De Nederlandse psalmberijmingen in de 16de eeuw
(1959)–S.J. Lenselink– Auteursrechtelijk beschermdVan de Souterliedekens tot Datheen met hun voorgangers in Duitsland en Frankrijk
2. De psalmen van Théodore de BèzeIn tegenstelling tot de psalmen van Marot, die nu al meer dan een eeuw de gestadige interesse bezitten van de beoefenaars van velerlei wetenschappen, hebben die van de Bèze slechts matige belangstelling gehad. De beschrijvers van het hugenootse psalter konden er uiteraard niet aan voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijgaan, maar een wetenschappelijk litterair en historisch onderzoek is deze psalmen nooit ten deel gevallen. Zo is over de Bèze's bronnen niets bekend. De oorzaak van deze geringe belangstelling in dit deel van de Bèze's werk, dat toch in het kader van het geestelijk leven in Frankrijk tijdens de 16e eeuw in belangrijkheid niet onderdoet voor dat van Marot, is waarschijnlijk gelegen in de vergelijking van beider psalmberijmingen, een vergelijking die steeds in het nadeel van de Bèze uitvielGa naar voetnoot1. ‘Il y a telle maladresse dans les psaumes de Bèze, que Marot eût probablement évitée’, schrijft Félix Bovet in 1872, al weet hij ook een enkele psalm te waarderenGa naar voetnoot2. Douen is in zijn uitvoerige hoofdstuk ‘Bèze traducteur’ niet bepaald milder: ‘Les dis-je et les chevilles de tout genre y sont innombrables - On y rencontre aussi ‘des mauvais sons le concours odieux’ - ainsi qu'une vulgarité, une trivialité, parfois une grossièreté d'expression qui surprennent - les incorrections de langage rendent souvent obscure la pensée du traducteur - les inversions vicieuses foisonnent - la prose abonde - enfin, l'obscurité n'est pas rare - ces exemples disent assez l'énorme effort qu'il faut faire pour lire, même en plusieurs fois, les cent et un psaumes de Bèze; c'est lourd, cahoteux, diffus, fatigant, insupportable; bref, je les abandonne volontiers à quiconque en veut médire’Ga naar voetnoot3. Na dit vernietigend vonnis volgen nog wel enkele zeldzame plaatsen ‘qui montrent que Bèze n'était pas complétement brouillé avec la poésie’, maar toch altijd afgewisseld met middelmatige en belachelijkeGa naar voetnoot4. Zo bleef het oordeel - Douen's gezag in deze was groot - voor lange tijd gevestigd. Men kan het tot op onze dagen op verscheidene plaatsen terugvinden. Ik denk hier in het bijzonder aan de uitvoerige monografie die Paul F. Geisendorf in 1949 aan de Bèze wijdde. Zijn vonnis van inferioriteit - ten opzichte van Marot - wordt nauwelijks verzacht door de opvatting dat de 16e-eeuwse hymnen niet uitsluitend vanuit een esthetisch gezichtspunt beschouwd mogen wordenGa naar voetnoot5. Toch is hier en daar een kentering te bespeuren. Zo schreef Henry Martyn Baird al in 1899: ‘As Beza could enter more easily than Marot into the devotional spirit of the Hebrew original, so | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
there are psalms or parts of psalms which have been rendered by him with a dignity approaching to grandeur, with a dignity which the most prejudiced critic must confess is unsurpassed in anything from the pen of Marot’Ga naar voetnoot1. Maar Baird's boek is tamelijk onbekend gebleven. Kan men bij de Amerikaanse auteur nog enige vooringenomenheid met zijn held veronderstellen, in geen geval mag men dit bij Amédée Gastoué, die niet aarzelde het volgende getuigenis af te leggen: ‘De tous ces Psaumes - de schrijver had zojuist de mededingers en navolgers van Marot genoemd: Bonaventure Des Périers, Etienne Pasquier, Giles Daurigny, Jean Poitevin, Louis Des Masures, Théodore de Bèze en Baïf - les meilleurs assurément sont ceux de Th. de Bèze, et je les tiens pour bien supérieurs à ceux de Marot: la langue est plus nette, plus précise, les idées plus arrêtées et bien mieux frappées; ils donnent une très noble idée de la lyrique religieuse du XVIe siècle. D'ailleurs, le travail de celui-ci est très habilement fait; il ne craint pas d'imiter ses voisins et on dirait presque de ‘plagier’ si son oeuvre n'était certainement au-dessus de ses modèles’Ga naar voetnoot2. Zo ver durft Mlle. P. Leblanc niet te gaan, maar ze wenst ook niet terug te keren tot het oordeel van Douen c.s.: ‘Aucun des compléments ultérieurs, pas même ceux de Bèze qui sont pourtant excellents, ne valut les vers de Marot’Ga naar voetnoot3. Refereren we ons het liefst aan het bezonken oordeel van Van der Leeuw: ‘Het is gebruikelijk om de psalmen van beza tegenover die van marot te stellen als veel minder dichterlijk, het werk van een geleerde, enz. M.i. is daarvoor niet de minste aanleiding; beide mannen hadden hun zeer gelukkige en hun minder geïnspireerde oogenblikken. Van marot stamt de mooie ps. 33 ... en de magistrale Ps. 138 ..., ook de zeer geliefde Ps. 6 ...; maar evenzoo de ongelukkige Ps. 36, 37, 18 en de leelijke Ps. 9 .... En van beza zijn, naast minder mooie, de prachtige Psalmen 68 ..., 42 ... 122 en nog vele andere voortreffelijke’Ga naar voetnoot4. Vergeten we ook niet - J.W. Baum heeft het voor een eeuw al opgemerktGa naar voetnoot5 - dat de Bèze, die meer dan tweemaal zoveel verzen moest schrijven als Marot, ook plichtmatig die psalmen moest berijmen die hem slechts matig tot lyriek konden inspireren, terwijl zijn voorganger vrij stond in de keuze van zijn liederen.
Théodore de Bèze (Besze) werd de 24e juni 1519 te Vézelay in Bourgondië uit adellijke ouders geborenGa naar voetnoot6. Zijn jeugd werd toevertrouwd aan de zorgen van de beroemde humanist Melchior Wolmar, die zijn pupil niet alleen in de klassieken onderwees, maar ook in het Evangelie. Sterk onderging de knaap de weldadige invloed die dit onderricht op hem oefende. Toen de vervolgingen Wolmar noodzaakten naar Duitsland uit te wijken, wilde Théodore hem volgen, maar de vader gaf de 16-jarige geen verlof daartoe. Hij werd naar Orleans gezonden om zich in de rechten te bekwamen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar de jonge de Bèze voelde zich meer aangetrokken tot de letteren. Zijn imitaties van Griekse en Latijnse poëzie maakten hem spoedig beroemd. Tezamen met Scève en Pelletier vormde hij de avant-garde in de strijd tegen de onwetendheid. Door beneficies in staat gesteld een gemakkelijk en weelderig leven te leiden, werd hij een man van de wereld. In deze periode sluit hij een ‘mariage de conscience’ met Claudine Denosse, een jong, eerzaam meisje, maar van lagere stand, waarom hij niet kon besluiten de officiële bevestiging van zijn huwelijk te vragen. Een zware ziekte brengt hem tot inkeer. Hij zegt zijn prebenden en het katholicisme vaarwel, en nauwelijks hersteld verlaat hij in 1548 land, ouders en vrienden om Christus te volgen. Hij vestigt zich te Genève. Bij zijn eerste kerkgang wordt hij diep getroffen door de zang van Marot's 91e psalm: Qui en la garde du haut Dieu. Hier laat hij zijn huwelijk inzegenen. Terwijl hij erover denkt zich met Jean Crespin te associëren om een drukkerij te vestigen, wordt hij door bemiddeling van Calvijn en met medewerking van Viret geroepen tot het bekleden van een leerstoel in het Grieks te Lausanne. Inmiddels had Calvijn in hem ook de voortzetter van Marot's werk gevonden. Hij had op de Bèze's tafel een proeve van berijming van psalm 16 gevonden: Sois moy, Seigneur, ma garde et mon appuy. Opgetogen had de reformator zich bij afwezigheid van de auteur van het klad meester gemaakt en het zijn collega's getoond. Eenstemmig was men van oordeel dat Beza het onvoltooid gebleven psalter moest completeren. In Lausanne gaat deze aan het werk. In de voorrede tot zijn bijbels drama Abraham sacrifiant, oktober 1550, maakt hij een toespeling op zijn nieuwe taak, en in 1551 verscheen bij Crespin de bundel Trente quatre Pseaumes de Dauid, nouuellement mis en rime françoise, au plus près de l'hébreu, par Theodore de Beze de Vezelay en BourgogneGa naar voetnoot1., die in het jaar daarop met de psalmen van Marot verenigd werden tot de Pseaumes octante-trois, uitgegeven door Jacques BerjonGa naar voetnoot2, en in de volgende jaren verscheidene malen herdrukt. Twee jaar later kon de dichter slechts zeven psalmen aan de reeks toevoegenGa naar voetnoot3. De vele en velerlei werkzaamheden beletten de Bèze het begonnen werk op korte termijn te voltooien. Herhaaldelijk dringt Calvijn op spoed aan. Maar eerst in 1562 verschijnt het volledige psalmboek, voor Antoine Vincent te Genève gedrukt door Antoine Dauodeau en Lucas de MortiereGa naar voetnoot4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De grootste lof die men de Bèze als opvolger van Marot kan geven, is dat hij de vorm-oor-spronkelijkheid van zijn voorganger heeft nagevolgd. Bezigde deze voor zijn 50 berijmingen (49 psalmen plus de Lofzang van Simeon) 42 verschillende strofevormen, de Bèze wendde er op 101 psalmen 71 verschillende aan, waarbij hij er slechts 15 van Marot overnam. Naar het oordeel van Pierre Pidoux is deze grote vormverscheidenheid niet toevallig: ‘sie wurde vielmehr angestrebt, um womöglich jedem Psalm seine ihm eigene Gestalt zu geben’Ga naar voetnoot1. Men kan in dit streven een parallel zien met het uitgangspunt van Bucer, die immers iedere psalm naar zijn eigen aard en zin en stemmingsinhoud wilde verstaan. Pidoux beloofde aan te tonen dat deze vormenrijkdom die van het chanson ver overtreft. Of dit ook geldt voor het volkslied, durf ik niet beslissen. Onze Souterliedekens, die toch voor het overgrote deel hun vormen aan het volkslied te danken hebben, vertonen een overvloed aan strofe-variatiesGa naar voetnoot2. Wel zal men de alexandrijn van psalm 89 bij het volkslied van de 16e eeuw waarschijnlijk tevergeefs zoeken, maar daarmee is de oorspronkelijke verwantschap met het chanson en het volkslied niet verloochend.
Zoals ik reeds heb opgemerkt, is nog nooit een onderzoek naar de Bèze's (theologische) bronnen ingesteld. Hoe verder men trouwens in de eeuw komt, hoe moeilijker dit wordt, en zeker bij een geleerde als Beza, van wie men verwachten kan dat hij van de recente exegetische commentaren kennis genomen had. Bij wat Marot ten dienste stond, moet men dus op zijn minst voegen het grote werk van Wolfgang Musculus van 1551Ga naar voetnoot3 en Calvijn's Commentarius in librum Psalmorum van 1557, voor de na deze jaren verschenen berijmingen. In 1561 zag een uitgave het licht die tot titel draagt: Les Pseaumes de Dauid, mis en rime francoise par CLEMENT MAROT et THEODORE DE BESZE, Ausquels nous auons mis à l'opposite de la rime les vers en prose, de la traduction de fen M. Loïs BVDÉ, correspondant l'vn à l'autre selon les nombres, verset pour versetGa naar voetnoot4. Had de (onbekende) uitgever verwantschap bespeurd tussen Beza's berijming en Budaeus' vertaling? Ik heb dit veelomvattende bronnenonderzoek niet ter hand kunnen nemen. Wel interesseerde me de verhouding tot de Franse bijbeltekst, waarom ik dan ook enkele psalmen, uit verschillende ontstaansperioden, aan een vergelijking heb onderworpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een zeer bijbelgetrouwe weergave is deze eersteling, waarin de (hierboven tussen haakjes vermelde) marginalia elegant zijn verwerkt. Het beeld van de koorden die in lieflijke plaatsen gevallen zijn, is geëlimineerd, evenals dat van de ‘kastijdende’ (onderwijzende) nieren, maar dat kon de verstaanbaarheid slechts ten goede komen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vorm van de strofe maakte hier en daar een parafrase noodzakelijk. Zolang de zin van de tekst niet wordt aangetast, kan deze werkwijze slechts tot het goed verstaan bijdragen. Opmerkelijk is echter het geheel andere aspect dat de Bèze aan de derde strofe geeft: tegenover het: God is opgestegen (het opbrengen van de Ark naar de tempel op de berg Sion) plaatst hij: God komt. Dit hangt samen met de typologische exegese die Beza van een aantal psalmen geeft. Zijn ‘Argument’ luidt dan ook: Cantique de resiouissance, chanté quand l'arche fut posee en Ierusalem, laquelle estoit le tesmoignage de l'alliance faite auec le Seigneur, & par mesme moyen figure de la venue de Iesus Christ en son Eglise, [etc.]. Ook Calvijn had van deze psalm gezegd dat hij ‘Vaticinium est de futuro regno Christi’.
Ten slotte nog een psalm uit de laatste reeks, die in 1562 gepubliceerd werd: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men zou natuurlijk een veel groter aantal psalmen op deze wijze moeten onderzoeken om tot een enigszins gefundeerd oordeel te komen aangaande de Bèze's verhouding tot de bijbeltekst. Het aantal woordelijke ontleningen zal, uiteraard, van psalm tot psalm verschillen. In dit opzicht komt Beza's werkwijze met die van Marot overeen. Ik heb echter de indruk - meer dan een indruk kan het niet zijn - dat Beza, meer nog dan zijn voorganger, streefde naar een nauwe aansluiting bij het bijbelwoord. Douen's verwijt van mindere getrouwheid lijkt me dan ook ongegrond. Er rest ons nog een kleine kwestie. Gastoué meende sterke verwantschap bespeurd te hebben tussen de psalmen van de Bèze en die van Louis Des Masures: ‘Il (B.) est particulièrement proche de Des Masures, comme celui-ci d'ailleurs était le plus proche de Marot.’ In de eerste strofe van psalm 16 ziet hij zelfs afhankelijkheid, en voegt daar aan toe: ‘On pourrait relever bon nombre de rapprochements semblables qui relèvent de plus que la source commune d'inspiration’Ga naar voetnoot1. Het leek me de moeite waard Gastoué's uitspraak te verifiëren. Des Masures' bundeltje verscheen in 1557 onder de titel:
Vingt ❘ PSEAVMES ❘ de David, ❘ Traduits selon la verité Hebraïque: & ❘ mis en rime Françoise par LOVÏS ❘ DES MASVRES Tournisien. ‖ Quanto superat discrimine virtus? ‖ A Lion ❘ Par Ian de Tovrnes ❘ et Gvil. Gazeav. ❘ M.D.LVII. ‖ Auec Priuilege du Roy. ‖Ga naar voetnoot2
Het bevat de psalmen 16, 49, 81-86 (= 85), 87-90, 92-97, 106, 117 en 139. Daarvan waren 16 en 90 door de Bèze al in 1551 gepubliceerd. Als Gastoué dus in psalm 16 gelijkheden constateert, dan moet zijn stelling worden omgekeerd: Des Masures ontleent, althans in deze psalm, aan de Bèze! Van de resterende 18 heb ik er 8 (81-85 en 87-89) nauwkeurig onderzocht. Dit is wat ik gevonden heb: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alle overige overeenkomsten gaan terug op de bijbeltekst. Bij psalm 81 blijkt de Bèze heel even, bij psalm 84 wat aandachtiger naar het lied van Des Masures gekeken te hebben. Hier zijn het vooral de puits en de pauois die me overtuigd hebben. Voor het overige had Beza deze voorganger niet nodig om in poëticis iets van hem te lerenGa naar voetnoot1! |
|