De uithangteekens. In verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen)
(1867-1869)–Jan ter Gouw, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrijin verband met geschiedenis en volksleven beschouwd
[pagina 280]
| |
Zesde boek.
| |
[pagina 281]
| |
die er wonen kwam, en die naam werd zelfs zijn geslachtnaam, zoodat wij aldaar nog in 't laatst der 17de eeuw een ‘Maria van Bourgonje’ aantreffen, toen reeds een ‘bejaerde dochter, suster en erfgenaame van Dr. Gerardus van Bourgonje.’ Zij verkocht het huis in 1681 aan den Oud-Schepen en Raad Jean Appelman, die er naast woondeGa naar voetnoot1). Zoo zal het ook wel een Zutfenaar geweest zijn, die in de Runstraat de Stadt Zutphen zoo groot en fraai op een gevelsteen deed houwen; gelijk een Edammer te Naarden de Stad Edam in haar zestiende-eeuwsche gedaante, omringd met een hoogen muur en waltorens, zeer uitvoerig beitelen liet, om er meê in zijn gevel te pronken. Een Arnhemmer, die te Amsterdam een linnenwinkel opzette, hing Arnhem uit en schreef er onder: * In Arnhem aan den Rijn
Verkoopt men linnen, grof en fijn,
Kanten, hemden en katoen,
Voor die 't heeft van doen.
Zoo een Keulenaar, die te Gouda een zalmwinkel had opgezet: * Dit is in Keulen, in het Duitsche land.
Hier verkoopt men Moscovische gerookte Zalm en gezoute naar advenant.
Nog eenige voorbeelden van uithangteekens dezer soort noemen wij hier op. Eilanden. 't Eiland Malta hing in 't laatst der 17de eeuw op 't Cingel uit, 't Eiland Terschelling aan een scheepstimmerwerf op 't Bickers-eiland, 't Eiland Wieringen hangt nog op 't Hekelveld uitGa naar voetnoot2). Steden. Een gevelsteen op de Heerengracht aan den hoek der Gast-huismolensteeg, die meer dan derd'halve eeuw oud is, geeft ons nog een uitvoerige afbeelding van de Wyck tot Maestricht. Wijck bij Duurstede komt nog in de St. Nikolaasstraat voor; de Stadt Sluys op den Haarlemmerdijk bij de Binnen-Dommersstraat, waar men de schepen nog varen ziet in 't Zwin, waar nu de landman oogst; de Stad Benthem te Leeuwarden, terwijl Tilburg, toen nog een dorp, maar reeds vermaard om zijne uitgestrektheid en welvaart, te Rotterdam uithing, met dit dichterlijk bijschrift: | |
[pagina 282]
| |
* In Tilburg wijd en groot,
Zijn Ballen en koehair te koop.
Gorinchem hing in 1550 te 's Gravenhage uit aan 't huis der Jonkvrouw van Persijn, bij wie de Afgevaardigden van Amsterdam logeerden; Doornik in de Warmoesstraat over de Papenbrugssteeg, aan 't huis, waar in 1573 Ducdalf zijn verblijf hield en ‘alwaar hy ook banckeroet speelde’Ga naar voetnoot1). Nog vindt men in dat huis belangwekkende oudheden, bestaande in snijwerk aan de balken op den zolder, dat de Graven van Holland uit de Huizen van Beyeren, Bourgondiën en Oostenrijk voorsteltGa naar voetnoot2). Mede in de Warmoesstraat hing de Stadt van Rochel (La Rochelle) uit, en wel aan 't huis waar in 1587 de Ingenieur Gianibelli, de uitvinder der vuurschepen, die Parmaas brug bij Antwerpen hadden moeten vernielen, zijn intrek nam. Utrecht hing in 1623 te 's Gravenhage op 't Spui uit aan een herberg, waar Jeroen Ewouts en zijn drie makkers gelogeerd waren, die den aanslag op Prins Maurits aan 't licht brachten. Dorpen. Dat steeds veel Gooiers te Amsterdam hun fortuin kwamen zoeken is reeds door ons opgemerkt; een hunner, een Blarikummer, die er een winkel had opgezet, had zijn dorp er voor laten schilderen en daaronder: * Dit is in Blarikom in 't Gooi,
Verkoopt men kinder-goet-koop en mooi.
Opmerking verdient de samentrekking van kindergoed en goedkoop. Te Dordrecht vindt men nog op een gevelsteen Loosduynen, tusschen twee spreuken, rechts: Eert Godt bovenal en links: Niet sonder Godt. Een afbeelding van 't dorp Baanbrug hing in 't begin der 17de eeuw op den Haarlemmerdijk uit aan den hoek eener steeg, die nog naar dat lang verdwenen uithangbord haar naam draagt. Het dorp Vreeland komt nog voor op de Bickersgracht, met het onderschrift: In Vreelant, en even zoo In Loenen op den Heiligeweg. Van 't Dorp Besoien te Rotterdam is reeds vroeger de afbeelding gegevenGa naar voetnoot3). Een Langendijker liet in 't begin der 17de eeuw twee huizen naast elkander bouwen, die hij beiden met een afbeelding van zijn geboorteplaats vercieren liet; doch hij had smaak genoeg om die niet gelijk te maken, maar Langendijk van twee verschillende zijden te zien te geven. De beide gevelsteenen zijn nog op den Haarlemmerdijk aanwezig. Soms zijn de namen bijna onkenbaar gemaakt. Lamuien b.v. komt op een gevelsteen in de Palmstraat voor en beteekent ‘Leimuiden’. Een tweede bron voor 't ontstaan van de uithangteekens, die wij thans bespreken, ligt in den naam of toenaam. De boekverkooper Jacob van Meurs op 't Cingel over de Appelmarkt | |
[pagina 283]
| |
en later in de Nieuwstraat, hing aan beide winkels de Stadt Meurs uit. Even zoo de lakenkooper Pieter Jacobsz. Purmerent op den Nieuwendijk in 1643 de Stad Purmerent en de koopman Abraham Limburg in dezelfde straat in 1703 de Stad Limburg. De Groene Berg was het uithangteeken van den boekverkooper P. van den Berge in de Kalverstraat bij de Wijde-Kapelsteeg. - Daar evenwel het voeren van een toe- of geslachtnaam, aan een plaats ontleend, doorgaans op een afkomst uit zoodanige plaats wijst, zoo vloeit deze tweede bron gedeeltelijk met de eerste samen. Handelsbetrekkingen leverden een derde bron op. De koopman koos het land, waar hij handel op dreef, of de voornaamste koopstad of zeehaven, tot uithangteeken. Zoo kwamen Spanje, Frankrijk, Engeland, Noorwegen, enz. aan menigen gevel te staan. Op de Keizersgracht over het Molenpad vertoont een groote en goed bewerkte gevelsteen de Stad Marseille en een dergelijke van 1663, in de Langestraat: Buenos-Aeyres. Batavya staat te Hoorn op een gevelsteen van 1661Ga naar voetnoot1). De visscherij gaf aanleiding tot het uithangen van Hitland, Groenland, Spitsbergen, enz. Spitsbergen was het onderschrift van een uithangbord, op hetwelk men een afbeelding van hemelhooge ijsbergen zag, en dat nu twintig jaar geleden nog te zien was voor een wijnhuis op den hoek van den Dam en Oost-zijderkerk te Zaandam. Toen de Groenlands- en Straat-Davis-visscherij nog in fleur was, werd in dat huis het scheepsvolk aangenomen en gemonsterd en hielden vele kommandeurs er hun verblijfGa naar voetnoot2). Winkeliers wilden dikwijls door hun uithangteekens de herkomst hunner waren bewijzen, en ook als zij die niet uit de eerste hand van daar ontvingen, het toch doen gelooven. Zoo zag men de Stad Lyon bij menigen winkelier in zijden stoffen, en hing in 1567, bij Andries den koperslager te Amsterdam Neurenburg uit, dat toen de beste koper- en ijzerwaren leverde. Wijnkoopers hingen de Stad Bordeaux of Bergerac - een van hen, Cornelis Bors, die, in 't begin der 18de eeuw, op den Oude-zijds-voorburgwal tegen over Vredenburg woonde, - de Spaense Zee uit. Nog heden ziet men lakenwinkels op den Nieuwendijk met de Stad Verviers en de Stad Sédan, zij 't dan ook slechts in naam, pronken. En 't zal wel een kruidenier geweest zijn, die in de 17de eeuw in de Reguliersdwarsstraat Smirna uithing, waar een teekenmeester, die zijn opvolger of kommensaal was, onder schreef: * In Smirna leert men Teekenkonst,
Men zoekt ook aller vrienden gonst,
't Zij 's morgens vroeg of 's avonds laat:
Zo leeft de konst tot 's Meesters baat.
En die 't den Meester niet en gont,
Wensch ik een glas wijns in zijn mont.
| |
[pagina 284]
| |
De twee laatste regels waren een vrij gewone aardigheid; doch het glas wijn getuigt reeds van een vordering in kieschheid. Vroeger zou men daar wat anders voor gezegd hebben. De Zeevaart deed aan herbergen landen en wateren uithangen. Langs den Zeedijk en Buitenkant: de Oostzee, de Noordzee, de Sont, de Reê van Texel, enz. In de Hoogstraat te Amsterdam stond het Oostindische Huis, geen wonder, dat in de Bethaniestraat en -dwarsstraat Sumatra en de Kaap de Goede Hoop, in gezelschap van d' 3 Oostindisvaeris en van 't Oostindische Huis zelf, aan kroegen en werfhuizen uithingen. Ook de Bogt van Guinee kwam in vele steden voor. Te Amsterdam waren in 1700, alleen in de Nieuwstraat, twee logementen van dien naam, en toen de Jonkers- en Riddersstraten nog waren opgevuld met matrozenkroegen en speelhuizen hing ook daar aan meer dan een de Bocht van Guinea uit. Van een dezer laatst en komt de afbeelding op het titelblad voor. Op een ander zoodanig bord las men: * Dit 's in de Bogt van Guinee.
Men tapt er bier en wijn en men eet er visch meê.
Te 's Gravenhage, Leiden en in andere steden vindt men straten, de Bocht van Guinea geheeten; doch die zich dan ook onderscheiden door dat zij in een halven cirkel zijn gebouwd, en daaraan kan de naam zijn toe te schrijven, zonder dat wij er stellig bij hebben te denken aan een uithangbord. Australie, Calivorni, pronken met groote letters boven aan den gevel van een herberg aan het Kamperhoofd te Amsterdam; men zou licht denken, dat men daar een plaats kon bespreken naar het Zuid- of naar het Goudland; maar wie den blik langs den gevel een weinig nederwaarts laat glijden, ziet, dat het eenvoudig te doen is om de stoombootvaart naar - Nieuwendam. Stouter hyperbole is naauwlijks denkbaar. Ook rivieren hingen aan herbergen en tabakswinkels uit, doorgaans in verband met de aankomst of ligplaats van schepen in de nabijheid. Zoo zag men voor verscheiden jaren de Zaanstroom op een goed geschilderd uithangbord boven een tabakswinkel op het Damrak; 't hangt nog, verlept, boven de deur van een tapperij in de Kalverstraat. De Merwede komt op een gevelsteen voor te Dordrecht, wijk C. no. 314; elders de Maasstroom, de Rijnstroom, de Amstelstroom, enz. Van de tallooze namen van steden, die men voor logementen aantreft, zullen wij geen lijst opmaken: 't ware een onbegonnen taak, en ieder begrijpt, dat die namen in verband stonden met de oorden, van waar men de meeste reizigers verwachtte. Toch niet altijd; maar dan moet het een naam wezen, die de algemeene aandacht trekt. Zoo hangt te Everghem in Vlaanderen Sebastopol uit, met het kurieuze onderschrift: In Sebastepol | |
[pagina 285]
| |
P. Everaert herborgen winkelierGa naar voetnoot1). En dat zelfde Sebastopol is, toen het voor eenige jaren een vermaardheid kreeg, die overal doordrong, ook aan menige boerenherberg te land gekomen. Ook namen van landen komen aan logementen voor: reeds in de 16de eeuw hing te Amsterdam op den Nieuwendijk aan een groot huis: In Spaengnen uit. Filips von Zesen geeft als reden hiervan op, dat gemeld huis de eer had gehad, een Koning van Spanje te herbergen; doch hij vergeet te zeggen, welken? Zeker weten wij, dat, in 1535, Hans van Gheelen, een aanvoerder der Wederdoopers, er gelogeerd heeft. Die avonturier ‘quam in credit bij de principaelste van der stadt, door sijne groote en heerlycke beloften’, en om zich meer aanzien te geven, ‘ghing hij t' huys leggen in 't huys ghenaemt Spagnien.’ Te Dordrecht vindt men in wijk B. nog op verscheidene gevelsteenen: Spagnen, Klein-Almagnen, Groot Almagnen (Duitschland), Groot Henegouwen, Klein Noorwegen, Holland, en uit Balens ‘Beschrijving van Dordrecht’ blijkt, dat er, behalve deze, in de 17de eeuw nog meer waren, als: Oostenrijk, Beieren, enz. Het huis Holland stond op dezelfde plek waar, in 1048, zich het gebouw bevond, waaruit de pijl geschoten werd, die Graaf Dirk IV doodde; - het werd in 1677 bewoond door Nikolaas Staphorst, ‘uyt ten veertigen der stede’Ga naar voetnoot2). De Provinciën van ons Vaderland werden dikwijls aan logementen en tapperijen uitgehangen; ook als de Zeven Provinciën, als b.v. op 't Oude Schild op Tessel. - Zelfs het Landschap Drenthe ontbreekt niet. Het pronkt in schilderij bovén de deur eener herberg in de Ramskooi; de aanleiding daartoe is dat, voor de straat, de ligplaats is van den Meppeler beurtman. - Een herbergier in de Riddersstraat had in 1711 In 't Vaderlant uithangen; zeer sprekend voor een zeemanskroeg. Een Leuvensche brouwerij in 1468 heette 't Walsche lant. Een zesde bron dezer uithangteekens lag in 't vroom gemoed der bewoners; daaraan zijn b.v. uithangborden toe te schrijven als de Berg Thabor, de Berg Calvariën, die wij op vele plaatsen vinden. Te Vlissingen had men: in 't Land GozenGa naar voetnoot3). Een Dortenaar liet, even nederig als godvruchtig, Klein Jeruzalem op zijn gevelsteen beitelen (wijk B. no. 161). Rome hing meermalen uit, zelfs aan herbergen, als te Bleiswijk en te WarmondGa naar voetnoot4). Op een luifel in de Bakkerssteeg te Utrecht was de reis van Utrecht naar Rome voorgesteld, door de voornaamste steden, welke men op dien weg doortrekt, en daaronder dit gedicht: * Dit is de regte weg na 't wijtvermaarde Romen,
Dien ik twee maal te voet ben heen en weêr gekomen,
En voor de derde maal niet meer verhoop te doen,
Zoo mijne winkel mij maar fokken kan en voên.
| |
[pagina 286]
| |
Dus, vrinden, wilt maar gelt voor mijne waren bieden,
Opdat mijn derdemaelse voetgang niet geschieden.
Die wil na het Hemels Romen
En moet voor geen kruissen schromen.
Zulk een luifel, met zoo vele steden beschilderd, was inderdaad een merkwaardigheid, en had wel verdiend, in een Oudheidkundig Museum bewaard te worden. Het vers is ook opmerkelijk; de twee eerste regels lezende, meent men met een vromen beêvaartganger te doen te hebben; de vier volgende verraden den negotiegeest, en de beide slotrijmen zijn weêr van stichtelijken aard, wat echter niet belette, dat zijn buurman, de kleêrekooper, er den spot meê dreef en op zijn luifel den man liet uitschilderen, met zijn pakje op den rug, - en deze regels er onder: * Ziet ik, Romein, drage mijn last,
Elk zal de zijne dragen, dat gaet vast,
Moeide hem een ieder met het zijne, dat waar best,
Want hij zal genoeg te dragen vinden op het lest.
Dit gaet al meê na Romen,
Die kleeren van doen heeft behoeft maar hier te komen.
Enkele malen lag de grond voor 't plaatsen van afbeeldingen van dorpen voor gevels van huizen in bezitting. Op de Prinsengracht, het 12de en 13de huis noordwaarts van de Spiegelstraat ziet men Purmerland en Polsbroek op de gevelsteenen; wellicht behoorden die huizen aan de familie De Graeff, even als de beide Heerlijkheden. Somtijds ook bepaalde het getal der huizen, die men bouwen liet, de keuze. Op de Prinsengracht over het Paleis van Justitie worden zeven gelijktijdig gebouwde huizen de Zeven Provinciën genoemd, omdat zij elk den naam eener Provincie in den gevel dragen. Wie vier huizen liet bouwen, plaatste soms de namen der vier werelddeelen voor de gevels, gelijk in de Utrechtschedwarsstraat in de 17de eeuw. In de Kerkstraat bij den Amstel hebben vier huizen van 1672 gevelsteenen met afbeeldingen van 't Nuwe diep (een haven met schepen), Huisduinen, den Helder en Wieringen. Ten negende moeten wij opmerken, dat ook vele geografische uithangteekens (zoo goed als andere) uit den geest van konkurrentie zijn geboren. Had een logement de Stad Lyon uithangen en was 't wel vermaard, dan kwam een ander er bij en hing la ville de Lyon uit (beiden in de Nes, 1700), wat, dacht hij, de Fransche reiziger toch nog beter zou verstaan. Even zoo kwam nevens de Stad Amersfoort ook een Nieuw Amersfoort (Nieuwstraat, 1700), en, naast Kopenhagen, 't Gekroont Kopenhagen en 't Oud Gekroont Kopenhagen (Gelderschekaai, 1700). Eindelijk, ten tiende, werden ook voorstellingen van plaatsen geheel willekeurig gekozen, alleen met het doel om een mooi uithangbord te heb- | |
[pagina 287]
| |
ben. Zoo hing een tabaksverkooper te Workum de Stad Amsterdam uit, en had zich, naar de eene of andere plaat, een Ygezicht laten schilderen, dat er gansch niet onaardig uitzag. Nog heden zijn er onder de afbeeldingen van deze soort meer, die een vrij goede en uitvoerige, somtijds fraaie, voorstelling van de plaats geven; andere daar-en-tegen zien er uit, of zij naar de penteekening van een schoolknaap vervaardigd zijn. Eenige zijn nog goed bewaard, andere naauwlijks meer te herkennen, gelijk b.v. Vollenhove, waarvan in 't Eerste Deel gesproken isGa naar voetnoot1). De meesten komen op gevelsteenen voor, en zijn van vroeger tijd, daar men 't nu meestal met den naam alleen afdoet; maar al nam men ook vroeger soms den naam alleen, dan geschiedde dat toch altijd met zekeren zwier en bevalligheid. In de Haringpakkerij stond voor meer dan honderd jaren een voorname herberg, die Oud Saandam heette. Die afbeelding van het dorp aan den Zanerdam was toen al te oud en werd vervangen door den enkelen naam; - maar dezen, niet op een platte houten plank met de kwast uitgestreken, neen, gebeiteld op een kronkelend lint, dat op een groote schelp rust, die in een krans van druiventrossen gevat is. In anderen smaak is de naam Campen voor een pakhuis op de Leidschegracht aangebracht. 't Is een guirlande van bloemen, half bedekt door een kleed met franje, waarop de naam staat. De afhangende einden ter wederzijde dragen elk een wapenschildje voor Heer en Dame. Nog eenige opmerkingen ten slotte. Een aardig oud steentje ziet men in de Foeliedwarsstraat: de Hael in Waterland. Op den voorgrond eenige mannen, die aan een touw trekken om een schuit over den haal te brengen en in 't verschiet het dorp Rarep. Wij voegen de afbeelding hier bij. 't Zijn de boeren van RarepGa naar voetnoot2) die de melkschuit overhalen. Vermoedelijk was hier eenmaal de herberg of de winkel, waar die melkboeren verkeerden. Het duin is op de gevelsteenen dikwijls vertegenwoordigd, nu met jagers, als, op den Zeedijk; dan met schapen, als Lammerduyn, in de Tweede-boomdwarsstraat. Een bijzonderheid levert de Bergstraat te Antwerpen op door haar ber- | |
[pagina 288]
| |
gen van alle soort. Naast den gewijden Berg van Calvariën had men den onheiligen Venusberg (nu onlangs door Richard Wagners ‘Tannhauser’ meer algemeen bekend geworden) en den Alvenberg, die ons de Noordsche mythologie herinnerde; voorts den Reusselberg, den Meulenberg, den Hontsberg, den Cattenberg, den Lammerenberg, den Geytenberg, den Blyenberg en den KeyenbergGa naar voetnoot1). In den Arenberg leest men voor een gevel op de Groote Staat te Maastricht, doch daar komt het, blijkens de afbeelding op den gevelsteen, voornamelijk aan op den Arend - t.w. den dubbelen Adelaar, die met elken poot op een berg rustGa naar voetnoot2). Fonteinen vielen als uithangteekens steeds zeer in den smaak, ook omdat men er iets eerwaardigs aan hechtte, om de voorname rol, die putten en fonteinen in 't Nieuwe zoowel als in 't Oude Verbond, en zoowel in geestelijken als in werkelijken zin, spelen. Toch kwam men in meer dan eene inrichting, waar de Fontein uithing, juist niet om psalmen te zingen of zich met vrome overpeinzingen bezig te houden. - Te Parijs had voor een veertigtal jaren de wijnkooper Joublin in de rue de Charonne op zijn uithangbord zijn huis met de fontein, die er bij stond, laten uitschilderen met het bijschrift: à la Bonne Fontaine. Dat was voor een wijnkooper wat al te naïef, en gaf aanleiding tot het liedje:
C'est l'eau qui nous fait boire
Du vin!
Te Amsterdam vindt men op de Baangracht bij de Looiersgracht voor een pakhuis nog, op een mooien gevelsteen: de 3 Fonteyne. 't Is de afbeelding van een buitenplaats van voor anderhalve eeuw (toen 't ook nabij Amsterdam aan geen springende fonteinen ontbrak) met drie fonteinen op den voorgrond; waarschijnlijk de buitenplaats van den koopman, die dat pakhuis heeft doen bouwen. 't Conduyt (leiding) was een Delftsche brouwerij in de 17de eeuw. Hier was het uithangteeken ontleend van de waterleiding der brouwerij, langs welke 't opgepompte water naar de ketels werd gevoerd. 't Putje is bekend uit de putjes-uitgaven, waar 't op het titelblad pronkt, met het onderschrift: Elck zijn beurt, zinspelende op de twee emmertjes, die beurtelings op- en nedergaan. - Een Fransch wijnhuis had voor vele jaren ook een Put uithangen met de woordspeling: le Puissant VinGa naar voetnoot3). Wij hebben zoo even de stad Lyon in de Nes genoemd - Lyons stond er eigentlijk - en willen dit Hoofdstuk met een historische herinnering besluiten. Daar was in 1787 de Burger-Societeit gevestigd, en op Vrijdag 24 Augustus werd op de bovenzaal een vergadering gehouden, waar wel | |
[pagina 289]
| |
twee honderd afgevaardigden bijeen waren uit alle Patriotsche Vereenigingen en zelf opgeworpen lichamen, die in die dagen 't land regeerden of liever in de war stuurden. De voorzitter was Mr. Reyer van den Bosch uit Delft, en de beraadslagingen liepen over den invloed van 't volk op de regeering, over de vrijheid van de drukpers, enz., maar meer bijzonder over het verkiezen van 25 nationale gekonstitueerden tot de zaak der onderhandelingen te Parijs. Immers men vertrouwde natuurlijk onze Ambassadeurs niet en die moesten zoo'n keurbende Patriotten naast zich krijgen om hun te zeggen hoe 't hoorde. 't Was toch zoo verre gekomen, dat de bijzondere korporatiën, die geen mandaat hadden, dan van zich zelven, zich, in naam des volks, als soeverein en de Staten als uitvoerders hunner bevelen beschouwden. Maar de wind draaide eer men 't verwacht had. De groote vergadering in de Stad Lyons was op 25 Augustus op reces gescheiden, om den 17den September terug te komen; maar toen waren de Pruisen al in 't land, en maar een klein hoopje van de dappere demagogen, de meesten met vrij benaauwde gezichten, vertoonde zich deze reis in dezelfde zaal, waar men nog geen maand geleden zoo luid gekraaid had, - en men ging maar spoedig weêr naar huis, omdat niemand wist wat te doen of wat te besluiten. |
|