| |
| |
| |
Eerste boek. Spelkunst.
Eerste hoofdstuk. Van de natuur der letters.
De spelkunst of orthographie is als de ondermeester op de burger- of de kweekeling op de gemeentescholen, en leert ons den aard en de waarde der letters kennen en de rechte manier om woorden te spellen.
Aanmerking. Voor spellen wordt ook wel spelden gezegd, en dan kan men, op de vraag: ‘wie houden zich daar 't meest meê bezig?’ gepast antwoorden: Snijders en Naaistertjes.
Een naaistertje, dat het spelden op haar duimpje heeft.
| |
| |
De vermakelijke orthografie leert ons, de woorden op een verkeerde wijze te spellen. Wij geven daarvan het navolgende voorbeeld, zijnde een brief van een Leydsche dienstmaagd aan haar minnaar.
Lije de 7.10de februwaarie 1864.
Liefe Jaanes!!!
As ik uwees Erst sach in het Kommeedies Pul, sei ik bei mein ijge das de man diek Hebbe mot. Vant ik foelden Oppeens dadt me gelukk er fan afhink ennen gefoel in me boessem dar ik mein gein reikenskap fan geive kon - En ik sij teugens mie fan prevester Koo-Bet das de jonge sei ik die me Leik ent Wat sijse ik' kenner wel die also knab binne sijse dan die dar En so sein we teens datwe op dad punt verskille fan menig en we satte in 't fenster en 't skeelden niet feul of we ware druit gefalle Liefe jaanes die nach heb ik geen 10 minuute geslaape en vatter meer opankompt, ik pin me neetlust kweid en wor al magerderder en maagerderder en asje me sag sou je meede Leiden mit me heppe en trein de kartelechster sei me nix soume hellepe sijse assen man.
Ik heb lang gedoch off ik je wel sou durrefen screive Vant sij ik jaanes sel denkke dassen astranteregge mijt mar dar 't nou fant jar Skrikkeljar is so Gaan ik me te waag. Vat dann ook vel 't weisten is as me sen Leeven lank geen nouwe Vreister vil sterfe so me liefe jaanes uwees ommen meijssie verleege bent bei geprek van beeter of slegter dan ik is 't nou je teit denk niet minn fan me omdadt ik deusen stapp doe.
Verprant assieblief dese briev asjem gleesen heef en ver- | |
| |
ekskeseer de flekke as die sein veroorsaak dor me traane waarmede verblijve mittet hard nit mitte penn
Lieve Jaanes
uwe tod
de doot getrouwe
jans jeweetwel.
Bosch-Crip-tim.
Anstande Sundach is men Uitgansdach ik sel weise op de Oek fan de Ooch-lang se-Kerk Presys kertier Oover seuwene.
| |
| |
Om tot de orthografie terug te keeren, zoo hebben wij daarbij 't eerst te doen met de letters.
Men heeft onderscheidene soorten van letters, als:
Schrijfletters.
Drukletters.
Roode letters.
Aanm. Deze laatste zijn oorspronkelijk uit Haarlem, overeenkomstig het bekende rijmpje:
Oud Haarlem blijft, in spijt van Duitsche ketters,
De bakermat van roode en zwarte letters.
en de echte zijn ook alleen te Haarlem, in den ‘Gulden letterberg,’ te bekomen.
Chokolaad-letters,
Sinter-Niklaas- of Banket-letters, enz. enz.
aan welke laatste drie soorten voor 't oogenblik mijn jongere
| |
| |
lezers, even als de alias op het prentje, wel de voorkeur zullen geven.
De letters of letterteekens van het alfabet of a-b-c zijn de zichtbare teekens of vertegenwoordigers der klanken. Men zou daarom het alfabet kunnen noemen: ‘het gemeenebest der letters,’ wel te onderscheiden van ‘dat der letteren,’ waarover bij gelegenheid nader.
Die letters zijn zes-en-twintig in getal: en al moge de Heer G. Kuyper Hz. ook op blz. 3 zijner Spraakleer beweeren, dat dit nog vier te veel is, naar onze bescheidene meening behoorden er wel zes-en-twintig maal zoo veel te zijn; wij moeten voorloopig ons echter met den bestaanden voorraad behelpen. Om u, lieve lezer, die letters in 't geheugen te prenten, en tevens uw wetenschappelijke kennis te vermeerderen, had ik eerst gedacht, aan ieder daarvan een versregel vast te hechten, die u een belangrijk feit uit onze geschiedenis op een smakelijke wijze herinnerde. Doch onze uitgevers hebben zich hiertegen verzet, voorwendende, dat men hier te lande de geschiedenis niet anders dan droog behandeld wilde hebben: - wat zeker de reden is, waarom de meeste jonge lieden er zoo bitter weinig, en de meeste bejaarde lieden er zoo veel als niets van weten. - Wij hebben daarom in 's Hemels naam ons maar getroost de stof voor onze rijmpjes te ontleenen aan de oude fabelleer: het kan toch voor velen van belang geächt worden, daar niet geheel onkundig in te zijn: 't mocht hun anders gaan als met sommige heeren, die nog wel toongevers heeten in de letterkunde, en van de Grieksche en Latijnsche Oudheid met dezelfde verachting spreken als de vos van de druiven, die hem te hoog hingen.
| |
| |
A is Apollo, die Python verwon:
B staat voor Bacchus, te paard op zijn ton:
C is vrouw Ceres, godin van het graan:
D is Diana, die schijnt ook als Maan:
E is Euterpe, die speelt op de fluit:
F juffrouw Flora, getooid als een bruid:
G Ganymedes, de page der Goôn:
H blonde Hebe, hun schenkster zoo schoon.
I duistere Izis, heel deftig en stijf:
J gramme Juno, dat spijtige wijf.
K toont u Kadmus, dien strijder, zoo kloek:
L is Leander, die zwom als een snoek:
M is Minerva, zoo wijs en pedant:
N is Neptuin, met zijn vork in de hand:
O is Orion, zoo grimmig en fel:
P zwarte Pluto, de koning der hel.
Q is Quirinus, die Rome bewoont:
R moeder Rea, met torens gekroond:
S is Sirene, die zangster, zoo valsch:
T Terpsichoor, de godin van den wals:
U is Ulysses, zoo leep en zoo gouw:
V is Vulkanus, of Venus, zijn vrouw:
W... och! ik weet niet; het is Wat men Wil.
X is Xantippe, dat wijf vol bedril.
Y was bij de ouden geheel niet bekend.
Z is Zoïel: - de kritiek hoort aan 't end.
De letters worden onderscheiden in klinkers of ‘vokalen’ en medeklinkers of ‘konsonanten.’
De klinkers hebben het voorrecht, ieder op zich zelf te kunnen worden uitgesproken, zonder behulp van andere letters. Zij maken als 't ware de onafhankelijke leden van het alfabet uit, en, even als de onafhankelijke leden in de meeste vergaderingen, hebben zij verre weg de minderheid.
| |
| |
Aanm. De klinkers zijn vermoedelijk dus genoemd, om dat zij de grondstof leveren tot den bouw der spraak, even als de steenen klinkers tot den bouw van een huis; terwijl de medeklinkers de kalk of het cement zijn, dienende tot samenvoeging.
De klinkers, voor zoo verre zij namelijk in 't alfabet voorkomen, zijn niet meer dan zes: a, e, i, o, u, y.
Een jongen, die met de klinkers weet om te springen.
Dagbladschrijvers en huisschilders voegen er nog een zevende bij, te weten, de dubbele i of ij, die zij ook wel met de y schijnen te verwarren; althans wij lezen in koeranten en op uithangborden: van Zuijlen, van Heijden, Montignij, Percij, Heijnsius, Verweij, Lijon, de Mornij en dergelijke onmogelijkheden meer, in plaats van v. Zuylen, v. Heyden enz.
Een medeklinker is een klank, die, zoo lang hij op zich zelf staat, even als een oude vrijer, nergens toe dient en met
| |
| |
zijn figuur verlegen is. Hij kan niet goed gehoord worden zonder behulp van een klinker, en dan nog heeft de klinker het voornaamste aandeel in het voortgebrachte geluid.
Daarom zegt men van iemand, wiens stem in een vergadering vrij wat invloed heeft: ‘hij is een vokaal.’
De samenvoeging van vokalen en konsonanten wordt ook wel bij een echtverbintenis vergeleken, en dan is doorgaans de vrouw de vokaal.
Hierin echter onderscheiden zich de vokalen van de vrouwen, dat er naar evenredigheid vele stomme vokalen in de woorden voorkomen; terwijl men in de gewone samenleving niet dan bij uitzondering een vrouw of juffrouw aantreft, die stom is.
Met behulp der 26 letterteekens, die wij bezitten, schrijven wij die klanken, waarvoor wij geen afzonderlijke teekens hebben, en zoo verkrijgen wij de klinkers:
1o. ae, als in vaers, waereld, paerel.
2o. ai, als in hair.
3o. aai, als in saai, gelijk mijn jeugdige lezers deze lijst wel zullen vinden, eer zij aan 't end zijn,
4o. au of auw, als in dauw, paus.
5o. aau of aauw, als in flaauw, gaauw, wat niet rijmt op kou of rouw. De heeren De Vries en Te Winkel erkennen de aauw alleen in
6o. ei, als in heir, meir.
7o. ei of ey, als in meid, gekheid, Leyden.
8o. eu, als in deur, kleuter.
9o. eeu of eeuw, als in leeuw, geeuwen - stel dat uit.
10o. ie, als in Mie, dier, schieten.
| |
| |
11o. ieu of ieuw, als in nieuw, gelijk wij vertrouwen, dat onze leermethode algemeen zal gevonden worden.
12o. ij (of eigentlijk ii), als in bijt, schijn.
13o. oe, als in koe, snoepen.
14o. oei, als in foei, moei - welk laatste de kinderen doorgaans beweeren te zijn, zoo dra het leeren hen verveelt.
15o. oi, als in oir (afkomeling), doir (van een ei).
16o. ooi, als in fooi, mooi - gelijk dit boek.
17o. ou, als in bout, kous, trouwen.
18o. ui, als in kuit, struif, kluiven.
19o. ang, als in bang, vangen.
20o. eng, als in kreng, engel.
21o. ing, als in ring, zingen.
22o. ong, als in tong, gesprongen.
23o. ung, als in klungelen.
Aanm. De klinkers, van 19 tot 23 vermeld, worden neusvokalen geheeten, om dat men ze niet kan laten hooren, zonder er den neus bij op te trekken en een viesch gezicht te zetten.
Voorts de medeklinkers:
24o. ch, als in ach! doch, lachen.
Aanm. Voorzangers plaatsen de ch ook in 't begin van een woord of lettergreep, en schrijven Christen, Chrestomathie, lig-chaam, kag-chel (in plaats van Kristen, Krestomathie, lich-aam, kach-el); wat bij 't uitspreken een allerafschuwelijkst gerog-chel verwekt.
25o. dj, als in djerrid, plantaadje, Madjaren,
26o. sj, stj of schj, als in sjerp, sjouwen. sjaal, meisje, kastje, vischje.
Aanm. Een dozijn, meer of min, van de hier opgegeven klanken zult gij in de leesboekjes van wijlen prinsen, zoowel als in de Spraakleeren van Prof. brill of den heer kuyper (om van andere werken van dien aard niet te spreken) vruchteloos zoeken: of zij ze met opzet dan bij ongeluk niet hebben genoemd durven wij niet beslissen. Wij zeggen dit geenszins om lof in te oogsten wegens de meerdere volledigheid van ons boek; immers zult gij, lieve lezer, in de genoemde werkjes weêr een menigte wetenswaardige zaken vinden, die in het onze niet voorkomen: eensdeels, om dat gemelde zaken misschien zeer nuttig, maar volstrekt niet vermakelijk zijn, anderdeels, om dat wij aan 't debiet
| |
| |
dier werkjes geen afbreuk willen doen, door ze na te drukken of na te volgen, maar integendeel bij den lezer den zucht willen opwekkcn, ze te koopen, ter opheldering en aanvulling van het onze.
Nog een paar opmerkingen betreffende de klinkers en medeklinkers.
Niet zelden worden klinkers, in de uitspraak, op eene vrij kluchtige wijze met andere klinkers verwisseld, in spijt van de - rijkswetten, had ik bijna gezeid; maar ik meen, van de - taalwetten, waarmede die andere niets gemeens hebben.
Zoo hoort men b.v.:
‘Deuze jongen hettet gedaan.’
| |
| |
‘Hij is van geune zij gekomen.’
‘'t Is de weizentlijke waarheid.’
Wat de medeklinkers betreft, zoo valt omtrent de n en de x op te merken, dat zij, meer dan eenige andere, op zich zelve gebezigd worden, en wel, de eerste om zoo veel uit te drukken als ‘wie’ of ‘wat je maar wilt,’ b.v. als ik zeg:
‘De Heer N. is met de noorderzon vertrokken’, of
‘Dat getal staat in de nde macht,’
dan kunt gij, voor de Heer N, lezen: ‘de Heer van Pingelen, van Belleflam, Klungelaar,’ of welke andere goede kennis gij in de plaats van die letter verkiest te stellen: en
De onbekende.
| |
| |
in het 2de voorbeeld, het opgegeven getal zoo dikwijls met zich zelf vermenigvuldigen als u goeddunkt.
De X. daar-en-tegen is altijd een persoon of een cijfer, dat gezocht moet worden, even als bij 't schuilhoekje spelen, en heet daarom dan ook doorgaans de onbekende, even als Meinau, in Menschenhaat en Berouw. (Zie ommezijde).
In de dagbladen worden dagelijks gevraagd Juffrouwen ‘van de P.G.’: - wat natuurlijk beteekent ‘van de Pokken Geschonden.’ De voorkeur, aan de zoodanige gegeven, laat zich doorgaans verklaren uit de omstandigheid, dat er een groote zoon in huis is, of dat Mevrouw wat jaloersch valt.
Ten opzichte der S mogen wij niet verzwijgen, dat daarvoor vroeger twee verschillende letterteekens werden gebezigd: het eene, de f, ofschoon staart-es geheeten, werd aan 't begin van een lettergreep geplaatst, het andere, de s, sloot het hek. In 't begin dezer eeuw raakten de staarten uit de mode en zoo ook de staart-es, wat ten gevolge heeft gehad, dat men nu dikwijls niet weet, of de s aan 't begin of aan 't einde van een lettergreep staat, en zich diensvolgens in de uitspraak van 't woord deerlijk vergissen kan.
Wie kan nu b.v. weten of hij St. Michiels-Ges-tel moet zeggen, dan wel St. Michiels-Ge-stel?
Het zoû hier de plaats zijn, een geleerd betoog te schrijven over de menschelijke stem, over de kunst, waarmede mond, keel, lip, tanden en neus bewerktuigd zijn om geluiden voort te brengen en te wijzigen, en over de manier, waarop men 't moet aanleggen om deze of gene letter uit te spreken; maar dewijl wij dan genoodzaakt zouden zijn, u de keel binnen te leiden, zouden wij vreezen, er in te blijven steken, en ware dit in allen gevalle de weg niet om u te vermaken.
| |
| |
Wij verwijzen u dus te dien opzichte liever naar de werken, waarin die onderwerpen opzettelijk behandeld zijn, als, naar genoemde Spraakleeren, of naar molières Bourgeois Gentilhomme, en vergenoegen ons, op eenige bijzondere geluiden, waarvan in die werken geen notitie genomen is, uw opmerkzaamheid te vestigen.
Hm! in het begin van een redevoering of toespraak, is een geluid, dat nu en dan een zeer vermakelijke werking doet. Ook kan het zeer gepast worden aangewend, wanneer men op een gedane vraag niet dadelijk uitsluitsel wil geven of zijn meening aangaande eenig onderwerp niet wil blootleggen, en men geen snuifdoos bij de hand heeft, of 't niet fatsoenlijk vindt, op zijn nagels te bijten.
De geluiden, voortgebracht door een kind, dat nog niet gespeend is, zijn doorgaans zeer eigenaardig; maar ongelukkig heel moeilijk te spellen.
Gebrom, gemompel, gegrom, gemurmel, gefluit enz., zijn zeer aangename begaafdheden; doch mede bezwaarlijk in letterteekens terug te geven.
Te ‘breien,’ en b.v. te zeggen:
De kat die klabt de klullen van de tlap
wordt door sommigen als zeer bevallig, door anderen als ondragelijk aangemerkt. Even zoo is het gelegen met het ‘ratelen,’ als b.v.
En brrrak ze brrrrullende op met grrrrooten overrrmoed,
Stotteren kan somtijds iets zeer eigenaardigs hebben.
Met te murmelen of te sissen kan men een gesprek zeer cierlijk afwisselen. Te kraaien als een haan, te balken als een ezel, te kwaken als een gans, te krassen als een uil, zijn stembuigingen, die in den regel als hoogst vermakelijk beschouwd worden.
| |
| |
Maar van al de klanken, die aan 's menschen mond ontsnappen, zijn er stellig geene, die prettiger klinken dan
ha! ha! ha! - ho! ho! ho! - hu! hu! hu!
|
|