De vermakelijke spraakkunst
(1865)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||
Eerste afdeeling. Van den aard en het gebruik der bijvoegelijke naamwoorden.Het bijvoegelijk naamwoord komt op den wijsvinger voor, om dat het, bij een zelfstandig naamwoord gevoegd, er de hoedanigheid van aanwijst. Als wij b.v. zeggen: ‘een lekkere pruimetaart, een domme gans, onze schrandere lezer,’ dan geven wij te kennen, dat het een hoedanigheid van die pruimetaart is, lekker, van die gans, dom, van onzen lezer, schrander te zijn. Om te weten, of een woord een bijvoegelijk naamwoord is of niet, hebben wij maar te beproeven, of wij er het woord ding achter kunnen plaatsen; zoo b.v. ‘een mooi ding, een aardig ding, een verveelend ding’ enz. Een bijvoegelijk naamwoord, geplaatst tusschen het lidwoord de of het en een zelfstandig naamwoord van 't mannelijke of vrouwelijke geslacht, of bij zelfstandige naamwoorden in 't meervoud, neemt een e aan 't slot, b.v. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||
‘De wijze Sokrates.’ Staat het tusschen het lidwoord een en het zelfstandig naamwoord van 't onzijdig geslacht, dan blijft het zoo als het is, b.v. ‘Een nuttig boek (als 't geen wij schrijven).’ Verander nu een in het, en gij kunt naar willekeur schrijven: ‘het geheele vertrek’ of ‘het geheel vertrek; het onaangenaam’ of ‘het onaangename geval,’ enz.; alleen wanneer het zelfstandig naamwoord maar eene lettergreep heeft, mag de e niet wegblijven, en men moet alzoo zeggen: ‘het nuttige boek, het mooie dorp.’ Tusschen het lidwoord een en een mannelijk zelfstandig naamwoord geplaatst, neemt het doorgaans, bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord altijd, een e aan, als: ‘een flaauwe vent, een rijke vrouw.’ Somtijds wordt de e voor mannelijke woorden weggelaten om een wijziging aan de beteekenis te geven. Zoo b.v. is ‘een kundig recensent’ iemand, die met lof van ons boek gewaagt, en dus bewijst, dat hij 't recenseeren verstaat; terwijl ‘een kundige recensent’ iemand is, die recensent, en tevens kundig is. Een knap preêker is iemand die knap preêkt, een bol in zijn vak, die van alle bejaarde dames wordt aangebeden om zijn innerlijke verdiensten en zijn innige overredingskracht; “een knappe preêker” zoodanig een, dien alle dienstmeisjes heel dierbaar vinden.... vooral om zijn uiterlijke gaven. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||
‘Een groote man’ is een man, die groot van postuur is. De Amerikaan Morphy is een groot schaakspeler: de reus Murphy - gesteld dat hij schaken kan - een groote schaakspeler. In 't meervoud kan men, helaas! dat fijne onderscheid niet maken, en zou men van beiden moeten zeggen, dat zij groote schaakspelers zijn. Achter het zelfstandig naamwoord geplaatst, blijft het bijvoegelijk naamwoord zoo onveranderlijk als een verroeste weêrhaan, b.v. ‘Aardappelen, groot van stuk.’ | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||
‘Onze spraakkunst zal welkom zijn aan velen.’ Maar, even als een weêrhaan, die niet verroest is, ondergaat het bijvoegelijk naamwoord aanmerkelijke veranderingen, zoo dikwerf het dient om twee voorwerpen met elkander te vergelijken. - Doch dit vordert een ademhaling. | ||||||||||||||||||||||||||
Tweede afdeeling. Van de trappen van vergelijking.Die trappen zijn - even als de Gratiën, de Koningen te Keulen, de Parken, de sterren in Orions gordel, de heksen in Macbeth, de dochters van de Vrouwe van Waardenburg, en de hennetjes, die, volgens 't Fransche liedje, 't veld ingaan - drie in getal: de stellende, de vergelijkende en de overtreffende trap. De stellende trap duidt alleen de hoedanigheid van eenig voorwerp aan, als: ‘een vette koe, een leelijke tante, een onnozel schaap.’ De vergelijkende trap duidt die hoedanigheid aan, in gunstige of ongunstige vergelijking gebracht met dezelfde hoedanigheid bij een ander voorwerp, als: ‘een koe is vetter dan een spiering. - Tante is leelijker dan nicht. - Zij is onnozeler dan een schaap.’ De overtreffende trap duidt de hoedanigheid van 't voorwerp aan in den meest versterkten zin, als: deze koeien zijn het vetste. - Van al mijn tantes is deze de leelijkste. - Ziedaar het onnozelste schaap, dat ik in mijn leven ontmoet heb. Gelijk men gezien heeft wordt de vergelijkende trap gevormd door achter het bijvoegelijk naamwoord er, en de overtreffende, door er st of ste achter te voegen. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||
Sommige bijvoegelijke naamwoorden zijn er, waar men, om de trappen van vergelijking te krijgen, geheel andere woorden voor in de plaats moet stellen. Zoo zijn b.v. de trappen van
Aanm. Velen zijn hier niet mede te vrede en zeggen in den vergelijkenden trap: beterder, minderder, meerder: ja zelfs vindt men dit laatste (in de beteekenis van meer) uit het Jordaansch Nederduitsch in het ministerieel Nederduitsch (b.v. op de tabellen der Begrooting), overgebracht.
| ||||||||||||||||||||||||||
Derde afdeeling. Nog een woord over vergelijkingen‘Vergelijkingen,’ zegt een verstandig spreekwoord, ‘zijn hatelijk,’ en de lieve jeugd zal 't over 't geheel met dat spreekwoord wel eens zijn. Een ander spreekwoord zegt: ‘alle vergelijkingen gaan mank,’ en dat ondervinden wij telkens als wij er een maken: b.v. ‘een reus is grooter dan een vloo.’ - Hoe veel grooter? (Zie den schoolmeester in v.) Hoe veel zwaarder is de aarde dan een zandkorrel? Hoe veel wijzer was Sokrates dan Alcibiades? Hoe veel witter is de sneeuw dan dit papier? Op al deze vragen kan men geen antwoord geven dan door er een slag in te slaan. Alleen wanneer de hoeveelheden of hoegrootheden vooraf bekend zijn, kan het antwoord gegeven worden, b.v. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||
Hoe veel malen langer is een el dan een palm? - Tien malen. - Hoe veel malen is een snijer kleiner dan een man? - Negen malen. Somtijds zal men, om een vergelijking minder onbepaald te doen zijn, het bijvoegelijk naamwoord met een bijwoord versterken, b.v. ‘Bilderdijk is een veel grooter dichter dan al de Middelnederlandsche poëtasters van vroeger en later tijd te samen.’ ‘Honig is weinig zoeter dan stroop.’ ‘Klinkende guldens zijn vrij wat aangenamer te ontvangen dan klinkende oorvijgen.’ De woorden wel, zeer, groot, hoog, voor een bijvoegelijk naamwoord geplaatst, brengen het in een vergelijkenden of in een overtreffenden trap. Vooral gebruikt men zoodanige voorvoegsels met het bijvoegelijk naamwoord edel, dat vroeger reeds op zich zelf de verhevenste hoedanigheid uitdrukte, welke men iemand kon toekennen, doch dat nu de geringste titel is, dien men met schik iemand geven kan. Wie alzoo voorheen zich met den titel van eerzaam te vrede stelde, heet thans weledel: die geleerd was, thans zeer geleerd: en geleerder dan hooggeleerd zou zelfs Salomo of Pico della Mirandola niet kunnen zijn. Even zoo heeft men wel eerwaarde, zeer eerwaarde en hoog eerwaarde heeren, en heeft de wet zelve weledelachtbare, grootedelachtbare en hoogedelachtbare voor den dag doen komen. - Aan een bisschop geeft men den titel van hoogwaardigste; hoezeer, naar onze bescheiden meening, de kandidaat Jobs recht had, toen hij beweerde, dat bij bisschop geen beter titel voegt dan zeer uitmuntend - vooral wanneer hij, gelijk op het hiernevensstaande schenktafeltje, ferm heet en niet slap is. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||
Een graaf noemt men hooggeboren; maar daarom is het zoontje van den torenwachter, dat onlangs 300 voet boven den beganen grond ter wereld kwam, nog geen graaf. De vergelijkende trap heeft somtijds dezelfde beteekenis als de overtreffende trap. Zoo wil b.v. ‘de Leijenaars zijn meer te beklagen dan de overige ingezetenen van ons rijk,’ precies hetzelfde zeggen als: ‘van al de ingezetenen van ons Rijk zijn de Leijenaars het meest te beklagen.’ Vr. Waarom? Antw. Om dat zij voortdurend in lijen zijn. |
|