leer: ‘beter een dichte buur dan een verre vriend,’ met het dichtst bijstaande overeen, als:
‘Moeder of ik heb er schuld aan.’
‘Heeft Mietje of jij dat pruimetaartje opgesnoept?’
Staat een van die naam- of voornaamwoorden in 't meervoud, dan doet het werkwoord even als alle ‘bedaarde’ lieden in een vergadering, en voegt zich bij de meerderheid, b.v.:
‘De vochtigheid of de muizen hebben het behangsel bedorven.’