynen wegh,
Dies ick ghesworen heb,
Dat 't in myn ryck niet sal komen.
1566
Waer uwe vaders versochten my
Proefden end myn wercken saghen.
Ick heb ghehadt viertigh iaer vry
Aen dit gheslacht een mishaghen.
So dat ick sey daer,
Dit volck dwaelt doch gaer:
T' kent niet den wegh myn,
Dies heb ick ghsworen fyn,
Dat 't in myn rust niet sal komen.
De psalmen 52 en 141 kregen een totaal andere melodie, welke ik geen van beide heb kunnen identificeren (Die van psalm 52 dateert al uit de Hondert Psalmen, maar de notatie is daar corrupt). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 52 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 141 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de tweede maal binnen zes jaar was de Londense gereformeerde gemeente genoodzaakt zich een nieuwe, kostbare, zangbundel aan te schaffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
g. De laatste vijftig PsalmenMen zal zich herinneren dat Utenhove bij de algemene herziening van de honderd reeds geschreven kerkliederen een drietal overzettingen naar het Duits verving door vertalingen uit het Frans. Het gold de psalmen 2, 3 en 43. Voor de beide eerste verwonderde ons dat minder dan voor de 43e, die toch de bijbeltekst vrij getrouw en in een wel niet volmaakt maar toch ook niet verwerpelijk gedicht weergaf. De handelwijze wordt ons echter volkomen duidelijk als we de completerende vijftig psalmen op hun bron van inspiratie gaan onderzoeken. Het zijn alweer de melodieën die hier de weg wijzen. Niet minder dan 43 maal ontleende Utenhove een zangwijs aan het Geneefse psalter, 31 maal bij dezelfde psalm als daar. Als verder nog blijkt dat de meeste ‘Argumenten’ letterlijk uit het Frans van Marot of de Bèze zijn vertaald, ligt het dan niet voor de hand aan te nemen dat ook de psalmteksten in nauwe relatie staan tot de Franse gedichten? Het tekstonderzoek leert dat dit inderdaad het geval is: zo goed als alle berijmingen zijn vertalingen, waarbij de bijbel van Deus Aes in meerdere of mindere mate de woordkeus heeft beïnvloed.
Werd in 1551 de psalmkeuze allereerst bepaald door de directe liturgische behoeften; brachten de beide volgende bundeltjes de liederen die de balling Utenhove in bijzondere mate hadden aangesproken, zijnde de vertolking van zijn eigen recente ervaringen en momentane gevoelens; was er misschien in de aanvulling tot de Hondert Psalmen nog énige voorkeur - thans is van dit alles geen sprake: nu doet zich alleen de wens tot completering gelden. Natuurlijk behoeft dit de dichterlijke inspiratie niet in de weg te staan. Wanneer de liefde voor de Heilige Schrift en de binding aan de Gemeente sterk genoeg zijn, wanneer de dichter zijn werk ziet en voelt als een opdracht, waartoe hij krachtens zijn gaven door de Gemeente geroepen is, dan kan hij daaruit de bezieling tot dichterlijke scheppingsarbeid putten. Of deze bij Utenhove altijd even krachtig is geweest, daaraan mag men op grond van wat zijn werk totnogtoe te zien gegeven heeft, twijfelen. We zullen in dit laatste gedeelte van zijn oeuvre meer inzinkingen aantreffen dan ons lief is, beter: dan de Londense gemeente lief was. Trouwens, de stelselmatige ontlening aan het werk van anderen kán wijzen op een tekort aan eigen, oorspronkelijk vermogen. Dit is niet van toepassing op de melodieën: de Londense vluchtelingengemeente beschikte niet zoals Wittenberg, Straatsburg en Genève over componisten, maar ook kan de begeerte voorgezeten hebben een grotere mate van overeenstemming te verkrijgen met de zang van de Franse gemeente ter plaatse, waarmee men zulke nauwe betrekkingen onderhield.
Ik geloof dat Utenhove zijn berijmingswerk onmiddellijk na de verschijning van de Hondert Psalmen heeft voortgezet en dat hij daarbij stelselmatig te werk ging, d.w.z. dat hij begon met de lacunes in de reeks van de eerste vijftig psalmen weg te werken. Hij bezat, naast Marot's psalmen, de Trente quatre Pseaumes de Dauid van de Bèze (1551), of een editie van het psalter van vóór 1554 waarin de beide verzamelingen verenigd waren. Van deze 83 vormden de psalmen 1-47 een ononder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
broken reeks, want ook de Bèze was ‘systematisch’ begonnen. Uit de Franse bundel had Utenhove in 1560/'61 niet minder dan 20 psalmen vertaald, tegenover 16 die hij naar andere bronnen bewerkte. De richting waarin zijn werk zich in de toekomst zou bewegen, stond toen dus al min of meer vast. Welnu, de Geneefse bundel bood hem voorlopig stof genoeg: 18 psalmenGa naar voetnoot1. Hij vertaalde ze, 17 op de melodieën die hij erbij aantrofGa naar voetnoot2. Daarna ging hij ‘op eigen gelegenheid’ verder, berijmde enkele psalmen - het zijn er op zijn hoogst vier - naar de Deus-Aestekst, op zangwijzen die hij al eerder had gebruikt, maar ook van elders haalde, totdat hem kort daarop het volledige Franse psalter in handen kwam. Van toen af werd de Bèze het voorbeeld, dat hij afwisselend op de voet of op enige afstand volgde. Na de voltooiing van de completering zette Utenhove zich aan de revisie van de reeds gedrukte honderd psalmen en van de melodieën, een werk waaraan de ziekte die zijn dood voorafging, een einde maakte. Had hij langer geleefd, wellicht waren nog meer Duitse psalmen ten offer gevallen aan zijn liefde voor de Franse.
Om een indruk te geven van Utenhove's laatste werk, deel ik enkele psalmen en strofen mee, zonder al te veel commentaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 29
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo letterlijk als Utenhove hier de Bèze vertaalt, doet hij het niet vaak (Sirion en Kades stammen uit Liesvelt of Deus Aes). Onze ernstigste bezwaren tegen dit lied rijzen eerst dan als we het gaan zingen op de pittig geaccentueerde melodie van Louis Bourgeoys! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 35Hoewel Utenhove voor de Franse melodie een andere, zeer fraaie, kiest, heeft hij toch de psalm van de Bèze voor zich gehad. Afgezien van enkele mislukte versregels is deze psalm een van de beste uit de laatste toevoeging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 35
Opnieuw plaatst Utenhove ons in de keuze van zijn melodie voor een verrassing. Hoewel op grond van het karakter van de tweede regel mijn vermoedens van het begin af gingen in de richting | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een Engels gezangboek, moest ik wachten tot de verschijning van Frost's melodieënverzamelingGa naar voetnoot1 om mijn gissing bewaarheid te zien. Frost noteert namelijk als No. 3 de zangwijze boven The Song of Zacharias, called Benedictus. ‘The only Lord of Israel’, zoals die voorkomt in
PSALMES ❘ OF DAUID IN ❘ Englishe Metre, by Thomas Sterne- ❘ holde and others: conferred with the Ebrue, & in ❘ certeine places corrected, as the ❘ sense of the Prophete requi- ❘ red: and the Note ioy- ❘ ned, withall. ❘ VERY METE TO BE VSED ❘ of all sorts of people priuatly for their godly ❘ solace and confort laiyng aparte alle vn- ❘ godly songes & ballades, which ❘ tende only to the norishing ❘ of vice, and corrupting ❘ of youth. ‖ [etc.] 1560 ‖Ga naar voetnoot2
en in de heruitgaven van 1561, 1562 en 1563Ga naar voetnoot3. Utenhove's notatie vertoont in de 6e noot van de eerste regel en in de laatste drie noten van de tweede en vierde regel een kleine ritmische afwijking (♢ i.p.v. ♢̍ en ♢̍♢̍♢ i.p.v. ♢♢♢). Het is de eerste en enige maal dat we de Londense ouderling een zangwijs zien ontlenen aan een Engels gezangboek dat in de edities van 1561 en volgende jaren door dezelfde drukker bezorgd werd als zijn eigen psalmboeken van 1561 en '66: John Day, dwelling ouer Aldersgate, beneath Saint Martius. Heeft wellicht Day onze psalmberijmer opmerkzaam gemaakt op de Engelse melodieën? En heeft Utenhove de melodie overgenomen als een bewijs van vriendelijke gezindheid jegens het land dat zijn gemeente al zo veel jaren gastvrijheid verleend had? Of moeten we er een nieuw bewijs van zijn oecumenische gezindheid in zien? Hoe het ook zij, van alle Engelse zangwijzen heeft Utenhove een der fraaiste gekozen, hetgeen ons een compliment aan zijn muzikaliteit moet ontlokken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 70Hoewel de Bèze de 70e psalm oorspronkelijk in vijf strofen zal hebben geconcipieerd, heeft de componist Maître Pierre twee strofen bijeengenomen om opnieuw de melodie van psalm 17 te kunnen toepassen. De vijf strofen van Utenhove, te zingen op de wijze van psalm 5, hebben niets met het lied van de Franse dichter gemeen. De Londenaar berijmde de Deus-Aestekst, veranderde hoogstens later in iii, 4 het ‘daer, daer’ in het ‘ha ha’ van de Bèze.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 98, IIIs gheweest synr goedheyt en trauwen,
Tot t'huyß Israels ghedachtigh,
D'ȩrde eynden hebben konnen schauwen,
De saligheyt onß Gods krachtigh.
Ieuchet dan fyn Gode den Heere,
Die daer ouer t' gantse ȩrdryck syt,
Singht vroylick end verhueght v seere,
Singht lof alsnu end t'aller tydt.
Slechts de tweede helft van de strofe voldoet enigermate aan de eis van de melodie. De regels 2 en 4 behoren staand rijm te hebben. Hoeveel beter ‘loopt’ dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 140, IIIDoe seyde ick met een vast vertrauwen,
Du bist myn God in eewigheyt,
Myns biddens stemme, o Heer vol trauwen,
Verhoor in dyn bermhertigheyt.
Du bist, o God, almechtighe Heere,
De sterckte myner saligheyt,
Myns hoofds decksel ende gheweere
In tyd van kryghe end teghenheyt.
Utenhove maakte voor deze psalm de melodie van psalm 72 (65) pasklaar door enkele noten te verdubbelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo is het nu telkens in al deze psalmen: goede strofen en zeer zwakke wisselen elkaar af; op enkele fraaie versregels volgen de meest barbaarse. De laatste zijn verre in de meerderheid, een aangrijpende stroof, om van een gehele psalm maar niet te spreken, laat zich niet vinden. Men kan dit alles op de rekening schrijven van een verminderde inspiratie, eerder moeten we, naar ik meen, uitgaan van het dichterlijk onvermogen. Slechts onder optimale omstandigheden, onder de inwerking van heftige gemoedsbewegingen is Utenhove in staat geweest een poëtisch aanvaardbaar gedicht te schrijven. Niet onvermeld mag blijven dat Utenhove zijn 65e psalm schreef op de melodie bij psalm 19 van Burkard Waldis. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij deze ontleend aan het Straszburger Gesangbuch van 1562, dat enkele zangwijzen uit Waldis' psalter van 1553 had overgenomen (zie Zahn 8139). Voor psalm 88 gebruikte hij een zangwijze die waarvan ik de bron niet heb kunnen ontdekken en die ik dus hier meedeel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Psalm 88Nieuwe psalmen in de uitgave van 1566.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|