De uithangteekens. In verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen)
(1867-1869)–Jan ter Gouw, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrijin verband met geschiedenis en volksleven beschouwd
[pagina 304]
| |
Vierde hoofdstuk.
| |
I.Geen Hof komt in ons land zoo veelvuldig vo als 't Hof van Holland. Reeds in 't begin van de 16de eeuw hing 't uit aan een voorname herberg op den Dam. Voorts vindt men het in alle Hollandsche steden, tot zelfs in Muiden en Naarden, en op vele dorpen; maar ook buiten 't oude Graafschap, b.v. te Bergen op Zoom en te Eindhoven, ja zelfs buiten 's lands, waar men Hollandsche reizigers verwacht. Op die plaatsen in Holland echter, waar vroeger een afzonderlijke Heer regeerde, vindt men een ander Hof; zoo te Vianen het Hof van Brederode, te Monster het Hof van PolanenGa naar voetnoot1). Ook 't Hof van Parijs en 't Hof van Brussel kwamen vroeger, misschien nog wel hier of daar, voor: 't eerste tot aanloksel voor de Franschen, die hier heenstroomden; 't laatste om de levendige handelsbetrekkingen tusschen Holland en Brabant; ja 't hing hier nog uit lang nadat het niet meer bestond, immers die stichting van Jan II werd in 1731 door brand vernield. 't Hof van Parijs hing o.a. uit bij een kleêremaker te Breda, die daarmede wilde aanduiden, dat hij naar de Fransche mode werkte: | |
[pagina 305]
| |
* In 't Koninklijke Hof en Lustplaats van Parijs,
Maakt men à la mode kleeren na iedereen zijn eys;
Doch zo de mensch nu ging als eerst in Adams tijen,
Wierd ik soldaat en had den drommel van het snijen.
Te Amsterdam in de Elandsstraat droeg tot voor een tiental jaren een smerige gang, die op een pleintje uitliep, den naam van 't Hof van Parijs: 't had, volgens de overlevering, dien naam van een uithangbord, dat daar in de 17de eeuw voor den ingang pronkte, om een herberg voor Fransche vluchtelingen aan te duiden. Maar in onze dagen was 't, wat vóór anderhalve eeuw Jan van Belle het Fransche Pad noemde, ‘een berucht dievennest.’ Het Hof van Brussel hing vroeger meest aan herbergen uit, maar, nu ruim 40 jaar geleden, ook aan een wafelhuis op den Heiligeweg, met dit rijmpje: In 't Hof van Brussel gaat men rusten,
En eten wafelen met lusten.
En nu men met lusten overal Beiersch bier drinkt, is 't Hof van Beieren in de mode gekomen. 't Hof van Arkel en 't Hof van Meurs, beiden te Arnhem in de 15de eeuwGa naar voetnoot1) hadden vermoedelijk eens een Heer van Arkel en een Graaf van Meurs gehuisvest. 't Hof van Vrieslant hing te Leeuwarden over de Kasteleinij uit, en de Canselaary van Vriesland staat gehouwen op een gevelsteen op den Nieuwendijk bij de Vrouwensteeg te Amsterdam; thans alleen met letters; doch ongetwijfeld stond der vroeger een afbeelding in den gevel van die Kanselarij, het grootste en schoonste antieke gebouw van Friesland, de vroegere zetel van 't Hof van dit gewest - in 1824 tot een gevangenhuis ingericht! - Nu vergadert het Hof dier Provincie in een soort van antieken witgepleisterden tempel in modernen timmermans-bouwstijl, dien men niet genaken kan zonder gevaar te loopen van om te waaien, en binnen welken men vergaat van de tocht. Omstreeks 1700 kookte, te Amsterdam op 't Rok-in, een Geldersche kok in 't Hof van Aarnem voor Geldersche reizigers een Geldersche pot; en drie eeuwen vroeger hing te Antwerpen in de Zirkstraat 't Hof van Antwerpen uit, ongetwijfeld het oude Hof der Hertogen van Neder-Lotharingen, uit het Huis van Ardenne. Aan dat oude Hof, dat toen nog in wezen, althans in herinnering was, had vermoedelijk ook de Hofstraat haar naam ontleendGa naar voetnoot2). Het Keizershof is nog steeds het deftigste logement in den Haag, waar de Leden der Eerste Kamer logeeren; ook elders vindt men dien naam, zoo aan manufaktuurwinkels als aan herbergen; in onzen tijd is ook het | |
[pagina 306]
| |
Koningshof daarnevens gekomen. Het Schuttershof, dat te Haarlem in de 17de eeuw uithing, was een andere naam voor ‘de Doelen’Ga naar voetnoot1). | |
II.Namen van Heerenhuizen - werkelijk bestaande of ingebeelde - hingen meest aan herbergen uit; evenwel ook aan burgerwoningen, en zelfs aan drukkerijen. Te Antwerpen ‘binnen die Camerpoorte’ hing 't Huys van Delft uit, in 't welk Henrick Eckert van Homberch, in 1498: ‘Dat Vaderboeck dat in den latijne is ghehieten Vitas patrii’ - in 1503: ‘D leven ons liefs heeren Jhesu Christi’ met houtsneden - en in 1512: ‘Den Wijngaert van Sinte Franciscus’ uitgaf. En de drukkerij van Hans van Roemundt of Romundt was in 't begin der 16de eeuw in 't Huys van Wachtendonck, dat ‘op die Lombaerden veste’ stond. In den Nederlandschen Stad- en Dorpbeschrijver vinden wij - te Pijnakker: het Huis ter Lucht, dat ook elders voorkwam, te Maasland: het Huis ter Hecht, te Loosduinen: het Huis te Halfwege, te Duivendrecht: het Huis de HoopGa naar voetnoot2), te Diemerbrug: het Huis te Rust, te Wassenaar: het Huis den Deyl, te Rhoon: het Huis te Rhoon - als herbergen genoemd. 't Huis te Bijweg en 't Huis te Rust leest men voor hofsteden onder Bennebroek. 't Huis ter Hart tusschen Amsterdam en Haarlem was reeds in 't begin der 16de eeuw en zeker al vroeger bekend en voerde een hert in den gevel, als voormalig jachthuis van de Heeren van Polanen. Ja volgens Domselaer zou daar zelfs eens een hert gevangen zijn - vermoedelijk was het arme dier verdwaald, en vond het tusschen Y en Spieringmeer geen uitweg. - 't Huis in 't Veld vindt men bij Heteren, en te Hoorn, op een gevelsteen, 't Huis te StaverenGa naar voetnoot3). Nog in onzen tijd was 't Huis ter Vraag een buitenplaats aan den Sloterweg, die reeds vóór 1650 bestond; en toen las men voor een boerderij, die er nevens gelegen was, dit zonderling opschrift: * Kees Komenaal brengt altijt zijn gras aan de Regulierspoort en hij melkt zijn koeyen,
Daarom moet Trijn Jurriaans met haar karremelk altijt naar stee roeyen.
Zij hadden alzoo 't werk verdeeld en 't beiden druk: 't was daar naar 't oude spreekwoord: ‘help vrouw! help man! help al wie helpen kan,’ - en zij wilden 't wel weten. Maar toch lost dat de vraag niet op naar den oorsprong van dien naam het Huis ter Vraag? - Een overlevering verhaalt, dat, toen Amsterdam nog Spaansch was, een spion der Geuzen, die | |
[pagina 307]
| |
een aanslag op de stad in den zin hadden, hier naar den weg kwam vragen - wat achterdocht wekte en het ontwerp verijdelde. 't Huis ten Halve vindt men bij Veere, bij Vugt, bij Hoeven, enz. Wil 't zeggen, dat het maar voor de helft aan den bewoner behoorde? dat het maar half was afgebouwd? of, dat het den eigenaar maar half voldeed, en hij 't nog eens zoo groot wenschte? zegge 't wie 't kan. Te Amsterdam stond op de Brouwersgracht bij de Keizersgracht 't Huys d' Popta, en denzelfden naam leest men nog voor een pakhuis op de Brouwersgracht bij de Driehoekstraat; de bouwheer was de koopman Hendrik Jacobsz. PoptaGa naar voetnoot1), kort voor 't midden der 17de eeuw. 't Noemen van een huis naar zijn eigen geslachtnaam was destijds zeer gebruikelijk. Op gelijke wijze had men, op den Fluweelenburgwal, 't Huys Oosterwijck, waar in 1704 de koopman Jacob van Oosterwijck woonde, en het Huis Beaumont te DordrechtGa naar voetnoot2) naar een geslacht van dien naam, dat reeds in de 15de eeuw te dier stede bloeide. Ook 't Huys te Boede, dat nog te Amsterdam op de Heerengracht bij de Romeinsarmssteeg boven in een gevel te lezen staat, heet wellicht zoo naar den stichter. 't Huis te Bot stond in 't midden der 17de eeuw buiten de St. AntoniespoortGa naar voetnoot3). 't Huis in 't Bos hing te Rotterdam aan een kroeg uit, in den Patriotschen tijd, en men ziet het afgebeeld op een schilderij van Ch. Rochussen in de historische galerij van den Heer De Vos, voorstellende Kaat Mossel, die de vrijkorporisten uitlacht. Op 't bord staat in een ovaaltje een huis tusschen twee boomen; ter weêrskanten: vry-wyn en daaronder: 't huis in 't bos. En te Amsterdam was het Huis in 't Bosch een ‘liefhebberij-komedie’ in de Weesperkerkstraat, die in 1844 afbranddeGa naar voetnoot4). 't Hooger- en Lagerhuis, dat zich te Londen zoo grootsch aan den Teems verheft en zoo vele millioenen gekost heeft, hebben wij ook te Amsterdam nog gekend - als een aansprekerskroeg. | |
III.Namen, ontleend aan 't bedrijf en samengesteld met huis, vindt men in menigte. Thans is 't woord Verkoophuis in zwang - waarschijnlijk om | |
[pagina 308]
| |
dat het tevens alles en niets zegt. Vroeger hadden zulke samenstellingen althans een beteekenis. In 't Baaihuis kon men om baai te recht: in 't Kinderhuis om kindergoed, 't Moffenhuis was een bontwinkel; 't Wafelhuis, 't Bankethuis, 't Spekhuis, 't Garenhuis leverden op wat de naam aanduidde. Op een bord waar 't laatste uithing las men, voor wie nog twijfelde: * Hier in 't Wit Garenhuis verkoopt men garen om te naaijen,
Tot speldewerken is 't meê goet, en ook om kousen van te braaijen.
Wat het Huis van Overvloed betreft, dat in de vorige eeuw wel bij kruideniers, komenijhouders en uitdragers uithing, 't was een prozaïsche modernizeering van den ouden Hoorn van Overvloed, die op het uithangbord en beau désordre alles te zien gaf wat binnen te koop was: - maar 't Huis van Overvloed vorderde enkel letters, geen schilderij. In 1704 hing op de Prinsengracht 't Goude Leerhuys uit: te Dordrecht vindt men nog op een gevelsteen in wijk D no. 699 het Oude Gildehuys, in de Voorstraat het Cramershuis en aan de Tolbrug het Kuipershuis. In de nabijheid der ligplaats van schepen leest men ook doorgaans voor deze of gene herberg: Schippershuis, soms zelfs vindt men dien titel aan deftige logementen. Wij wezen reeds meer dan eens op den tegenzin, dien onze natie heeft, ergens ‘op een droogje te zitten.’ Daarom ten onzent koffiekamers in de schouwburgen en in de vergaderplaatsen der Staten-Generaal: daarom kapelletjes rondom de kerken en de stadhuizen, en daarom ook van ouds op de dorpen, het Rechthuis en de herberg in één lokaal vereenigd. Schout en Schepenen moesten van tijd tot tijd de keel toch eens smeeren en de boeren zouden niet hebben willen trouwen of ter te-rechtzitting verschijnen, waar ze geen borrel konnen krijgen. Zoo was dan, weleer op alle, in 't begin dezer eeuw op de meeste, en nog op vele dorpen, het Rechthuis de voornaamste herberg. Het Tolhuis kwam insgelijks veel voor; want de tolgaarder wilde gaarne aan wie tol betaalde nog wat extraas verdienen. Twee tolhuizen zijn vooral bekend: dat tegen over Amsterdam, waar omstreeks 1770 een mooie koepel of ‘tuynhuys’ werd gebouwd, omdat het druk bezocht werd om ‘'t schoon gesigt van 't Ye,’ - en dat aan den Rijn, vermaard in 's Lands historie, zoo omdat zich Prins Maurits er in 1598 en 1599 door wakkere daden onderscheidde, als omdat Lodewijk XIV er in 1672 door zijn grootheid aan den oever vastgeklonken zat, immers volgens Boileau. Op sommige plaatsen bleef de naam van een opgeheven tol op het uithangbord der herberg voortleven, als: de Oude Tol te Voorburg, te Tedingerbroek, enz.Ga naar voetnoot1). | |
[pagina 309]
| |
Nog talrijker dan het Tolhuis, komt het Veerhuis voor, maar 't is onnoodig er over uit te weidenGa naar voetnoot1). Eindelijk behoort tot de huis-namen nog die van Koffijhuis, een naam, die met alle bedenkelijke adjektieven, vooral aan natiën of steden ontleend, wordt opgesmukt. Zelfs in Limburg, onder de gemeente Maasbracht, nabij den Roermonder straatweg, treft men het Amsterdamsche Koffijhuis aan, en de Nederlander, die met de boot naar Londen is gegaan, en, na uit den beestenstal, die aan Catherine-Docks voor bureau der douanen doorgaat, te zijn verlost, den Tower omrijdt, is zeer verbaasd, op het eerste bord, 't welk zijn oogen treft, te lezen: het Noord-Hollandsche Koffijhuis. Nu ten slotte de gouden en gekleurde Huizen. Die in goud zijn hier te lande zeldzaam; toch vermeldt Starter een Gouden Huis in eene zijner kluchten, ‘de Advocaat en de Boer.’ Maar al wie te Parijs geweest is kent la Maison Dorée, dat haar naam met dubbel recht draagt, dewijl het van buiten verguld is, en niemand er ooit ging eten, die er niet een of meer goudstukken zitten liet. - Wat gekleurde huizen betreft, die kan men hier meer vinden: 't Swarte Huis was een herberg aan den Amstel, waar verkoopingen van vee gehouden werden, b.v., den 12den Mei 1688, ‘een partij sware Schoonsse ossen; eerst uit zee (van Schonen) aangekomen.’ 't Blaauwhuys stond op de Heerengracht bij de Hartenstraat, en, wat verder op dezelfde gracht, had men 't Kleyn Blauhuys, beiden in 't begin der 17de eeuw gebouwd. Te Dordrecht in de Wijnstraat heeft men de Blaauwe Gevel; elders Groene en Roode huizen, bruine winkels, enz.Ga naar voetnoot2). |
|