De uithangteekens. In verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen)
(1867-1869)–Jan ter Gouw, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrijin verband met geschiedenis en volksleven beschouwd
[pagina 242]
| |
I.Boeken hingen natuurlijk bij boekverkoopers uit en wel, in de eerste plaats, het ‘beste Boek,’ de Bijbel. 't Is zeer opmerkelijk, dat in geen land, zelfs in Engeland niet, de Bijbel zoo veelvuldig voorkwam als ten onzent; niet alleen aan zoodanige winkels, waar bij voorkeur bijbels en godsdienstige werken verkocht werden, maar aan boekwinkels in 't algemeen; en niet alleen daar, maar zelfs ook voor logementen, en hij hangt er nog uit. Dit laatste is echter zeer verklaarbaar. De Bijbel was in de 16de eeuw de leus geworden der Protestanten, en wanneer die op reis gingen, was het hun natuurlijk aangenaam, bij geloofsgenooten hun intrek te kunnen nemen. Zoo hing dan de Protestantsche herbergier den Bijbel uit, als aanwijzing voor Protestantsche reizigers; en later bleef het eenmaal aangenomen uithangteeken in gebruik. Bij het groot aantal uitgehangen Bijbels moesten ze door allerlei bijvoegsels onderscheiden worden. Wij zullen van die onderscheidingen een overzicht trachten te geven, zoo beknopt mogelijk. Wij vonden dan: 1o. De Bijbel, in 1563 te Gent bij Gheraert van Salenson; in 1596 te Amsterdam bij Laurens Jacobsz; te 's Hertogenbosch in 1605 bij Jan van Turnhout; te Rotterdam in 1611 bij Felix van Sambix op 't SteigerGa naar voetnoot1); te 's Gravenhage in 1619 bij Aert Meuris, boekverkooper in de Papenstraat; te Delft in 1647 bij Jacob Dirksz Plantenburg; te West-Saardam in 1661 bij Joris Jacobsz; - ook bij den boekverkooper Doesborg te Dordrecht in de Voorstraat, bij 't Raadhuis; wij weten niet in welk jaar; wel, dat een ‘goede vriend’ er onder schreef: | |
[pagina 243]
| |
Doesborg, die lange magere schuifel,
Zet Mij - de Waarheid - op zijn luifel,
Doet Mij vernachten op de straat:
Een klaar bewijs, dat hij mij haat.Ga naar voetnoot1)
Nog hangt te Amsterdam in de Haringpakkerij bij den Nieuwendijk een opengeslagen Bijbel uit, doch met witte blâren en waarop niets anders te lezen staat dan: Kantoor- Boek- en Papierwinkel. Boven gangen en sloppen hing ook meermalen de Bijbel uit, somtijds omdat daar de ingang was tot een drukkerij, somtijds ook, omdat ergens in zulk een gang een oefening gehouden werd, waar, als Hooft zegt: Men disputeert uit de Schrift, ergo dit, ergo datGa naar voetnoot2).
Ook bestond er te Amsterdam in de Jordaan een Bijbelhofje, dus genoemd naar den Bijbel, die boven den ingang was afgebeeldGa naar voetnoot3). 2o. De Bijbel na de laetste Correctie, te Enkhuizen, in 1660, bij Jeurriaen Rieuwertsz Landtman. 3o. De Nieuwe Bijbel, te Amsterdam in 1631 bij Abraham Meindertsz; te Leeuwarden in 1650 bij Cornelis Martens; te Leiden in 1653 bij Frans Basteyn; te Rotterdam in 1684 bij Marcus van Rossum en te Enkhuizen bij Cornelis Jansz. Lastdrager. 4o. De Groote Bijbel, in de 17de eeuw bij twee boekverkoopers te Dordrecht, en te Amsterdam bij de weduwe van Gijsbert de Groot op den Nieuwendijk; in 1728 te Haarlem bij Johannes Marshoorn. 5o. De Gulden of de Vergulde Bijbel, in de 16de, 17de en 18de eeuwen, bij tal van boekverkoopers, te Amsterdam, Antwerpen, Arnhem, Brussel, Delft, Deventer, Emden, Gent, Hoorn, Leeuwarden, Leiden, Leuven, Middelburg, Vlissingen, enz.Ga naar voetnoot4) - en behalve bij boekverkoopers ook bij boekbinders; doch dan niet opengeslagen, als bij de eerstgenoemden 't geval was, maar gesloten, om den band te vertoonen. Ook aan gangetjes; gelijk nog, voor weinige jaren, in de Pijlsteeg, boven de Vergulde-Bijbelsgang. 6o. De Staten-Bijbel, te Haarlem in 1645 bij Robbert Tinneken; te Krommenie in 1657 bij Wouter Govertsz.; te Amsterdam in 1682 bij Gerbrant Schagen. | |
[pagina 244]
| |
7o. De Nieuwe Staten-Bijbel, in 1642 te Amsterdam, bij Anthony Tiellemans. 8o. De Vergulde Staten-Bijbel, in 1651 te Monnikendam, bij Pieter Frederiks. 9o. De Kerckbijbel, in 1610 te Amsterdam, bij Pieter Pietersz.; in 1662 te Schoonhoven, bij Samuel Knudde. 10o. De Vergulde Kerck-Bijbel, in 1623 te Leiden, bij David Jansz. van Ilpendam en in 1649 bij Cornelis Banheyningh. 11o. De Beslagen Bijbel, (dat wil zeggen, met koperen sloten en hoeken voorzien), aan een aantal boekwinkels: te Amsterdam, Delft, Emden, Haarlem, Leiden en Wormerveer. 12o. De Sagrijnen Bijbel, (d.i. een bijbel, in ‘robbevel [peau de chagrin]’ gebonden) te Amsterdam, bij Jan Spanseerder. 13o. De Koninklijke Bijbel, te 's Gravenhage, bij Hermanus Gaal: te Middelburg bij Johan Misson. 14o. De Gekroonde Bijbel, in de 17de eeuw te Amsterdam bij Jacob ter Beek, in de Beurssteeg; in 't laatst dier eeuw bij Steven Swart, bezijden de Beurs en in 1729 bij Johannes Kannewet. 15o. De Gekroonde Jugten Bijbel, in 1761 bij Johannes Kannewet in de Nes: - hij gaf van eenige middeleeuwsche romans, als ‘de Historie van Floris en Blanchefleur,’ ‘de Ridder mette Zwane,’ enz., een nieuwe uitgave met houtsneedjes; zeker begreep de smalle gemeente die beter dan de hooggeroemde poëzy van die dagen. 16o. De Liesveldsche Bijbel, (zijnde ‘dat Oude ende dat Nieuwe Testament,’ in 1526 gedrukt te Antwerpen bij Jacob van Liesveldt ‘op dye Cammerpoort-brugghe,’ met houtsneden, en de oudste volledige Nederduitsche vertaling van den geheelen Bijbel) te Amsterdam in 1582 bij Willem Jansz. Buys alias Ghysen, en in 1620-1636 te Hoorn bij Zacharias Cornelisz.; maar, behalve bij boekverkoopers, ook aan verscheiden logementen. In 1662 noemt Melchior Fokkens onder de voornaamste logementen ‘de Lijsveltse-Bijbel tot Monsieur Meurs’; in de Warmoesstraat, en op het einde dier eeuw waren er niet minder dan drie van dien naam in diezelfde straat, onderscheiden als de Eerste, de Tweede of de Middelste en de Derde Liesfeldse Bijbel: alle drie bestonden nog in 1795Ga naar voetnoot1); thans is maar een daarvan nog in wezen en de groote opgeslagen Bijbel pronkt nog boven de deur, het rechterblad in letterdruk, het linker met zes houtsneêprenten. Het onderschrift luidt echter tegenwoordig Bible-Hôtel: het logement wordt dan ook voornamelijk door Engelsche en Amerikaansche reizigers bezocht. Ook op 't Rok-in placht een logement de Liesveldsche Bijbel te staan. 't Was een oud gebouw, dat in 1820, toen 't op 't punt was van afgebro- | |
[pagina 245]
| |
ken te worden, om plaats te maken voor 't Lees-Muzeum, door Jelgerhuis werd in teekening gebrachtGa naar voetnoot1). 17o. De Nieuwe Liesveldsche Bijbel, (een verbeterde druk, mede te Antwerpen, bij Willem Vorsterman, ‘in die Cammerstrate, in den Gulden Eenhoorn’ 1528-1531), te Amsterdam, in 1596, bij Ewout Cornelisz. Mulder. 18o. De Duitsche Bijbel, te Leiden in 1599, bij Jan Jansz.: en in 1608 te Middelburg bij Simon Jansz. Die Duitsche (wel te verstaan: Nederduitsche) Bijbel was ook een Antwerpsch produkt: ‘die Bibel int Duitsche neerstelick overgheset’ en gedrukt bij Hans van Roemundt voor Peter Kaetz. in 1525; derhalve nog ouder dan de Liesveldsche. 19o. De Delftsche Bijbel, te Amsterdam bij Jan Evertsz. van Heerden in 1611; later in de 17de eeuw bij Gerrit van Goedesbergh op 't Water bij de Nieuwebrug, en in 1726 en 1727 zoowel bij Carel van Rijschooten als bij Cornelis van der Stock. Deze Bijbel was de eerste, die in onze taal gedrukt werd, en tevens 't eerste werk in onze taal, dat met een datum in 't licht kwam. Aan 't slot leest men deze woorden: ‘Dese jegenwoerdige Bible mit horen boecken, ende elc boeck mit alle sijne capitelen, by enen notablen meester wel overgeset wt den latine in duitsche ende wel naerstelic gecorrigeert, ende wel gespelt; was gemaekt te Delf in Hollant metter hulpen Gods ende bij ons Jacob Jacobsoen ende Mauricius Yemantszoen ende tot stichticheit ende leeringhe der kersten ghelovighe menschen. Ende wort voleynt in 't jaer der incarnacien ons heren duisent vierhondert zeven ende 't zeventich, den thienden dach der maent Januario.’ 20o. De Biestkens Bijbel, in 1642, te Amsterdam, bij Denys van der Schuere. Dit was: ‘den Bibel, inhoudende dat Oude ende Nye Testament,’ gedrukt te Emden, bij Nicolaas Biestkens, in 1560. Denys van der Schuere gaf er in 1642 een nieuwen druk van uit, ten dienste der Mennonieten, onder den titel: ‘Biblia, d.i. de gantsche H. Schrifture des O. en N.T., gedruckt naer het exemplaer van N. Biestkens’ - en dat verklaart de keuze van zijn uithangteeken. 21o. De Dortsche Bijbel, in 1612 bij Abraham Huybrechtszoon te Amsterdam. 22o. De Gereformeerde Bijbel, in 1613 bij Pieter Arentsz. te Haarlem. 23o. De Luiterze Bijbel, in 1714, bij Phlip Verbeek, op den Nieuwendijk, den uitgever van: ‘d' Uitsteekenste digtkunstige werken’ van Jan Zoet. 24o. De Nederlandsche Luthersche Bijbel, in 1672, bij Barend van der Plaat. | |
[pagina 246]
| |
25o. De Vergulde Luthersche Bijbel, in 1678 bij Jan Castricum, beiden te Amsterdam. 26o. De Nederduitsche Bijbel, in 1655 bij Cornelis Jansen te Emden. 27o. De Fransche Bijbel, in 1648 te Amsterdam, bij Isaac de la Tombe, en in 't laatst dier eeuw te Emmerik, bij Florentius Abbema, die herberg hield, en te wiens huize ook verkoopingen van vaste goederen gehouden werden. In de Haarlemmer Courant van 22 Januarij 1688 werd aangekondigd, dat bij Sr. Abbema te Emmerik in den Franschen Bijbel zouden verkocht worden ‘den plaisant welgelegen Adelijck Havesaet genaemt de Wilt, gelegen in de Heerlijckheyt Gendringen, in 't Graafschap 's Heerenberg.’ 28o. De Hoogduitsche Bijbel, in 1610, te Amsterdam, bij Willem Jansz. Stam en in 1664 bij Joachim Noschen op den Haarlemmerdijk. 29o. De Vergulde Hoogduitsche Bijbel, in 1641, te Amsterdam, bij Dirk Meijer. 30o. De Italiaensche Bijbel, in 1619 bij ‘Cornelis Lodewijcksz. van der Plasse op de Beurs.’ 31o. De Hebreeuwsche Bijbel, mede te Amsterdam, in 1611 bij Hessel Jansz. van Valkenburgh en in 1682 bij Christiaan Moelen. 32o. 't Nieuwe Testament, bij boekverkoopers te Amsterdam, Emden, 's Gravenhage, enz., o.a. bij Abraham de Wees op den Middeldam, die de meeste werken van Vondel uitgaf, en bij zijn opvolger. Ook ziet men 't nog op een gevelsteen in de Reguliersdwarsstraat, op den hoek der Geelvinckssteeg. 33o. 't Nieuwe Verbont, in 1650, te Leiden bij Willem van Rijnenburch. 34o. 't Vergulde Testament, in 1666 te Delft, bij Anthony van Heusden. 35o. Eindelijk, Biestkens-Testament, in 1638, te Hoorn, bij Jan Jansz. Deutel. Biestkens Testament was: ‘Dat Nyeuwe Testament ons liefs Heren J.C.’ bij Nic. Biestkens in 1560 te Emden uitgegeven. Een naamgenoot van dezen, vermoedelijk zijn zoon of kleinzoon, dreef in 't begin der 17de eeuw den boekhandel te Amsterdam op de Keizersgracht in de Lelie onder de DoornenGa naar voetnoot1). In Engeland placht de Bijbel ook veel, zoo bij boekverkoopers als aan logementen en bierhuizen uit te hangen. Thans ziet men hem daar niet meer. Maar wat in Engeland voorkwam en niet bij ons, waren de gekleurde Bijbels, of Bijbels, op heraldieke wijze drievoudig uitgehangen. Onder de gekleurde was de Blaauwe Bijbel 't meest in gebruik. De schrijvers der Hist. of Signboards zien in dat blaauw het symbool van waarheid en deugdGa naar voetnoot2); kluchtig is 't, dat in onze taal blaauw juist een tegenovergestelde beteekenis heeft: O loghens sonder grondt! o al te dobble reên
Van onschult; maer te blauw en vol lichtvaardicheên,
| |
[pagina 247]
| |
zegt Ritsaart in Brederoos ‘Moortje’ en Fronto spreekt in Vondels ‘Batavische Gebroeders’ van Een lasterstuck, dat blaeu den schijn van waerheit heeft. Blaauwe exkusen neemt niemand aan en aan blaauw-boekjes hecht geen verstandig mensch geloof. Op een blaauwen maandag is nooit iets goeds gebeurd; een blaauwen Bisschop dreef men de poort uit; het blaauwe koetje gaf geen melk en blaauwe begijnen noemde men de lichtekooien. Met ‘die blauwe scute’ ging de duivel uit zeilen in de lichte maan; en een blaauwtje wil nog niemand graag loopen. En als wij hierbij nagaan, dat ook in 't Fransch contes bleus van ouds een eufemisme was voor ‘logens’ en zelfs in 't Engelsch blue devils wat wij ‘muizenissen’ of ‘kwellingen des geestes’ noemen, meenen wij eenigen twijfel te mogen voeden, of onze Engelsche voorgangers zich wel verzekerd hebben, dat die Blue bible, waar zij van gewagen, inderdaad een bijbel was. Werkelijke Bijbels werden bij hen, op de uithangborden, als naar gewoonte, met vele andere dingen in vereeniging gevonden. Zoo b.v. bij den papierkooper Henry Parson op London Bridge, in 1711, de Drie Bijbels en de Brie Inktkokers, en, al uit den tijd van Karel I, de Bijbel en de Kroon, in hout gebeiteld, geschilderd en verguld - eerst in 1853 afgenomen, en nog bij den eigenaar bewaard. De Bijbel, Kroon en Konstitutie hingen in 't begin dezer eeuw bij den uitgever en politieken roervink Cobbett, van wien men beweerde, dat hij ze alleen had opgestoken, om later te kunnen zeggen, dat hij ze neêrgehaald hadGa naar voetnoot1). De Bijbel, Septer en Kroon kan men nog in hout gebeiteld zien aan een bierhuis in High Holborn. Voorts zag men in Engeland weleer den Bybel met het Lam (‘agnus Dei’), de Duif (‘de H. Geest’), de Paauw ('t symbool der ‘opstanding’), den Sleutel ('t symbool der ‘kennis’), de Zon (‘Licht der Wereld’) enz. gekombineerd. In ons land hebben wij maar ééne kombinatie met den Bijbel gevonden, maar die des te pikanter is: de Bijbel met een spel Kaarten. JohannesHilarides, boekverkooper in de Hoogstraat te Dokkum, had in 1695 een uithangbord, waarop aan de eene zijde een Bijbel was afgebeeld, met het woord Bijbel daaronder, en aan de andere een hand, die vijf speelkaarten hield en daaronder: een Schoone. De kerk ligt in het hoogste gedeelte der stad (de terp), de straat die | |
[pagina 248]
| |
derwaarts leidt, heet de Hoogstraat, en in 't midden dier straat woonde Hilarides. Zijn huis had een luifel, van welken de stok uitstak, waaraan 't bord hing. Op de Zuidzijde van 't bord was de bijbel geschilderd, waarop dus het oog der Dokkumers viel, wanneer ze ter kerk gingen; maar, als zij er uit terugkeerden, viel hun oog op de noordzijde van 't bord en zij zagen de kaarten (wel een schoone hand; een vierde van 't aas met de nel!) Dit gaf ergernis: Daar ergert zich het volk, 't welk lust een taal te voeren,
Die niemand machtig is op straat den mond te snoeren.
Hilarides verantwoordde zich met te zeggen, dat hij alleen deed wat ieder ander deed, en de voorwerpen, die hij te koop had, op zijn uithangbord vertoonde. Maar de Regeering gelastte hem evenwel die schoone te bedekken. Hilarides voldeed daaraan met er een matje voor te hangen, dat echter alleen aan den bovenkant was vastgehecht, en bij elken ademtocht van den wind opwoeiGa naar voetnoot1). Toen hij vervolgens zijn Phaedri fabulae Aesopiae met de vertaling uitgaf - hij was niet enkel boekverkooper maar ook Latijnsche meester, en poëet op den koop toe - gaf hij daarachter een afbeelding van zijn uithangbordGa naar voetnoot2) met een ‘verklaaringe,’ uit bijna 900 saaie alexandrijnen bestaande, die wij den lezer niet zullen opdisschen, behalve alleen de 22 laatste, omdat zij 1o. de minst verveelende zijn; 2o. bewijzen waar 't eigentlijk op aankomt, den titel van 't uithangbord, en 3o. tot een staaltje mogen strekken van Latijnsche-schoolmeesters poëzy uit die dagen. De dikke metselaar zat in mijn huis te werk;
Die sprak niet minder als van bijbel en van kerk:
Van steentjes uytte schrift, met Aadam en met Eeve,
Met Samson, met de Reus, met Jefta daar beneeven.
Mits kreeg mijn uythangbord van outheit schier de schop:
Hij porde my, daar moest een gouden bijbel op,
En nog wat kout daarbij; met heen en weer te praaten,
Een bijbel haalde 't deur, ik moest een schildren laaten.
Een bijbel op het bord? op 't uithangbord soo kaal?
Mij dacht, dat was te plat, t' eenvoudig en te schraal.
| |
[pagina 249]
| |
Daar stak niets geestigs in; men sou my seeker hoonen
Voor klaar schijnheilig, met een bijbel te vertoonen;
Voor bijbelsuster, off voor kerkuil, voor devoot
Een pîjlerbijter; die de Godsdienst droeg te bloot.
Dat geusde mij te hard. Dies wilde ik 't liever maaken,
Dat ick niet licht mocht aan soo kwaaden naam geraaken.
Daar moest wat anders bij, dat ieder licht verstond,
Hoe ik niet op de rol van dommen kerkuil stond.
Des die mijn bord dan heeft ten sinnebeeld genoomen,
Die siet by wat geval het soo is bygekoomen,
Is 't een de hoochste ernst, een speeltje weer het aêr;
Dus doe 'k, in vrije keur, aansien mijn winkelwaar.
| |
II.Boeken waren de natuurlijke uithangteekens van boekverkoopers; schoon 't niet mogelijk en ook niet noodig is, altijd aan te wijzen waarom 't eene boek boven 't andere als zoodanig verkozen werd. Doorgaans was 't een boek, dat als type gelden kon van de soort van boeken, waarin iemand handel dreef. Religieuse Boeken vinden wij in de eerste plaats. Adriaen van Berghen, ‘op die Camerpoert-brugghe,’ die in 1524 ‘dat Nyeuwe Testament’ uitgaf, had 't Gulden Missael uithangen. 't Psalmboek hing uit bij Pauwels Hendricx te Middelburg, en - in 1701 - de Gereformeerde Cathechismus bij den handschoenmaker Johan van Hoven in de Torenstraat te Dordrecht. Wat, zal men vragen, bewees de kathechismus voor de deugdzaamheid zijner handschoenen? Wij zouden hier omtrent de aanleiding tot de keuze van het uithangteeken in vrij wat gissingen kunnen treden; maar de vraag blijft, of hier aan keuze van iets vreemds te denken viel en of de man niet eenvoudig het bord, dat hij bij 't betrekken der woning vond, er liet hangen, in welk geval de zaak niet vreemder is, dan dat er te Amsterdam bij een boekverkooper een handschoen uithingGa naar voetnoot1). Een voorbeeld van afwisseling levert Anthony de Latere die in 1630 te Vlissingen in 't Licht der Zeevaert, in 1660 te Middelburg in de Lange Delft in de Keyserscroon, in 1664 aldaar op den Burgt in 't Gecroont Papier en in 1667 op de Groote Markt in de Bonte Koe zijn boekhandel dreef. 't Martelaersboek hing uit bij den R. Katholieken boekverkooper Jan Rieuwertsz. in de Beurssteeg. Zijn opvolger, Jan Blom, verplaatste de zaak naar 't Rok-in bij de Kapel: hij adverteerde in de Haarlemmer Courant van 25 December 1688: | |
[pagina 250]
| |
‘Joost van den Vondel, Warande der Dieren, verciert met 125 kopere Figuren De Historie van Titus Livius hing uit bij Jan Jacobsz. Schipper op de Prinsengracht en wel, omdat hij zelf er in 1646 een nieuwe uitgave van bezorgd had: ‘Romainsche Historien van Titus Livius enz. van nieus vertaalt en met een tweede Decade verrijkt, en op ontellijke plaatsen vermeerdert; met een vervolg tot aan de doot van C. Julius Cesar,’ enz. Om gelijke reden hing de Vergulde Chronyck uit bij Willem Jansz. Cloppenburgh bij de Beurs, C. Huygens Werken bij Johannes Ratelband op den Dam bezijden 't Stadhuis: 't Stede-Boeck bij Manuel Colijn op de Beurs - en, wie weet? misschien volgen onze uitgevers, bewogen door al 't geen wij ter aanprijzing der uithangborden gezegd hebben, en voldaan over het debiet van dit werk, nog eenmaal zulk een loffelijk voorbeeld en kiezen zij de Uithangteekens tot uithangteeken. En waarom niet? Anderen hingen wel een geheele bibliotheek uit. Joost Hartgers in de Gasthuismolensteeg bij de Heerengracht zette voor zijn luifel: de Boeckwinkel: dat was zijn opvolger, Jacobus van den Bergh, te eenvoudig, die de Amsterdamsche Bibliotheek uithing, 't Is wonder, dat hij die niet kroonde, want Lodewijk Spillebout in de Kalverstraat had reeds hetzelfde uithangteeken. Paulus Matthijsz in de Stoofsteeg hing het Muzyc-boeck uit, en Lodewijk Lodewijks in de Heerenstraat het Kunstboek (een boek met fraaie platen, gewoonlijk zinnebeelden). Beiden, Muzykboek en Kunstboek golden in die dagen als symbolen van smaak en beschaafdheid, en op de plaat van ‘'t Maeghde-wapen’ voor het ‘Houwelijck’ van Cats ziet men ze beide liggen voor de voeten van het beeld, dat de Leersucht voorstelt. In de winkels waar meer bijzonder kantoor-behoeften voorhanden waren, had men het Groot Kantoor-boeck boven de deur, gelijk bij Gerrit Willemsz Doornick op 't Cingel bij de Janrodenpoortstoren, wiens broeder Marcus op de Tesselschekaai daarvan een pendant gaf in zijn KantoorinkvatGa naar voetnoot1). Bij Hendrick Laurentsz en Nikolaas van Ravestein op 't Water hing het Schrief-Boeck uit, dat Johannes van Ravestein later in 't Schrijfboek veranderde. Op dezelfde kaai, dicht bij de Oudebrug, had, in 't laatst der 16de en in 't begin der 17de eeuw, Cornelis Claesz hetzelfde uithangbord; ook, in 1636, Isaac Willemsz te Hoorn op 't Noord, en na hem zijn zoon Abraham Isaacsz van der Beeck. 't Vergulde Schrijfboeck hing, in 1634, | |
[pagina 251]
| |
te Delft in de Pepersteeg bij Felix van Sambix uit; 't Witte Schrijfboek, in 1606, te Groningen bij Johannes van den Rade of Radens, en 't Schrijfboek zonder kleur of verguldsel, in dezelfde stad bij Jan Klaassen of Johannes Nicolai, gedurende de eerste helft, en bij diens opvolger Frans Bronkhorst in de tweede helft der 17de eeuw, en - om er niet meer te noemen - in 1609 te Gorkum op de Markt bij Adriaan Helmich. De boekverkoopers, die dit teeken uithingen, deden vooral in ‘schoolgoed,’ gelijk dan ook Cornelis Claesz in 1607 een nieuwen druk uitgaf van een handboek voor onderwijzers, dat in dien tijd zeer geächt was en zulks ten volle verdiende: den ‘Regel der Duytsche Schoolmeesters van Dirck Adriaensz Valcooch.’ Die Schoolboekhandel verhinderde echter niet, zich met arbeid van meer verheven aard bezig te houden. Jan Klaassen en Frans Bronkhorst te Groningen waren Stadsdrukkers; Johannes van Ravesteyn was dit te Amsterdam en gaf in 1672 een tweeden druk van Huygens' ‘Korenbloemen’, gelijk zijn vader in 1644, met Laurentsz, Grotius Testament, en later nog meer werken van Vondel, had laten drukken. Bij Cornelis Claesz waren in 't laatst der 16de eeuw verscheiden ‘Chronycken’ uitgekomen, een artikel, dat in dien tijd vrij wat aftrek vond Van een daarvan schrijven wij hier den titel af, als een staaltje van de lektuur onzer Vaderen: ‘Het Tweede Deel van de Hollandtsche ende Zeelandtsche Chronycke, mitsgaders der Brabandtscher, Vlaemscher, Gelderscher, Vriescher ende d' ander Nederlandt scher ende derselver omliggende Provintien Geschiedenissen ende veranderinge in der Religie, met d'Oorlogen, daerwt ontstanden, enz. Met grooter vlyt byeen vergadert door E. de Veer. Amsterdam, by Corn. Claesz, 1591.’ De Almanak duidde een winkel van zeevaartkundige werken aan. Aäron van Poulle te Middelburg, bij wien de StuermanGa naar voetnoot1) uithing, verhuisde in 1715 naar de Gortstraat en hing toen den Almanach uit. Het Huysboeck daarentegen, dat in 1669 bij Abraham van Blancken in de Molsteeg uithing, was een winkel, waar de huismoeder zich voorzien kon van al wat zij voor huiskamer en keuken noodig had: ‘Aaltje de Volmaakte - en onsterfelijke - Keukenmeid’ in de eerste plaats; tal van kook-, distilleer- en recepteboeken; waschboeken en huishouboeken; gebedenboeken, als: ‘de Lust der Heilighen in Jehovah’; stichtelijke huis- en liederboeken, als: ‘het Lusthof der Zielen’ en ‘'t Geestelijck kruydhofken’; maar ook vrolijke liedeboekjes, als: ‘de May-gift van verscheyde Vogelen aen alle eerbare jonge Lieden.’ - En mochten onze Lezeressen vragen, welke kook- en distilleerboeken het waren, die de zeventiende-eeuwsche Juffers ten dienste stonden, wij kunnen ze hier niet allen noemen, maar willen gaarne van elk een titel afschrijven. | |
[pagina 252]
| |
Bruyn Harmansz Schinckel te Delft gaf in 1599 uit: ‘Eenen Nieuwen Koock-Boeck, dat noch noyt in druc geweest en is. Vergadert wt vele verscheyden Boecken, als wt het Latijne, Françoys ende Italiaansch etc. Leerende, hoe dat men alderhande Vleesch, Vogelen, Wiltbraet ende Visch koken sal; ende wanneer alle Spijse ende Wijn tot haren besten is; ende van alderhande Spijse, Wijn ende Azijn goedt te houden. Ende alle manieren van Salaedt te maken. Ende veel goede Leeren hiertoe dienende.’ En Broer Jansz te Amsterdam in 1622: ‘Een Constich Distillier-boeck, inhoudende die rechte ende waerachtige Conste, om alderhande Wateren, Cruyden, Bloemen, Wortelen, ende alle andere dingen te leeren distilieren, op 't alderconstichste beschreven door M. Philippum Hermanni.’ Uitgevers van Couranten hingen doorgaans de Courant uit, hoewel ook weêr niet zonder uitzondering; immers de uitgever der Amsterdamsche Courant in 't laatst der 17de eeuw had het Vergulde BlockGa naar voetnoot1). De Courant hing in 1686 te Utrecht op twee plaatsen uit; op den hoek der Ballemakersstraat bij ‘Broer Appelaer, geöctroyeerden Courantier van de Ed. Mo. Heeren Staten 's landts van Utrecht,’ bij wien de Maandagsche, en op de Neude, waar de Vrijdagsche Courant werd uitgegeven. In 1687 kon men reeds alle dagen, behalve 's Zondags, een Courant lezen: Maandag en Vrijdag, de Utrechtsche, Dingsdag en Donderdag, de Haarlemmer en Amsterdammer, Woensdag, de Leidsche, Zaturdag, de Haarlemmer, Amsterdammer en LeidscheGa naar voetnoot2). Nieuwsblaadjes dagteekenen al van veel vroeger tijd; Hooft laat ze al in 't begin der 17de eeuw de Juffers lezen op haar kransjes:
Tweemael ter week leest men van bladt tot bladt
De Courante nouvellen uit de vier hoeken van de stadt
Getrouwelick vergadert door Secretaris SnapalGa naar voetnoot3).
En wat hij in zijn Warenar, met den bastaardnaam courante nouvellen noemt, dat verduitscht hij in zijn deftiger briefstijl met ‘loopmaren.’ Ook aan pamftetten, schuitpraatjes en wat men nu spoorweg-lektuur zou noemen, ontbrak het niet. Het bewijs vindt men in 't ‘Winkel- en Luyfen-Banquet,’ dat, onder het opschrift de Nieuwe Tijding, een rijmpje geeft voor de winkels, waar die verkocht werden: Hier kan men koopen, mede dragen,
Om in een schuit, of op een wagen,
Te lesen wat er is geschied,
In Steden, Hoven, Zeegebied.
| |
[pagina 253]
| |
Een uithangteeken van gelijken aard als de Courant is de Zeelijst, die uithangt om van elken voorbijganger gratis ingezien te kunnen worden op den hoek van Cingel en Haarlemmerdijk. Maar hoeveel honderden winkeliers (meest boekverkoopers, maar ook grutters, komenijhouders, enz.) het domineesbriefje aan hun deur hadden of hebben hangen, geen die dit (en evenmin een tooneel- of andere affiche) als een uithangteeken beschouwd, en er zijn winkel naar genoemd heeft, wat met de Zeelijst en de Courant wel het geval is. | |
III.Globes en Land- of Zeekaarten hingen, als van zelf spreekt, daar uit, waar zij verkocht werden; en bij den bloei der zeevaart in de 17de eeuw kon 't niet anders of zij - en vooral de Kaarten - moesten veelvuldig voorkomen. De Globe hing in 1668 uit bij Jacques Tierens in de Giststraat te Middelburg, en later bij zijn opvolger Joannes Meertens. Meer dan de Globe hing de Sfeer uit, die doorluchtig en daarom lichter is, maar ook cierlijker vorm oplevert. Op vele plaatsen stak hij op een ijzeren krulwerk uit, soms in vereeniging met een ander figuur, dat dan als 't eigentlijke uithangteeken gold; zoo als de Wackere Hont bij de Hondiussen, eerst in de Kalverstraat, later op den Dam, waarover later. En nog tegenwoordig zien wij de Sfeer op menigen geveltop, waar een koopman haar, met toepassing op den wereldhandel, die hem verrijkt had, had doen pronken. De Werelt-Caert hing uit bij David de Meyne aan de Beurs en, later in de 17de eeuw, bij J. Ottens en Zoon op den Nieuwendijk. De Pas-Caert in 1602 bij Hans Matthijsz., boekverkooper op 't Water, poëet en uitgever van een der oudste Hollandsche liedeboeken, ‘den Nieuwen Lusthof’: voorts, in 1612, bij zijn opvolger Hessel Gerritsz. die de ‘Beschrijvinghe van der Samoyeden landt,’ door Isaac MassaGa naar voetnoot1), drukte; ook bij Jan Jansz. op 't Water, en nog vele anderen; - de Witte Pas-Caert, in 1662, bij F. de Wit in de Kalverstraat bij den Dam. Een geheelen Atlas - niet den mythologischen wereldtorscherGa naar voetnoot2), maar een kaartenboek - vinden wij almede. Bij Petrus Schenck, in de Nes bij den Vijgendam, hing, voor bijna een eeuw, N. Visschers Atlas uit. | |
[pagina 254]
| |
IV.Het Vergulde A-B-C-bordje werd dikwijls door schoolmeesters uitgehangen, maar ook aan boekwinkels, waar schoolboeken te koop waren. Ook werd het in de 17de eeuw soms door een gevelsteen vervangen, die school en boekwinkel overleefde. Nog voor weinige jaren stond zulk een steen met 't Vergult A B C Anno 1659 aan een huis op den Haarlemmerdijk bij de Baanbrugssteeg, en nog ziet men te Utrecht bij de Choorstraat een gevelsteen met het A B CGa naar voetnoot1). In 1610 hing 't Gulden A B C te Delft op 't Marktveld uit aan den boekwinkel van Jan Andriesz. en later woonde er Abraham Dissius, die in 1676 een nieuwen druk uitgaf van Niervaerts ‘Oprecht onderwijs van de Letterkonst.’ In 1631 hing 't Vergulde A B C ook uit aan den boekwinkel van Cornelis Willemsz. Blaeulaken in de St. Jansstraat te Amsterdam. Op de Lindengracht bij de Baangracht vond men tot 1864 een tweelinggevel van 1662 met drie gevelsteenen, op ieder van welke eene der drie letters stond, A B en C. Bij de herbouwing zijn de drie steenen weêr in de nieuwe gevels ingemetseld. Zoo de ligging van dit A-B-C-huis als de ruime lokaliteit doen ons vermoeden, dat daar in de 17de eeuw een kostschool gevestigd wasGa naar voetnoot2). Vlissingen had een A-B-C-straatGa naar voetnoot3) en de Schoolstraat te 's Gravenhage draagt haar naam van een school, die vroeger aldaar gevestigd was en waar nog de herinnering van bewaard wordt in de letters A E I O U, die men er voor een gevel ziet. Te Maastricht in de Nieuwstraat prijkt voor 't huis no. 1129 een gevelsteen van 1752 met het opschrift: In de Goude BGa naar voetnoot4). Ook aan sommige brouwerijen kwamen enkele letters voor, als te Delft de Grieksche A, de B, de P, te Haarlem de W. Te Parijs hing weleer een groen geschilderde I uit: Le Grand I vert (‘Le grand hyver’) en elders een A boven een hengsel: A sur anse (‘Assurance’). - De Goudsche pijpenmakerijen hadden allerlei uithangteekens - maar vooral gekroonde letters en cijfers, als: de Gekroonde E, de Gekroonde G, de Gekroonde H, de Gekroonde 7, de Gekroonde 27, de Gekroonde 43. Ook dubbele letters als: de Gekroonde ES. Die letters en cijfers waren soms ontleend aan den | |
[pagina 255]
| |
naam van den eigenaar. De pijpenmakerij de Gekroonde 5 was in 't midden der 17de eeuw opgericht door den Schepen en, later, Burgemeester van Gouda Gerart Cincq. En ook te Amsterdam op de Rozengracht hing, vermoedelijk aan een fabriek, de Groene 5 uit; want in 1663 woonde de makelaar Jan Sander op die gracht ‘naast de Groene Vijf.’ Onder de mathematische figuren zijn het de Driehoek, de Vijfhoek en de Zeshoek, die als uithangteekens voorkomen; de Vijfhoek 't meest, en wel aan brouwerijen, molens en herbergen. Niet altijd echter hadden die figuren een mathematischen oorsprong. Aan 't pakhuis op den hoek der Driehoekstraat kwam de Driehoek te staan, eenvoudig aan den naam der straat ontleend, en, zoo bij opvolging, aan de pakhuizen daarnevens de Vierhoek en de Vijfhoek. De Gelijkzijdige Driehoek stond geschilderd boven den ingang der Kwakerskerk op de Keizersgracht bij de Leliegracht, waar hij een symbolische beteekenis had. |
|