De uithangteekens. In verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen)
(1867-1869)–Jan ter Gouw, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrijin verband met geschiedenis en volksleven beschouwd
[pagina 400]
| |
Tweede hoofdstuk.
| |
[pagina 401]
| |
ver achter den rug en 't Huis ter Vraag nog bij lange na niet in 't vizier had, en den mannen de rand van den hoed regende, terwijl de vrouwen met de japon over 't hoofd liepen en ‘geen droogen draad meer aan 't lijf hadden,’ en allen morden en jammerden, - viel daar hun oog onverwacht op het groene hek van een weiland, waarop met witte letters 't Is niet anders te lezen stond, en op eens maakte een schaterlach zich van 't natte troepje meester, en de verloren opgeruimdheid was teruggekeerd. Een andere spreuk, die men dikwijls aantreft, is: Na lijden komt verblijden. Reeds in 1574, tijdens het beleg van Leiden, had men er dit rijmpje bij gemaakt: Quam door Lijden geen Verblijden.
So was Lijden groot verdriet;
Maer door Lijden komt Verblijden,
Daerom acht ik Lijden nietGa naar voetnoot1).
Op het venster van een herberg tusschen Wageningen en de Grebbe leest men de zelfde spreuk, en daaromtrent is ons het volgende medegedeeldGa naar voetnoot2). Bij de doorbraak op 5 Maart 1855 werd het huisje, dat hier vroeger stond, door het ijs vernield en de bewoner in armoede gedompeld. Toen hij zich tot de Kommissie wendde en om onderstand vroeg, ontving hij den raad, maar op de deur van zijn noodschuurtje te schrijven: Na lijden komt verblijden. De man deed het en vond de spreuk bewaarheid; en daarom leest men die nog aan 't herbouwde huis. Vele dier spreuken hebben betrekking tot den arbeid en de welvaart der nering. Klein van begin schreef een Drentenaar onder Ruinen en hoopte natuurlijk, dat zijn klein begin groot zou worden. Wie weet nog hoe? schreef een boer in de Wijde Wormer en verzweeg de rest, die dus ieder naar eigen verkiezing mocht aanvullen. Zijn buurman wou toonen, hoe druk hij 't had, en schreef: Wij loopen de dingen na, en een derde, die zeggen wilde, ‘of jij 't niet weet, en of jij loopt, 't komt al op 't zelfde neêr,’ schreef zeer lakoniek: Alles gelijk. Een Haarlemmermeerder leeft Op hoop van zegen, en een ander, die zijn meening nog duidelijker wou zeggen, Op hoop van beter. Onvermoeid vooruit, zegt een derde, en daartoe is 't noodig, volgens een vierde, Alles op zijn tijd te doen, en, zegt een vijfde, 't Oog omhoog. Maar een zesde valt er zeer materialistisch tusschen met zijn Pas op de kleintjes. 't Oude Delfische Ken u zelven wordt ook onnoemelijke malen den voorbijganger voorgehouden, en soms levert een buurman daarvan een tegenhanger in 't oud-Hollandsche Yder gek heeft zijn gebrek. Ook de spreuken: Als God met ons is, wie zal tegen ons zijn? - Vrede zij met u. - Liefde is 't fondament. - Bid en Werk, en meer dergelijke, komen op verschil- | |
[pagina 402]
| |
lende plaatsen voor. Niet altijd zomer staat, voor wie dat niet weten mocht, bij Middelburg te lezen; Vrede geeft zegen op Schouwen; Altoos dankbaar bij Overmeer aan de Vecht; Al beter te Alfen; Altijd zorg bij Diemerbrug; Doe wel en zie niet om, te Schermer; Geduld overwint bij Schermerhorn; Oog in al bij Utrecht aan den Rijn, enz. 't Oude Hoop doet leven komt nog op menig winkeluithangbord en op menigen scheepsboeg voor. Elk weird hem (‘elk weert zich, elk doet zijn best’) komt in Vlaanderen meermalen voor, en even zoo: Minst moeyens bestGa naar voetnoot1). Te Emden staan nog vele echt oud-Hollandsche huizen met fraaie uithangborden en opschriften: dat deze laatste echter niet allen even verstaanbaar zijn, blijkt uit het volgende, dat in een achterstraat boven een gebeeldhouwd poortje van hoogen ouderdom staat:
Elckseupsichsulve.
Uit deze letters, die allen aaneen geschreven zijn, moet men lezen: ‘Elk zie op zich zelven.’Ga naar voetnoot2)
Het oude: Van daag voor geld, morgen voor niet komt in 't oneindige voor, ook, als wij gezien hebben, in rijmen ingevlochten; en buiten 's lands kent men 't insgelijks, en talrijk zijn ook daar de waarschuwingen, tot slechte betalers gericht. In Engeland luidt het: Betaal van daag, en morgen zal ik borgen; of er staat een graftombe op 't uithangbord geschilderd met het opschrift: Gewijd aan de nagedachtenis van goed vertrouwen, dat hard streed met bedrog en sneuvelde onder Generaal slechte betaling. In Frankrijk is 't: Krediet is door de slechte betalers vermoord. In Italiën ziet men, onder een Haan: Wanneer dit Haantje kraait, zal ik krediet verleenen. Ja bij de Sinezen huldigt men een gelijke leer en leest men, voor elken winkel, in dik vergulde letters op zwart verlakte borden, nevens het bedrijf van den koopman, opmerkingen als de navolgende: Babbelen en lang zitten zijn twee dingen, die 't afdoen van zaken belemmeren. En de laatste waarschuwing vond men reeds bij de Ouden. Te Pompeji las men: Eme et habebis; dat is, in Hollandsch rijm: Kom vrij halen;
Maar betalen!
Want dikwijls werd de spreuk, die men aan luifel of gevel wilde uithangen, in den vorm van een rijmpje gegoten. Die rijmlustigheid onzer | |
[pagina 403]
| |
natie is bekend, en nog ontvangt men er telkens de bewijzen van wanneer er giften na watersnood of bij andere groote rampen verstrekt worden. Maar nog meer dan onder de spreuken zijn er onder de rijmpjes altijd vele geweest, die tot in 't oneindige herhaald werden, om de eenvoudige reden, dat vroeger zoowel als thans het papegaaien-ras onder de menschen zeer talrijk was. Zie hier een tiental van die papegaairijmen: Oost west,
T'huis best.
Aan Gods zegen
Is 't al gelegen.
Mijn lot
Weet God.
De mensch wikt
En God beschikt.
Zelden tijd,
Zonder strijd.
Niets bij geval,
God doet het al.
Gods segen behouwen,
Heeft mij doen bouwen.
De segen komt van Godt,
De gunst van goede menschen.
Den hemel tot ons lot,
Wie sou er niet na wenschen?
Wie tegen regt en rede strijt,
Raakt veeltijts gelt en eere quijt.
Seght niemant uw gesint,
Of uwer siels gedenken,
Die heden is uw vrint,
Die kan u morgen krenken.
Het oude ruit hora staat, al sedert meer dan twee eeuwen, verduitscht op een pakhuisdeur op de Heerengracht bij de Brouwersgracht, en mogelijk nog op veel meer plaatsen: Mijn glas
Loopt ras.
En in de Goudsbloemsstraat heet het: Met iver en vlijt
Passeert onse tijt.
Te Rotterdam op den Binnenweg: Terwijl een Maassluiser wat over geduld filosofeerde: Die lijd En siet Doet strijt Te niet.
De Latijnsche spreuken, die op onze gevels het talrijkst voorkomen, zijn: Soli Deo Gloria en Si Deus pro nobis, quis contra nos. Het Hollandsche Ken u zelven komt te 's Gravenhage in de Pastoorswarande op een steen van 1615 in 't Latijn voor als Nosce te ipsum, met de bijvoeging: Patientie verwint Lijden; terwijl Onderzoek u zelven op de Heerengracht te Amsterdam teruggegeven wordt door Tecum habita. Ook Nulla certa domus, Ora et labora, Pax intrantibus en Favente Deo, komen meermalen voor. |
|