De uithangteekens. In verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen)
(1867-1869)–Jan ter Gouw, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrijin verband met geschiedenis en volksleven beschouwd
[pagina 192]
| |
Vijfde hoofdstuk.
| |
[pagina 193]
| |
dorst.’ - Dat de Stuiver gold als 't zinnebeeld van een zedig gewin, blijkt ook nog uit de woorden, waarmede onze voorouders uitdrukten wat het doel was van hun handel en bedrijf, t.w., ‘een stuyver te winnen en conquesteeren.’ Nog hangt de Stuiver hier en daar aan herbergen uit, doorgaans met de onderscheiding of het de eerste dan wel de laatste is. De Laatste Stuiver hangt bij Houten, bij Bemmel, bij Beusichem, bij Opijnen, enz. het Laatste Stuivertje te Heemstede, de Uiterste Stuiver bij Dongen, aan den weg naar Tilburg, uit. Sedert twee eeuwen nagenoeg kent men de herberg aan den hoek van den Overtoomschen weg, waar, boven de eene deur, aan de stadszijde, de Eerste, en boven de andere de Laatste Stuiver staat. Hier namen van ouds de ‘Uitgaanders,’ die zich naar den Overtoom begaven om aal en baars te eten en te varen op den Schinkel, bij 't heengaan hun eersten borrel en gingen dan de deur ter stadzij in. 's Avonds naar huis keerende, traden zij de deur aan de Overtoomsche zijde binnen en bekroonden het werk van den dag door er hun laatste slokje te nemen. 't Negenmanneken is een Brabantsch muntje, dat van de tijden van Maria van Borgondiën tot aan Karel V in omloop is geweestGa naar voetnoot1) en de waarde had van een kwart groot ‘oft deutgen’ (duitje)Ga naar voetnoot2). 't Kan ons dus niet verwonderen, dat men het vroeger op uithangborden geschilderd zag, aan de eene zijde het Kruis, aan de andere de Munt; wel, dat het, schoon sedert lang buiten omloop, tot heden ten dage als uithangteeken bewaard is gebleven. In het Dagblad ‘Vlaamsche Tijding’ van 19 Mei 1867 vinden wij een verkooping van landerijen aangekondigd ten huize van ‘Jacobus Kuykens, herbergier in het Negenmanneken, aan den steenweg van Brussel naar Hal, te Kleinen Bijgaarden, onder St. Peters-Leeuw. De Reaal hing te Amsterdam in 't midden der 16de eeuw zoowel in goud als in zilver uit. Lijsbet, de weduwe van den korenkooper Pieter Meeuwszoon, woonde in 1567 in den Zilveren Reael, en Laurens Jacobsz. te zelfden tijde in den Gouden Reael op 't Water, die aan zijn geslacht den naam gaf, terwijl naar een anderen Reaal een ander geslacht denzelfden naam reeds vroeger voerde. Nog wordt die naam herinnerd door 't Realen-eiland en de Gouden Reaal op een gevelsteen aldaar. De Rozenobel hing te Delft in de Choorstraat uit bij den vermaarden drukker Floris Balthasar, en de Gouden Nobel aan een ververij te Amsterdam, die den 1sten November 1666 afbrandde. Even als de Reaal heeft de Nobel aanleiding tot een geslachtnaam gegeven. Nog vindt men op een gevelsteen van 1737 in de Muntstraat te Maastricht den Roosenobel afgebeeld. 't Is ‘de oude enckele Rosenobel van Eduard III’Ga naar voetnoot3). | |
[pagina 194]
| |
Op de Keizersgracht bij de Westermarkt stond nog voor weinige jaren d' Hollantse Daelder in een gevel van 1619; de Rijksdaalder staat op een
gevelsteen van 1641 te Utrecht op den hoek der GortsteegGa naar voetnoot1); en de Sassendaelder (Saksische daalder) hing in de 16de eeuw te Amsterdam bij de Gravenstraat uitGa naar voetnoot2). In de Foeliedwarsstraat vertoont een groote gevelsteen nog de Gouwe Rijer, met de wapens van Holland en Amsterdam ter wederzijdenGa naar voetnoot3) en de Drie Dukatons hangen nog aan een herberg te Leeuwarden uit. Somtijds werd de koopmanschap nevens het geld uitgehangen. Een gevelsteen te Utrecht heeft er ons een voorbeeld van bewaard: een ton, twee zakken en twee stukken geldGa naar voetnoot4). Geestiger is het uithangbord te Deventer in de Lange-bisschopsstraat, voor de bekende koekebakkerij: ‘In de van oudsher Gekroonde Allemansgading,’ waar men een zak goudstukken op ziet, tusschen een edelman en een bakkerGa naar voetnoot5). Te Parijs zag men dikwijls een muntstuk op een uithangbord, met dit omschrift:
Crédit est mort: les mauvais payeurs l'ont tué.
Te Rouaan hing vroeger aan een herberg le Gros Denier uit; en te Parijs las men, onder de afbeelding van een goudstuk, niet onaardig: le Grand Passepartout. Te Geraertsbergen, in Vlaanderen, heeft een winkel tot opschrift: In de Kontante PenningenGa naar voetnoot6). Wij lazen onlangs van een goudstuk, dat niet op het uithangteeken vertoond, maar integendeel verborgen was en toch meer kracht uitoefende dan ooit door een zichtbaar uitgehangen goudstuk werd te weeg gebracht. Zeker pasteibakker te Parijs was namelijk een jaar of drie geleden op den vernuftigen inval gekomen om aan te kondigen dat, in een van ieder honderd saucysen die hij verkocht, een goudstuk van 5 franken verborgen zat, en zijn uithangbord luidde dan ook: in de Gouden Saucijs. Geen wonder, dat men zijn winkel bestormde, en menigeen had zich een overladen maag bezorgd aan saucyzen, in de hoop van het gouden muntstukje tusschen zijn tanden te voelen, toen de bemoeizieke politie tusschen beiden kwam en den winkel sloot, onder voorwendsel, dat de eigenaar klanten zocht te lokken door middel van dobbelspel, wat bij de wet verboden | |
[pagina 195]
| |
is. - Maar het kunstmiddel vond alras een navolger en wel te Nieuw-York, waar geen verbod van de zijde der politie te duchten viel en de spekulatie natuurlijk op zijn Amerikaansch, dat is op royale wijze, werd behandeld. Een tabakskooper aldaar heeft namelijk in de nieuwsbladen bericht, dat op een zeker getal pakjes tabak, die bij hem verkocht worden, er een is, waarin hij een bankbriefje van honderd dollars verborgen heeft; terwijl de tabak tegen den gewonen prijs wordt afgeleverd. En sedert dien tijd gaat er geen dag voorbij of het bepaalde getal pakjes, die niet meer dan vijf stuivers het stuk kosten, wordt afgeleverd. Hoevele malen er al een rooker door bevoordeeld is geworden, is ons niet ter oore gekomen; maar wel, dat de winkelier goede zaken doet. Bij het Geld behooren ook het Geldhuis, de Geldkist, de Geldbeurs en de Spaarpot. Het Geldhuis vindt men aan den Geldweg te Nieuwenhoorn; terwijl de Geldkist in de 17de eeuw dikwijls uithing aan Neurenburgerwinkels, gelijk men toen die noemde, waar ijzer- en koperwaren verkocht werden, omdat de beste destijds te Neurenburg vervaardigd werden. Een Geldbeurs, ofschoon slechts geschilderd, was als uithangteeken toch een aanlokkelijk figuur, en hing meermalen uit, o.a. in de Goudsbloemsstraat; bij Sneek de Gouden Beurs, en elders het Sprokkelbeursje, met het bijschrift: Veel kleintjes maken een groot. De Tassche (geldtas) hing in 1466 te Gent in de Yperstraat uit. De Spaarpot was altijd een geliefd symbool: van daar nog zoo vele Spaarpotsstegen: te Amsterdam wel drie; hoeveel er elders zijn weten wij zoo precies niet. Te Gorkum op den Appeldijk, wijk B no. 312; vindt mennog een gevelsteen van 1613, waarop een Spaarpot is uitgehouwen en een hand, die er een stuk geld in steekt. Het onderschrift luidt: In den Witte SpaerpotGa naar voetnoot1). - Op de Rozengracht te Amsterdam zien wij op een gevelsteen de 3 Spaerpotten: een zinnebeeld van Amsterdamsche spaarzaamheid in den overtreffenden trap. Maar in de 17de eeuw begonnen anderen er behagen in te vinden, precies het tegenovergestelde uit te hangen. Hooft had Warenar met zijn pot vol goud op het tooneel laten uitlachen, en de leer verkondigd, dat het beter was, het geld onder de menschen te brengen dan 't in een pot te begraven: Hooft had de ‘ruimschottelde Miltheit’ triomfantelijk op de planken gebracht, om ‘de Gierigheit met haar mag're bek’ | |
[pagina 196]
| |
de deur uit te jagen: - en nu symbolizeerden velen die Mildheid door een omgekeerde Pot, waar 't geld uitrolde. Zulk een Pot ziet men nog te Rotterdam, wijk 11 no. 516, op een gevelsteen, gelijk mede te 's Gravenhage in de Wagenstraat, met het onderschrift: Aldus pot ik mijn gelt, en te Amsterdam in de Nadorststeeg: in de Verkeerde Pot. In de Baafjessteeg was omstreeks 1700 een logement de Omgekeerde Pot; en nog op 't einde der vorige eeuw te Sassenheim een dito. Op een gildepenning van 't Lichtermansgilde te AmsterdamGa naar voetnoot1) ziet men, ter wederzijde van 't Amsterdamsche wapen, links het lettermerk van den Gildebroeder, rechts een omgekeerde Beurs, waar 't geld uit rolt: ongetwijfeld zijn uithangteeken. Gelijke beteekenis had ook: Schud de beurs, dat hier en daar aan herbergen uithing, en nog te vinden is bij Hulst, bij de Lage Zwaluwe, op 't eiland Schouwen, enz.Ga naar voetnoot2). De Medailles, die men als uithangteekens thans groot en blinkend dikwijls aantreft, zijn allen modern. 't Zijn prijs-medailles, gouden, zilveren of bronzen, op tentoonstellingen behaald en die, zoo groot mogelijk, geschilderd, verzilverd en verguld op hare beurt worden ten toon gesteld, somtijds wel zeven op een rij, als in de Kalverstraat bij den Heiligeweg. |
|