De vermakelijke spraakkunst
(1865)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 107]
| |
Derde boek. Woordvoeging of syntaxis.Als de Heeren klaar zijn. Rij op koetsier! Haruttt! Aanm. Dit laatste woord, over welks juiste spelling de geleerden 't nog oneens zijn, werd door Siegenbeek afgeleid van 't Fransche en route! Een volzin is een vereeniging van woorden, die een vollen of volkomen zin uitmaken. Somtijds echter is een volzin een vereeniging van woorden, die volkomen onzin uitmaken, als: ‘Te Huur een Buitenverblijf met vijf kamers voor twee honderd Guldens, alle nieuw gemeubileerd.’ | |
[pagina 108]
| |
Volzinnen zijn eenvoudig of samengesteld. Een eenvoudige volzin is een zoodanige, die maar een onderwerp en een daarbij behoorend werkwoord heeft, b.v. ‘Een grap is een grap.’ Een samengestelde volzin bestaat uit twee of meer aan elkander verbonden eenvoudige volzinnen, als b.v.: ‘Een grap is een grap; maar al zijn geld te verliezen is geen grap.’ Eenvoudige volzinnen kunt gij (des verkiezende) verdeelen in verklarende, vragende en gebiedende. Een verklarende volzin, met andere woorden, een stellige beweering of verklaring, als b.v.: ‘Vent! je bent mijn arrestant.’ Een vragende volzin is eenvoudig het doen van een vraag,als: ‘Ben jij een agent? - Hoe vaart je Inspekteur?’ Een gebiedende volzin drukt een bevel of verzoek uit, als: ‘Loop naar de maan! - Zit zoo scheef niet. - Eet je koekje op, Mie!’ | |
[pagina 109]
| |
Voorts heeft men nog oneigentlijke volzinnen of zinsneden, die wel uit twee of meer behoorlijk samengevoegde woorden bestaan, doch waarbij, 't zij het werkwoord, 't zij het naamwoord, wordt verzwegen, als: ‘Goeje morgen. - Gehoorzame dienaar. - Brug omhoog! - De voeten naar buiten! - Afgemarcheerd! Sommige zinsneden bestaan uit twee of meer woorden, die zeer onbehoorlijk zijn samengevoegd, als b.v. “uit den weg, ouwe gek!” Andere wederom bestaan uit woorden, door dames te samen gevoegd. als b.v,: een beeld van een muts. - Zulk een lievert! - Een hondje van een kind. - Je bent mijn dotje. - Wel heb ik ooit!’ - enz. Nog andere treft men meer bijzonder in het Podding-Nederlandsch aan. Zij bestaan uit een mengelmoes van Hollandsche en naar het Fransch gelijkende woorden, als: ‘Wat een astrantigheid (assurantie)!’ ‘Hij is totalieter gerenuweerd (totaal geruïneerd).’ ‘Die heer speelt interessant (geïnteresseerd).’ ‘Wandel jij maar: ik vind het rijen preferent (preferabel).’ ‘Wat was ze luxurieus (luxueus) gekleed.’ Deze soort van zinnen levert een aangename variatie op van het vermakelijk Nederduitsch. Sommige zinsneden, die men met den naam van ‘elliptische (of onvolkomene) bij uitnemendheid’ zou kunnen bestempelen, zijn, als de Vrijmetselaarstaal, alleen verstaanbaar voor de ingewijden, als b.v.: ‘Gereedschap!’ (een mes en een vork) bij Open-tafel-houders. ‘Een kleintje wit!’ (een glas wit bier!) bij Open-tafel-houders. ‘De halve lange (biljardqueue) meneer!’ . . . . . . . . . . . bij Biljardjongens. ‘Van Lenneps voornaamste Geschiedenissen.’ . . . . . . . . . . bij Boekverkoopers. | |
[pagina 110]
| |
‘Doodslaan’ (b.v. ‘die gespikkelde kapel slaat dien reus heelemaal dood)’ bij Schilders. ‘Een groenlak!’ (een flesch wijn met groen lak op de kurk)...... Koffijhuisknechts. Zoo hoorden wij eens een dezer laatsten, die in een pleiziertuin buiten de stad diende, der kasteleines toeroepen: “Juffrouw! daar is me een groenlak en twee halfjes grog over de sloot gesprongen en vort zonder te betalen.” De voornaamste deelen van een volzin zijn: het onderwerp, het gezegde, en het voorwerp. Het onderwerp is de persoon of zaak, van welke de handeling, vraag, ontkentenis, enz. ondersteld wordt uit te gaan. Het gezegde is hetgeen het onderwerp ondersteld wordt te doen, te vragen, te ontkennen enz. Het voorwerp is de persoon of de zaak, die door de handeling enz. getroffen wordt. Het onderwerp staat altijd in den nominatief; het gezegde wordt door een werkwoord uitgedrukt: en het voorwerp staat in den datief of akkuzatief. Nemen wij b.v. den volzin: ‘wat plaagt de kokette Mar- | |
[pagina 111]
| |
goo haar lobbes van een vrijer weêr’ dan is de kokette Margoo het onderwerp, plaagt het gezegde, en haar lobbes (of haren lobbes, zoo als een voorzanger schrijven zou) het voorwerp. Ja, en bij wijlen al een heel misselijk voorwerp. Maar in dat geval, zal men zeggen, is hij geen voorwerp... om verliefd op te worden. Helaas! dit is het juist, waarom hij een voorwerp is... van medelijden, of van spot, al naar dat de menschen zijn. Men zal misschien zeggen, dat een kokette even min een aanbevelingswaardig voorwerp is. Al wat wij daar op kunnen antwoorden is, dat wij nooit een kokette gezien hebben, noch gelooven er ooit eene te zullen zien. Het ras is hier te lande zoo zeldzaam, dat men er nog geen Hollandsch woord voor heeft kunnen uitdenken. Doch over voorwerpen sprekende, dwalen wij af van ons onderwerp, t.w. van de Syntaxis, die uit twee deelen bestaat (wat de kokette niet doet; want die heeft alleen een lichaam en geen ziel), te weten: Overeenkomst en Beheersching. Overeenkomst wordt gezegd te bestaan tusschen twee woorden, die elkander gelijk zijn, wat geslacht, getal, naamval of persoon betreft, b.v.: ‘ik ben verstandig: gij zijt een aardig diefje: deze sinjeurs zijn groote ezels.’ Gebrek aan zoodanige overeenkomst brengt, volgens de leer van den Hoogen Raad, geen nietigheid te weeg in een schriftelijke overeenkomst, wanneer die voor 't overige aan de eischen der wet voldoet. B.v. de volgende overeenkomst zou in rechten als geldig beschouwd worden: ‘Wij ondergeteekende Jan van Pingelen en Jakob Dings is overeengekomme, als dat door mijn eerste komperant aan mijn tweede komperant zijn verhuurd geworde een huis staanden in de Nonbekenden steeg an den zuidzijde naast de pakhuis | |
[pagina 112]
| |
de Nadelaar Buurt XXX no. O en door mijn tweede komperant gehuurt voor de tijt van eene jaar voor eenen zom van hondert gulde te betaale allen drie maande eenen suyvere vierden part of vijf-en-twintig gulde ingaanden de neerste mij 1864’ enz. Beheersching is de macht, waar door het eene deel van een rede de wijze, den tijd of den naamval bepaalt, in welke het andere komt te staan. Als ik b.v. zeg: ‘Ik wil beteren wijn drinken, dan dat wijnverknoeiers-bocht,’ dan staat drinken in de onbepaalde wijs, om dat het door het voorafgaande ik wil -, beteren wijn in den akkuzatief, om dat het door drinken -, en wijnverknoeiers in den genitief, om dat het door bocht - wordt beheerscht. Als ik zeg: ‘Kaatje trakteert haar man op hutspot,’ dan wordt haar man beheerscht door 't gezegde ‘trakteert,’... en misschien ook door Kaatje: - wie weet? Ten einde nu altijd de behoorlijke overeenkomst en woordschikking in een volzin te brengen, behoort men de navolgende Regels (en aanmerkingen) zorgvuldig in praktijk te brengen. |
|