De uithangteekens. In verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen)
(1867-1869)–Jan ter Gouw, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrijin verband met geschiedenis en volksleven beschouwd
[pagina 176]
| |
Derde hoofdstuk.
| |
[pagina 177]
| |
Huidehandel is het opschrift van een steen aan de Oostzijde van het Oosteinde te Delft, waarop men twee kooplieden ziet afgebeeld, aan weêrszijde van een ossehuid staande en elkander den handslag gevende. - De Scheepvaart is ruimschoots vertegenwoordigd, behalve door Neptunus en zijn stoet, door tal van vaartuigenGa naar voetnoot1), waarover later. De Landbouw wordt op een menigte geschilderde uithangborden gesymbolizeerd door zaaiende en ploegende akkerlieden. Men vindt die meest aan kruideniers- en tabakswinkels in binnensteden, waar de boeren uit den omtrek zich van den noodigen voorraad komen voorzien. De Visscherij is vertegenwoordigd door tal van visschen, waarover wij ter bestemder plaatse zullen handelen, en, in plaatsen, die voornamelijk door de visscherij bloeien, door geschilderde herbergsuithangborden; zoo de Visscherij te Schiedam, de Visscherijen te MiddelharnisGa naar voetnoot2). De voorstellingen zijn natuurlijk gewijzigd naar de lokaliteit. Te Amsterdam werd de visscherij vroeger doorgaans vertegenwoordigd door de Walvischvangst, op gevelsteenen waar men een walvisch ziet, waterstralen uitspuitende, met een schip op den achtergrond, en mannen in een boot, die den visch harpoenen, op den voorgrond. Men kan er een voorbeeld van zien in de Vijzelstraat tusschen de Heeren- en Keizersgrachten. Hoe te Vlaardingen de Groote en de Kleine visscherij
op gevelsteenen zijn afgebeeld, vertoonen bovenstaande afbeeldingen. De fabrieken, winkels en werkplaatsen zullen wij in vieren verdeelen, naar de uitgangen der benamingen op ij, winkel, molen of werk. Die op ij stellen allen werkplaatsen voor, die geen verklaring behoeven; wij bepalen ons bij 't geven van eenige voorbeelden. Talrijk waren de uithangteekens, die een Drukkerij voorstelden, en enkele zijn er nog op gevelsteenen overgebleven, b.v. te Leeuwarden in de St. Jacobsstraat, waar men niet alleen de drukkerij, maar ook een verzameling van boeken in den gevel zietGa naar voetnoot3). De Druckerije hing in 1621 te | |
[pagina 178]
| |
Hoorn uit bij den boekdrukker Jan Jochemsz. Bijvank, - in 1656 te Haarlem op de Groote Markt, bij Vincent Casteleyn, wiens zoon Abraham de eerste uitgever was der Haarlemmer Courant, - te Middelburg op den Dam bij Simon Meulert. - De Nieuwe Druckerije, in diezelfde eeuw, bij den boekverkooper Jacobus van Egmont op de Reguliersbreêstraat te Amsterdam, en bij Geeraert van den Vivere te Middelburg; - en, een eeuw later, de Nieuwe Konst- en Boekdrukkerij bij Gijsbertus Noorman in dezelfde stad. Te Groningen was, in 't begin der 17de eeuw, de Vergulde Drukkery het uithangteeken van Hans Sas, wiens zondagsche naam Joannes Sassius luidde: de man moest natuurlijk zijn naam verlatijnschen, want hij was Akademiedrukker; als Hans Sas was hij bovendien Taalman van de Gezworene Meente en Hopman der burgerij. Gekroonde drukkerijen had men natuurlijk ook; maar er is baas boven baas. Simon onder de Linde, aan de Vischmarkt te Dordrecht, die in 1678 Balen uitgaf, had op zijn bord: de Groote Gekroonde Druckerye. Even als de Bierbrouwerijen plachten de Looierijen slechts een eenvoudige figuur tot uithangteeken te hebben, meestal een dier, en wel een van die soorten, wier huiden tot leêr bereid werden, of ook een laars (waarover later). Maar een looierij in de Nieuwe-looiersstraat maakte 't veel zwieriger en pronkte met een mooien gevelsteen, zelfs met het wapen van den eigenaar in 't midden. Branderijen hadden dikwijls den distilleerketel uithangen, met nog een bijzondere figuur (Zon, Hamer, Wildeman, enz.), die den naam der inrichting aanduidde; toch werd somtijds, in de 17de eeuw, de Branderij zelve in steen afgebeeld en in den gevel gemetseld. Op de Lindengracht kan men een fraaie afbeelding van de France Branderij vinden, met de | |
[pagina 179]
| |
Cévennes, of andere Fransche bergen, in 't verschiet. Een tafereel van een Hoedemakerij schijnt in de 17de eeuw te hebben uitgehangen op de Prinsengracht bij de Leidsche-kruisstraat; maar werd vervangen door een steen met de enkele woorden: de Hollantsche Hoedemakerij Ao. 1736. 't Herinnert ons een tak van nijverheid, die te Amsterdam vroeger sterk bloeide, maar tevens de ‘groote insolentiën en complotterijen’ van de hoedemakersknechts. De bloei der fabrieken ging doorgaans gepaard met baldadigheid van 't werkvolk. Den zondag, in plaats van naar de kerk te gaan, zaten zij in de kroeg, waar 't Hoedemakers Welvaren uithing, te zuipen en elkander op te hitsen, ‘tot schade en de nadeel van hare Meesters, mitsgaders bederf van derselver winckels’ - en bovendien tot gruwelijke ergernis van Mijne Heeren van den Gerechte, die geen komplotterijen in hun stad wilden hebben; - waarom dan ook die Heeren den 18den Mei 1657 een keur maakten, waarbij zij ordonneerden en statueerden, dat er geen komplotterijen meer zouden zijn; want dat 1o. geen knecht er meer deel aan mocht nemen, en 2o. geen meester een knecht, die 't evenwel deed, in zijn dienst zou mogen houden, alles op een boete van zoo en zoo veel. En de keur hielp - niets. De hoedemakersknechts gingen 's zondags naar de kroeg als vroeger, en maakten komplotterijen als vroeger - voornamelijk daarin bestaande, dat zij geen vreemdelingen op de winkels wilden dulden; dat ze alle knechts, die met een vreemdeling op een winkel werkten, voor schelmen en den winkel zelf voor vuil verklaarden, waardoor deze door alle knechts verlaten moest worden. En de meesters joegen de knechts, die daaraan deel namen, evenmin weg als vroeger, want zij hadden geen anderen om hen te vervangen: - en niemand betaalde de boeten. En zes jaren later zagen Mijne Heeren van den Gerechte verwonderd op, dat de keur niets geholpen had en ‘tegens hunne goede meening en intentie merckelick overtreden en gecontravenieert’ werd - en toen stuurden zij een stadsbode met de keur in de hand op alle hoedemakerswinkels om die aan de knechts voor te lezen en alle knechts hun hand te laten teekenen ten onderpand, dat ze de keur zouden nakomen. - En toen hielp het? - Zoo veel, dat het in 1721 nog precies het zelfde was, en de Heeren alweêr een keur maakten, en deze in 1723 nog eens gerenoveerd moest worden. Wat er eerst een einde aan maakte was de verminderde bloei der nering, die van zelve de knechts bedaarder deed worden. | |
[pagina 180]
| |
De Hollandsche Kaaskooperij kwam vroeger zeer veel voor, mooi geschilderd met boertjes en boerinnetjes bij de stapels kazen: men leest den naam nog voor een winkel op den Haarlemmerdijk; maar de schilderij is verdwenen. Zeer opmerkelijk is 't, dat een Hollandsche steen, d' Kaashandelary, is ingemetseld boven een zijdeur van 't kasteel Abbotsford, het bekende verblijf van Sir Walter Scott. Wij geven hem hier volgens de afbeelding, door den Heer C.P. van Eeghen op de plaats zelve genomen. De Meierij, niet die van den Bosch, maar de Villa Rustica, of ‘groote boerenhofstede,’ staat uitgehouwen op de Keizersgracht aan den hoekder Brouwersgracht. 't Is een vrij uitvoerige voorstelling van 't boerebedrijf. Ja ook de Bleekerij komt als uithangteeken voor; te Dordrecht vertoont een gevelsteen, Wijk C. no. 1005, de Gekroonde Bleekerij. Een fraaie Bakkerij ziet men afgebeeld in den gevel van 't hoekhuis der Nieuwebrugssteeg en St. OlofspoortGa naar voetnoot1). Aan 't voormalige Smidsgildehuis te Hoorn vond men een gevelsteen met de nevensstaande afbeelding der SmederijGa naar voetnoot2). 't Zal een dergelijke voorstelling te Leeuwarden geweest zijn, waaronder weleer de volgende dialoog te lezen stond: | |
[pagina 181]
| |
* Hou Man,
Daar is de kan!
Wel Wijf, de kan is mijn gerijf,
Maar wachtje voor de vonken;
Het ijzer heet, moet eerst gesmeet,
En dan daarna gedronken.
De Geschutgieterij te Middelburg moet ook in deze rubriek vermeld worden; al wordt die naam, in het opschrift, dat er voorstond, niet vermeld, maar een andere, het Klokhuis, dien zij als Klokgieterij droeg: en dat opschrift luidde: * Hier in het Klokhuis wordt het grof kanon gegoten,
Dat aard en zee en lucht doet beven door zijn kracht;
Wanneer het uitbraakt wat het lichaam heeft besloten,
Dan proeft zijn vijant eerst die onweerstaanbre macht.
Winkels ziet men op gevelsteenen en uithangborden, op de laatste dikwijls vrij poetsierlijk afgebeeld, wanneer de kladschilder den winkel te gelijk van binnen en van buiten heeft willen laten kijken en zoowel de toonbank als de straat met een opslag doen zien; men vindt daar nog een voorbeeld van op de Oude-schans bij de Eerste-Batavierdwarsstraat. 't Eenvoudigst uithangteeken van deze soort was 't Winckeltken te Antwerpen;maar dat was ook in 't begin der 16de eeuw; nu klinkt niet alleen winkel, maar zelfs magazijn reeds te eenvoudig en 't moet bazaar zijn. 't Fraaiste, dat we zagen, is de Groninger Koussewinkel, een gevelsteen in de Heisteeg te Amsterdam, die daar van de 17de eeuw is overgebleven. Even zoo heeft een gildebroeder en tijdgenoot van Jan Vos ons de afbeelding van zijn winkel nagelaten en, als men ziet, nog een wijze les er onder. De Haagsche Krantwinkel hing in 1708 in de Stilsteeg uit: de Boeck-Winckel in de 17de eeuw bij Joost Hartgers, boekverkooper in de Gasthuissteeg: de Boeckbinders-Winckel in 1604 bij Am- | |
[pagina 182]
| |
brosius Janszoon in de Halsteeg: de Boek- en Bijbelwinkel in de tweede helft der 18de eeuw te Groningen bij Lubbertus Huysingh: de Schilderijwinckel te Middelburg bij Jan Pietersz. van der Venne in de 17de eeuw: de Caartwinckel bij C. Allardt te Amsterdam op den Dam, en de Gecroonde Const- en Caertwinckel bij Clement de Jonge in de Kalverstraat. De Oude Damster Garenwinkel is een aardig gekleurd basrelief boven de deur van een garenwinkel, die even vermaard als oud is, op den Nieuwezijds-voorburgwal bij de St. Nikolaasstraat: twee mannetjes ter wederzijde van een garenvat en menigte balen en strengen daarom heen. De Haagsche Parapluwinkel is een geschilderd uithangbord op de Weesperstraat bij de Heerengracht, waarop de winkel met een paar beeldjes door den leerjongen van een kladschilder is voorgesteld. Wij gaan over tot de Molens, die men, in verschillende soorten ziet uithangen; de Suikermolen b.v. in de Laurierstraat; - de Roo Olymolen op 't Cingel bij de Leliestraat: - en van den Koopermoolen een zeer fraai exemplaar in de Warmoesstraat bij de Kapelsteeg, hiernevens afgebeeld:een dergelijke van 1746 vindt men nog boven de deur van een huis op de Keizersgracht bij de Hartenstraat. Te Dordrecht vindt men nog afbeeldingen van den Trasmolen, in de Groote-Kerk-buurt, en van den Rosmolen op een gevelsteen Wijk D. no. 983; terwijl een andere, Wijk C. no. 1392, nog een afbeelding van den Klandermuelen van 1646 geeftGa naar voetnoot1) 't Zijn allen de uithangteekens der fabrikanten, die eenmaal 't bedrijf uitoefenden, waarvan zij op hun gevel de voorstelling vertoonden. Grutters lieten gewoonlijk op hun uithangbord den Grut- of Gortmolen schilderen, dien men nog hier en daar wel ontmoet. Bij een daarvan, die in de Langestraat hing, las men: * De werelt holt en springt gantsch buyten bant en beugel,
Gelijk een moedig paart ontslagen van den teugel.
| |
[pagina 183]
| |
Wat echter al zeer weinig bij zijn gortmolen paste; aangezien het daarin loopende paard veeleer een symbool is van gedwongen en slaafschen arbeid. Beter paste in den mond eens Grutters het volgende rijm: * In de Wijker Gortmolen kan men goedkoop harde scheepsgort halen,
Zo goetkoop als men de slegte bij een ander moet betalen.
Van den Snuifmolen kennen wij geen afbeeldingen; echter komt hij als opschrift voor. Ook op werk gingen vrij wat namen van uithangteekens uit: men had het Kastemakerswerk, 't Beste Werk, 't Nieuwe Werk, 't Begonnen Werk, enz., met de afbeelding gewoonlijk er bij. Zij zijn thans bijna geheel verdwenen. Een vindt men er nog voor een gevel in de Vinkenstraat: een gekleurde voorstelling van den pas begonnen bouw van een huis, en daaronder: Int begonne Werck. |
|