De uithangteekens. In verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen)
(1867-1869)–Jan ter Gouw, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrijin verband met geschiedenis en volksleven beschouwd
[pagina 30]
| |
Derde hoofdstuk.
| |
[pagina 31]
| |
Te Enkhuizen had de waard in 't Kruis op zijn uithangbord: * Wie leeft er sonder kruys?
Dit is in 't Schippers huys.
Aanzien doet gedenken las men dikwijls voor winkels, waar allerlei spijs en drank te koop was, onder een geschilderde voorstelling van 't geen men voorhanden had. In onzen tijd zagen wij 't nog dikwijls met het enkele spreekwoord, maar oudtijds was 't gewoonlijk in rijm gevat, b.v. voor een gaarkeuken te Saardam: * Aensien doet gedenken.
Niet eten doet de maeg krenken.
en elders voor een kroeg: * Komt hier in huis na jou behagen,
Watje niet siet, daar kanje na vragenGa naar voetnoot1).
Want aanzien doet gedenken.
Een halfjen of twee kan niemand krenken.
Een landman, die zijnen akker omspit, verzinnelijkt het spreekwoord: Niets sonder arbeid, dat daaronder gesteld is, op een ouden gevelsteen in de Reestraat. En Niets sonder Segen hangt bij Berkel in Zuid-Holland uit. Alle zegen komt van boven werd voorgesteld door een landbouwer, die zijn schoven verzameld heeft. Op den Nieuwendijk, aan den hoek van de Smaksteeg, ziet men dit voorgesteld op een grooten steen. Een boer had het achter op zijn wagen, met dit rijm: * Wat doet niet menig mensch,
Eer hij zijn ijdlen wensch
Met moeite heeft verkregen?
Een schat, een hand vol niet,
Ja meest nog maar verdriet,
Het hangt al aan Gods zegen.
Te Ferwerd in Friesland had een bakker, van wien men vertelde, dat hij 's nachts met een schuitje zakken vol meel slook, dit op zijn luifel doen schrijven: De zegen komt van boven:
Dat moogt gij vrij gelooven.
| |
[pagina 32]
| |
Maar den volgenden morgen had een ander daaronder geschreven: Dat lieg je, duivelsch guitje,
Die zegen komt uit jou schuitjeGa naar voetnoot1).
Te 's Gravenhage op 't Spui had een man, mogelijk ook niet zonder reden, op zijn luifel: * Mijn haters zijn zot.
Alle zegen komt van God.
Aan hun haters een hatelijkheid te zeggen konnen ze toch zelden laten. Intusschen, met die haters werden gemeend zij, die niet kunnen zien dat de zon in 't water schijnt. Dit laatste vinden wij te Vlissingen op een gevelsteen van 1629, en wel met een tegenhanger er nevens, die bewijst, dat het van een zeeman herkomstig is. Twee gevelsteenen, op den eenen de Zon en op den anderen de Maan. Onder de Zon leest men: Het is voor menig mensche grote pine
Dat hij de sonne in't water siet schine.
en onder de Maan: Het is voor den Zeeman gheen pine,
Dat hi de Mane bi nachte siet schine.Ga naar voetnoot2)
is’, wilde hij zeggen, ‘men heeft het nooit volmaakt naar zijn zin.’ Respice finem. De Hollander had somtijds een hangslot voor den luifel of gevel geschilderd, en daaronder: Siet op het slot. Maar meer gewoon was de spreuk: 't Endt draagt den last. Dit zien wij op een ouden gevelsteen in de Rapenburgerstraat vertoond door een end of eendvogel, die een wereldbol op den rug draagt. Op sommige plaatsen hield men zich getrouw aan den Latijnschen tekst, zoo op een luifel: | |
[pagina 33]
| |
* O mensch, wie dat gy zijt
Of waar gij henengaat,
Bedenk het end altijt;
So doet gy nimmer quaet.
terwijl een boer, die 't Fortuin op zijn krat geschilderd had, hierop toepaste: * Voert u Fortuin op voorspoeds wagen,
Zie toe in weelde, al zijt gij rijk.
Denk in uw goede en kwade dagen:
't Eind was 't begin wel ongelijk.
Ieder zijn zin, of zijn meug, is, als spreekwoord, bij alle volkeren bekend, als: Chacun son goût, Every one his fancy enz. Bij ons had men er meermalen nog een toevoegsel bij, en zeide: ‘elk zijn meug, zei de boer - en hij at vijgen,’ of wel, als in Paffenrodes ‘Hopman Ulrich’ - ‘en hij at rijstebrij met hooivorken.’ Op twee gevelsteenen, de eene in de Eerste-bloemdwarsstraat, de andere in de Runstraat, komt echter geen boer voor, maar leest men Yder of Een elk syn sin onder een ongetoomd springend paard. Hou een oog in 't zeil wordt gewoonlijk voorgesteld door een scheepje met vol Zeil, waarin een Oog is geschilderd. Te Amsterdam placht men het veel aan aardappelhuizen en schipperskroegen te vinden: 't schijnt thans uit de mode te raken. Te Arnhem staat het nog op een net geschilderd uithangbord voor een herberg, op dezelfde plaats, waar vroeger het huis Roermond stond, naar 't welk nog het Roermonderplein zijn naam draagt.Ga naar voetnoot1) Een Amsterdamsche kroeg had er dit rijmpje bij: * In 't Oog in 't Zeil alhier
Verkoopt men goed Weesperbier.
En een Haagsche tabakswinkel: * Gebruik dit heilzaam kruit, geteelt tot 's menschen heil,
De saus van wijn en bier, maar hou een Oog in 't Zeil.
Terwijl, te Bergen op Zoom, de gevelsteen van een Zoutkeet een Zeilend Scheepje vertoont, met een schipper, die, aan 't roer zittende, stipt naar zijn zeil kijkt; waarbij deze vermaning: Vertrou de werelt niet: bij menschen is geen heil.
Zij draaien als de wind, hou zelf een Oog in 't Zeil.Ga naar voetnoot2)
Een herbergier te Duren, schreef voor zijn deur: | |
[pagina 34]
| |
* In Duren tapt men lekker nat.
Is Duren niet een schoone stad?
Duren is een schoone stad; maar Kortrijk ligt er dichtbij zegt men, niet met het oog op het stadje in 't Guliksche, dat nooit bijzonderen roem van schoonheid heeft gehad, noch op de Vlaamsche stad, die niet zoo heel dicht bij Duren ligt, - maar met toespeling op het werkwoord duren; waarbij dan van zelf de waarschuwing behoort, dat 's werelds zaken onbestendig zijn en, als wij 't goed hebben, ons rijk dikwijls kort is. Uit het hierboven aangehaald opschrift blijkt, dat men, in de 17de eeuw, in 't land van Gulik nog dezelfde taal sprak als bij ons. Tegenwoordig zou 't in de Pruisische Kreitshoofdplaats Duren wel geen kroeghouder meer in 't hoofd komen, een rijm anders dan in 't Hoogduitsch voor zijn deur te plaatsen. Een tegenhanger van 't vorige vindt men te Maagdeburg: Wenn man recht viele Gelder hat,
Ist Braunschweig eine Schöne StadtGa naar voetnoot1).
De Kleêren maken den Man was een zeer gepaste spreuk voor een kleêremaker, en stond dan ook nog in 't begin van deze eeuw op een uithangbord in de Kalverstraat. Even zoo eigende de Schoenmaker zich de spreuk toe: die de Schoen past trekt hem aan; en had er doorgaans de voorstelling bij van een Juffrouw, die een schoen aanpaste. Dat ziet men nu ook al niet meer; - de Schoenmaker (b.v. op den Kloveniersburgwal over het Trippenhuis) doet het maar met een enkele Schoen af en 't spreekwoord er onder. Maat houdt staat daar-en-tegen hoort aan kroegen t'huis; waar een volle maat de matigheid persifleerde. De tijd zal 't leeren was een spreekwoord onzer voorouders: wij zeggen 't niet meer; want onze tijd is uitgeleerd. Maar een ouderwetsche Vlaming, die, in 't dorp St. Laurens, een kroeg houdt, schrijft het nog op zijn uithangbord: De tijt zal alles leeren: bij M....
Verkoopt men drankGa naar voetnoot2)
Het Fransche spreekwoord Chercher midi à quatorze heures was vroeger, op een uithangbord te Parijs, voorgesteld door een wijzerplaat, waarvoor eenige lieden stonden, die naar het middaguur op XIV zochten, terwijl de wijzer op XII stond. 't Bord was reeds oud, want de straat - Rue Cherchemidi - is er naar genoemd.Ga naar voetnoot3) |
|