De uithangteekens. In verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen)
(1867-1869)–Jan ter Gouw, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrijin verband met geschiedenis en volksleven beschouwd
[pagina 310]
| |
Vijfde hoofdstuk
| |
[pagina 311]
| |
holland heeft men een Domzigt, wat natuurlijk den Dom van Utrecht geldt, en een optrekje aan den Buiten-Amstel bij Amsterdam heet Slotzigt, omdat men er van de bovenkamer het Muiderslot in 't oog kan krijgen. Zeilzigt komt aan 't Noordhollandsch kanaal bij Alkmaar voor en Kooizigt op Voorne, om 't riante uitzicht op een eendekooi. Toen nog de Zuiderzee wat levendiger aanzien had dan tegenwoordig, en met gansche vlooten van Oostinje-, Straat-, Noords-, Oostzee- en Moskovievaarders en tallooze pleizierjachten bedekt was, toen vond men aan den Diemerdijk ook een Pampuszigt voor de Amsterdamsche wandelaars, die een zeeluchtje scheppen en zich in 't afwisselend schouwspel der zeilende schepen wilden verlustigen. De Lusten zijn van allerlei aard; maar 't eerst willen wij Lommerlust noemen, het buitentje bij Beverwijk, beroemd door 't verblijf van Wolff en Deken, die er Sara Burgerhart en Willem Leevend hebben geschreven. Andermaal verschijnen ons de namen van rivieren en meren (de droog-gemaakte niet uitgesloten) in verbinding met lust. Voorts honderdenJachtlusten, niet zelden met een jager, die juist een haas schiet; en nogmaals honderden Vischlusten, meestal met een hengelaartje, als hiernevens, dat buiten Gouda aan de Gouwe uithingGa naar voetnoot1); - ook wel Jacht- en Vischlust. Doch dit zijn (met Zeemanslust, dat zeldzaam buiten, maar gemeenlijk in de stad, boven een kroeg verschijnt) de eenige, die nog met afbeeldingen voorkomen, de overige zijn slechts namen. Bouwlust vonden wij ontelbare malen, soms vermeerderd tot Bouw- en Veelust, Bouw- en Weilust, Bouw- en Vlaslust (te Groote Lindt), ook Landbouwlust (op Schouwen bij Zonnemare), en Landmanslust (op Zuidbeveland bij 's Heerenhoek). Al de Vee-, Kweek-, Bosch-, Boom-, Land-, Tuin-, Zomer-, Mei-, Duin-, Plant-, Werk-, Vreden-, Rust-, Zee-, Meer-, Buiten-, Binnen- en Hoogerlusten op te tellen lust ons niet, wij willen slechts nog enkele andere voorbeelden noemen. In de Haarlemmermeer lazen wij Marialust. De vraag deed zich voor, of Maria lust in die bouwhoeve, of de bouwer lust in Maria had? Om zoodanige dubbelzinnigheid te vermijden, schreef een ander, aan de tegen- | |
[pagina 312]
| |
overgestelde zijde van den polder: Maria's lust. Ook andere samenstellingen kunnen dubbelzinnig schijnen. Als gij Gooilust voor een herberg leest, wil dat niet zeggen, dat de waard lust heeft, u de deur uit te gooien, maar integendeel, dat hij u uitnoodigt, zes weken bij hem te Bussem te logeeren. Vindt gij bij Maarsen Kooilust, dan is dat geen lust om te kooi te gaan, maar lust in de eendevangst. Grutterslust bij Purmerend is niet dubbelzinnig, maar een sprekende naam voor 't optrekje van een grutter; wat echter bij Vugt Notenlust beteekent is minder duidelijk; woont er iemand, die graag een nootje kraakt? woont er een komponist? of een kommentator? of is 't een samentrekking van Nood en Lust en 't devies van iemand, die, half gedwongen, zijn heil in de afzondering zoekt? - Even zoo is 't met Waslust - in de vorige eeuw een buitenplaats aan den Amstel. Doelde dat op de lust van den Heer Coman, die er woonde, om zich te wasschen? op die, welke zijn vrouw schepte in 't opmaken van de wasch; of was Coman een was fabrikant; of beteekende 't, dat hij lust vond in 't wassen der planten; of dat de lust zelf hier altijd waste? of was was hier een imperfectum? de navolgende verzen van een tijdgenoot van Feitama: O Waslust! schoon gezigt!
Heer Coman kan gerust hier zijnen adem halen,
Gij meugt op hem, en hij op uwe schoonheid pralen!
leeren ons niets. Het tegenovergestelde van lust is verdriet. Ook verdrieten werden uitgehangen; vooreerst negatief: Niemandsverdriet, wat zooveel zeggen wilde als ‘ieders lust’; en te Gent: Zonder Verdriet, 't geen men, ruim dertig jaar geleden, aldaar voor een bierkroeg las: In het Kelderken sonder verdriet
Van dage voor geld en morgen voor nietGa naar voetnoot1).
Maar ook pozitief: het Vrouwen-verdriet - voor de Bier- en Wijnhuizen, waar de mannen hun vermaak vonden en lieten ‘het wijf t'huis zitten kijken’, als Bernagie zegt. En Dat zijn geen Snijjers-jongens moet je weeten,
Maar wel fatsoenlijke lui, ja van de treffelijkste, die 'r Vrouwen vergeeten,
En wat nood was het, kwamen ze noch t'huis op behoorlijke tijd;
Maar neen, als men verliest is het te groote spijt;
Dan gaat het: geef revengie, geef revengie! ik moet mijn schâ weêr in zien te haalenGa naar voetnoot2).
Voor een bierhuis in de Slijkstraat las men: * In het Drukkers-welvaren en het Vrouwen-Verdriet,
Verkoopt men alderhande goet bier, van daag voor gelt, en morgen voor niet,
| |
[pagina 313]
| |
Te Rotterdam bij de Groote Kerk hing, bij een koopman in ragebollen en glazewasschers, het Spinneverdriet uit: * In het Spinneverdriet,
Hier maakt men schuijers, borstels en glasewassers van swijneveêren,
Die stuiven niet.
Dit zegt Thomasvaêr ook: 'k Schenk haar een bed met varkensveêren.
Wel hoe! wat 's dat? Wel lach je, nar?
't Is maklijk; want het stuift niet var.
Bij koperslagers hing somwijlen een bord uit, met koperen pannen en ander keukengerei beschilderd, en daaronder: het Maagdenverdriet, omdat de meiden het land aan al dat schuren hadden. |
|