De Nederlandse psalmberijmingen in de 16de eeuw
(1959)–S.J. Lenselink– Auteursrechtelijk beschermdVan de Souterliedekens tot Datheen met hun voorgangers in Duitsland en Frankrijk
5. 25. Psalmen (1557)Utenhove verliet dus in de zomer van 1556 de stad Emden, om er niet weer terug te keren. Tijdens zijn afwezigheid bezorgde Gillis van der Erven herdrukken van de in Londen verschenen gezangboekjes. De 4e april 1557 kwam van zijn pers:
25. ❘ PSALMEN ❘ end andere ghesan- ❘ ghen diemen in de Duydtsche Ghe- ❘ meynte te Londen / was ghe- ❘ bruycken- ❘ de. ‖ Colloss. iij. c. 16. ❘ Het wordt Christi wone in v rijcklick in ❘ allerley wijszheit: leeret ende vermanet ❘ malckanderen ❘ ende singet mit Psal- ❘ men ende lofszanghen en gheest- ❘ licken liedekens in ghenade ❘ den HERE in uwen herten. ‖ Ghedruckt te Embden, by Gellium ❘ Ctematium. Anno. 1557. ❘ den 4. Aprilis. ‖Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 315]
| |
Men mag met Wieder aannemen dat deze editie een getrouwe herdruk is van de Vyf-en-twintig van 1551, althans wat de tekst aangaat. Op de verandering van ghy in du (en bijgevolg van mve in dyne) wees ik al eerderGa naar voetnoot1. Aan het bundeltje is bovendien een ‘gezang’ toegevoegd - achter de Oratio Dominica - dat Ctematius met deze woorden inleidde: nu volghter / Een ander ghebedt tot Godt door den Autoor des seluë sangkboucks / namaels sangkswyse ghemaeckt (d'welck ghebruyckt wert in der Gemeynte voor de predikacie) en̄ is noeyt te vooren in desen sanckbouck gheweest / Mer is nu hier op noten (tot stichtinghe aller vromer Christenē) daer toe ghedaē / op dat so die de musyke konnen / den anderen die se niet konnen / te bet leerden end also een kort ghebedeken hadden / om God voor syne ghenade end hulpe (wan sy te samen kōmen) aen te roupen ende beghint aldus. O God. &cGa naar voetnoot2 Het is de Bedezang voor de Predikatie, die ik hier in zijn oudste vorm geef: O God die du onse Vader bist
door Jesum Christ
Gheef dynen gheest ons allen ghemeyn
Die ons ter waerheyt leyde
Verhoor ons doch te deser stondt /
Open den mondt,
dynes Dienaers, dat hy dyn wordt reyn [er staat: ryen]
ende vrymoedich verbreyde.
Daertoe O Heere ghenadichlick /
Open onse hert ende ooren
dat wy dat hooren vlyetelick
ende trauwelick bewaren
op dat wy moghen vruchtbaerlick
dynen loff altydt verklaren.
Het lied en zijn inleiding geven aanleiding tot enige opmerkingen. Jan Utenhove wordt hier de ‘Autoor’ van het gezangboek genoemd. Over vrienden-medewerkers dus geen woord. Het gezang ‘wert’ (dat is in deze editie een presens) in de gemeentelijke samenkomst gebruikt, zegt de drukker. Op welke gemeente heeft dat betrekking? Het is niet waarschijnlijk dat de ballingen in Emden een eigen gemeente hebben gehad, wel, dat ze zich bij de Oostfriese hebben aangeslotenGa naar voetnoot3. In zijn Christlicke Ordinancien, die toch wel ten naasten bij de reële situatie in de Londense kerk weergeven, deelt Marten Microen wel een door de ‘Dienaer’ uitgesproken ‘ghebet voer de predicatie’ | |
[pagina 316]
| |
mee, maar zinspeelt hij met geen woord op het bestaan van een door de gemeente gezongen gebedGa naar voetnoot1. Zou dan het ‘wert’, evenals het ‘wordt’ van de herdruk van '58, toch absoluut presentische betekenis hebben? Het rijm van regel 1/2 wijst er op dat ‘bist’ hier authentiek is, d.w.z. niet een latere vervanging van ‘syt’, wat wijzen kan op een ontstaan na de eerste Londense periode. Van groter importantie is het feit dat we in dit gezang naar alle waarschijnlijkheid te doen hebben met een liturgische innovatie van de Londense ouderling. In geen van de werken over de Straatsburgse liturgie - en die komt hier voor vergelijking toch het eerst in aanmerking - noch over die van Genève, heb ik iets gevonden dat wijst op een gezongen gemeentelijk gebed voor de predikatie. Het enige dat er mee te vergelijken is, is Ein gsang vor anfang der kinder predig zesingen van Johannes Zwick, zoals het voorkomt in het Nüw gsangbchle von vil schönen Psalmen vnd geistlichen liedern durch ettliche Diener der kirchen zů Costentz, &c. Getruckt zů Zürych by Christoffel Froschouer, Jm Jar D.M.XL
Herr Gott, din trüw mit gnaden leist
vnnd schick herab din heilgen geist,
der vns die warheit leere
Vnd geb verstand, gmt, sinn vnd hertz,
das vns din wort nit sey ein schertz,
ja gantz zů dir bekeere.
(Wackernagel III, Nr. 674)
Teneinde een misverstand van AcquoyGa naar voetnoot2 uit de weg te ruimen, laat ik de melodie van de Bedezang voor de Predikatie volgen in de versie van 1557 (25. Psalmen). | |
[pagina 317]
| |
Een bron van deze melodie heb ik niet kunnen vinden. Waarschijnlijk hebben we hier te doen met een oorspronkelijke, speciaal voor de Bedezang gecomponeerde zangwijze. |
|