De uithangteekens. In verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen)
(1867-1869)–Jan ter Gouw, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrijin verband met geschiedenis en volksleven beschouwd
[pagina 146]
| |
I.In tijden van burgeroorlog, partijschappen en onrust hebben ook uithangborden niet zelden uit meer dan eene oorzaak vermaardheid verworven. Uit haren aard toch waren de herbergen vereenigingspunten, waar lieden van dezelfde denkwijze of kleur elkander ontmoetten, en werd dien ten gevolge de naam, dien het huis van samenkomst droeg, met dien van de partij als 't ware vereenzelvigd, wat meer dan eens de waard, soms het huis zelf ontgelden moest. Wij zullen hiervan zoo straks eenige voorbeelden geven: eerst echter, ook ter wille der kronologische orde, willen wij een staaltje geven, hoe, in dagen van fellen politieken strijd, de naam van een uithangteeken iemand aan de galg kon brengen. In den tijd van de twisten tusschen de Witte en Roode Roos in Engeland, en wel onder de regeering van koning Eduard IV, stond er in Cheapside te Londen een herberg waar de Kroon uithing. Eens, dat men in de gelagkamer onder een glas bier bijeen zat, zeide de waard, dat hij zijn zoon erfgenaam zou maken van de Kroon. Deze zeer onschuldige scherts werd hem als misdaad aangerekend, en de rechters waren dom of bang genoeg om er een misdaad van gekwetste majesteit in te zien, en den kerel te doen ophangen. In de woelige dagen der 16de eeuw, tijdens de verbreiding hier te lande der hervormingsbegrippen, bij de pogingen om die tegen te gaan, en onder de politieke beroerten, die daarnevens of daaruit ontstonden, kon 't al niet anders, of de uithangborden moeten hier en daar partij gekozen hebben. Dat zulks geheel in den geest des tijds lag, bewijst de ballade, die wij in 't Vijfde Hoofdstuk uit het Geuzeliedeboek hebben aangehaald; en dat zulken, die de tegenpartij ‘Lutheranen, Wederdoopers en andere vertwijfelde menschen’ noemde, elkander in herbergen ontmoetten, bewijzen de plakkaten en bevelschriften dier dagen. | |
[pagina 147]
| |
Volgens Jacobus Scheltema zouden de zoo veelvuldig voorkomende Zwaan en het Zwijnshoofd op de uithangborden van herbergen afkomstig zijn uit de woelingen der 16de eeuw. ‘Het Zwijnshoofd,’ zegt hij, ‘is het blazoen geweest der Heeren van Brederode, en men hing dit blazoen, of liever, het Schild van Vianen uit, om de misnoegden tegen den Kardinaal van Granvelle, na 1560, te lokken; en de Zwaan diende waarschijnlijk ten vereenigingsteeken voor de Lutherschen’Ga naar voetnoot1). - Die meening is echter wel aan eenige bedenkingen onderhevig; wij komen er in de Tweede Afdeeling, bij 't behandelen dier uithangteekens, op terug. Uit de 17de eeuw herinneren wij ons vertellingen betreffende Oldenbarneveld. Deze en gene herbergier - want het wordt met betrekking tot onderscheiden plaatsen verhaald - zou, na 't onthoofden van den ongelukkigen staatsman, diens hoofd op een uithangbord hebben doen schilderen, met een of ander stekelachtig bijschrift, maar ook even spoedig dat bord weder hebben moeten innemen; waarna 't bord dan, even als dat van den Nymeegschen tapper, van wien wij vroeger sprakenGa naar voetnoot2) effen blaauw werd geschilderd, met het opschrift: Op order van de Heeren Staten
Zal ik 't blaauw blaauw laten.
Ook aanzienlijke lieden, die omstreeks dien tijd een huis lieten bouwen, zouden Oldenbarnevelds kop eenige malen in steen hebben doen houwen, om dien in bogen en lijsten aan den gevel te plaatsen; doch, op hooger last daarin verhinderd, uit spijt duivelskoppen daarvoor in de plaats hebben gezet. En zoo verklaarde men den oorsprong der zonderlinge duivelsen saterstroniën, die aan sommige huizen te zien waren. Dit zijn echter slechts volksvertellingen, waar weinig staat op is te maken, al mogen zij dan eenige waarheid ten grondslag hebben. In Engeland vond iets dergelijks plaats bij de onthoofding van Karel I. De meergenoemde waterpoëet John Taylor, royalist in merg en been, had de stoutheid, zijn verontwaardiging over die te-recht-stelling aan den dag te leggen door een uithangbord voor zijn bierhuis in Long Acre te hangen met de Kroon in de rouw; maar 't werd hem spoedig geleerd, het in te rukken. Richard Flecknoe verhaalt in zijn Aenigmatical Characters (1665), hoe geweldig zich de Puriteinen ergerden aan al wat naar pausgezindheid zweemdeGa naar voetnoot3), en hoe zij uit dien hoofde ook menig uithangbord herdoopten. De Salutatie van O.L. Vrouw werd onder hun bestier de Soldaat en Bur- | |
[pagina 148]
| |
ger: St. Katharinaas Rad werd, bij aangename woordspeling, de Kat en het Rad. Ja zoo belachlijk gingen zij, volgens hem, daarbij te werk, zulke vijanden waren zij van alle vrolijkheid, dat zij zonder twijfel ook de Kat met den Vedel zouden van boven neêr hebben gehaald, had het beest maar zoo hard gespeeld dat zij 't hooren konnen. In 1672, ongeveer drie maanden voor den moord der De Witten, liet de Amsterdamsche poëet Jan Zoet de beeltenissen van Joannes de Dooper, Joan van Oldenbarneveld en Joan de Witt op zijn deur schilderen - of 't een voor- of achterdeur was, wordt niet gemeld; wij zouden waarschijnlijkst achten, dat die niet aan de openbare straat was - en daaronder deze verzen: 't Is zestien honderd jaar of daar omtrent geleden,
Dat d' eersten Heer Sint Jan het hoofd wierd afgesneden,
En vijf en vijftig zijn vervuld op dezen dag,
Dat hier de tweede 't hoofd verloor met eenen slag.
En als de derde komt een wreede doot te sterven,
Dan zal ons Vaderlant weêr d' oude vrijheit ervenGa naar voetnoot1).
Jan Zoet was hier, voor zooveel den dood van den Advokaat betreft, een weinig met de kronologie in de war; doch 't gebeurde wel eens meer, dat zijn hoofd niet volkomen helder was. Dan, als profeet, zag hij beter in de toekomst dan in 't verledene, en zijn profetie aangaande den ‘wreeden doodt’, aan Jan de Witt beschoren, werd te droef vervuld. Er waren er in dien tijd meer, die op uithangborden profeteerden. Toen er in 1674 sprake was om Prins Willem III tot Hertog van Gelder te verheffen, en velen de vervulling reeds nabij waanden, ja men zelfs zeide, dat Gelderland zich zou moeten haasten, wilde 't niet door Holland voorgekomen zijnGa naar voetnoot2), schreef een Arnhemsche snijer op zijn uithangbord: Mijn hart getrou
Aan den Hoog Edel Geboren Sijn Koninklyke Majesteit den Prins van Nassou,
Ik wensch u toe uit al mijn verstant,
Dat Gy moogt worden Hertog van Gelderland,
Daartoe een Graef van Holland uitgelezen.
Wie drommel zou daar tog tegen wezen?Ga naar voetnoot3)
Wie? - de Staten van Holland, die 't den Prins welmeenend ontraadden, en toen de Prins, aan dien raad gehoor gevende, de aangeboden waardigheid van de hand wees, in Februari 1675, zal onze snijer ook wel | |
[pagina 149]
| |
even spoedig zijn bord weêr hebben moeten intrekken. Maar werd 's mans wensch niet vervuld, de profetie, die in de titulatuur in den tweeden regel lag opgesloten, kreeg veertien jaar later haar vervulling. In de Engelsche nieuwsbladen van de 18de eeuw vindt men de uithangteekens bestendig gebezigd als zinnebeelden van of als scherpe toespelingen op de politiek van den dag. Zoo werd in het Weekly Journal van 17 Augustus 1718 gezinspeeld door de Oppositiepartij op de Salutatie in Newgatestreet (‘de straat van 't nieuwe hek’), waarop het koningsgezinde blad the Original Weekly Journal antwoordde met de beschrijving en de verklaring van een vrij onkiesch uithangbord, dat ondersteld werd, zich in Kingsstreet (‘de Koningsstraat’) te bevindenGa naar voetnoot1). In 1720 maakte de actiehandel te Amsterdam niet weinig beweging, en werd Quincampoix berucht. 't Was 't uithangbord van een koffiehuis bij den Dam, waar de voornaamste vergaderplaats der actiehandelaars was, en de naam was ontleend aan een dergelijk lokaal te Parijs. Toen de actiehandel zich oploste in ‘bobbel en wind’, raakte 't graauw op de been en ging, op den morgen van den 5den October 1720, met groot rumoer, dat aan velen hoed en pruik kostte, op den Dam de lijkstaatsie der Actionisten vieren, terwijl het, toen de avond gevallen was, het nog erger maakte, door het koffiehuis Quincampoix te plunderen. Er bestaat daarvan een zinnebeeldige plaat, onder den titel Quincampoix in duigen, waarop men 't koffiehuis, deerlijk gehavend, op een stellaadje ten toon gesteld ziet, terwijl er een vlag is uitgestoken, met het opschrift: het spul is uyt. In de jaren 1748 en 1749 was 't Oranjetuintje in de Plantaadje berucht, waar de hoofden der Doolisten bijeenkwamen, en waar ze, bij glas en kan, wakker ‘vivant de Patriotten!’ juichten: bijeenkomsten, die net zoo lang duurden, tot dat, op 20 Augustus 1749, eenige schuitevoerders er een inval deden, waarop een afkondiging van Mijne Heeren van den Gerechte volgde, die er een einde aan maakte. Bij de plunderingen van 1748 maakte de herberg Grootendorst, op den hoek der Keizers- en Brouwersgrachten, zich beroemd, door dat er de plunderaars dapper werden afgewezen. Wie op dien naam van Grootendorst eenige aanmerking maakt, wete, dat het geen jeneverkroeg was, maar een bierhuis. Men dronk er echt Rotterdammer; want recht daar tegen over lag de Bierkaai, waar die drank met schepen aankwam; zoo dat men er hem uit de eerste hand had. Nu stond Grootendorst mede op de lijst der huizen, waarvan 't gepeupel, dat met gansche benden de stad doorkruiste, zich de plundering had toegezegd. Maar de kastelein had in tijds voor een goede verdediging gezorgd, en, toen de troep op Grootendorst afkwam, had hij een keurbende van bierdragers, bierbeschooiers en bierdrinkers, | |
[pagina 150]
| |
met bijlen en kaasmessen gewapend, tot garnizoen. Zoodra 't graauw voor de deur verscheen, trad een stevige gast van binnen hun te gemoet, met een kan Rotterdammer in de linker- en een kaasmes in de rechterhand, en sprak hun toe: Hebje lust om te drinken, kom binnen, 't is puik:
't Is echt Rotterdammer, het smeert je de buik.
Maar dacht je te plonderen, dan zal het er donderen,
Ik hak je door midden van boven tot onderen.
Deze poëtische toespraak van den modernen Tyrtéus, en niet minder het gezicht der welgewapende bezetting hadden het gewenschte gevolg, dat de plunderhoop stilletjes verder voortmarcheerdeGa naar voetnoot1). De dood van den beruchten Raap, in 1754, werd wel met geen uithangbord, maar toch met een chassinet aan de straat zinnebeeldig gevierd. 't Was bij den schilder Bugge, in de Warmoesstraat, die wel eens meer chassinetten beschilderd en geïllumineerd had. In den avond dan van Raaps overlijden zag men er den duivel, een raap in de klaauwen knijpende en er 't sap uitpersende, dat in een flesch droop, met het opschrift Raapesop. De vertooning werd eenige avonden herhaald, en toen, laat genoeg, ‘op hooger order verboden’Ga naar voetnoot2). In 1763 vond men in verscheidene nieuwsbladen het volgende paskwil, dat gezegd werd, in Holland uitgevonden te zijnGa naar voetnoot3). Hôtels pour les ministres des cours étrangères au futur congrès. De l'Empereur. A la Bonne Volonté, rue d'Impuissance. De Russie. Au Chimère, rue des Caprices. De France. Au Coq déplumé, rue du Canada. D'Autriche. A la Mauvaise alliance, rue des Invalides. D'Angleterre. A la Fortune, Place des Victoires, rue des Subsides. De Prusse. Aux Quatre Vents, rue des Renards, près de la Place des Guinées. De Suède. Au Passage des Courtisans, rue des Visionnaires. De Pologne. Au Sacrifice d'Abraham, rue des Innocents, près de la Place des Dévôts. | |
[pagina 151]
| |
Des Princes de l'Empire. Au Roitelèt, près de l'Hôpital des Incurables, rue des Charlatans. De Wirtemberg. Au Don Quichotte, rue des Fantômes, près de la Montagne en Couche. De Hollande. A la Baleine, sur le Marché aux Fromages, près du Grand Observatoire. Als een kleinen tegenhanger dezer aardigheid kunnen wij hier iets plaatsen, dat geen paskwil, maar waarheid was. ‘Amsterdam 1809. Het Bureau van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken wordt gehouden op de Doodkistemakersgracht’Ga naar voetnoot1). Had een satiriek vernuft het scherper kunnen ten toon stellen, dan hier de werkelijkheid eener officieële aankondiging het deed, hoe, onder de regeering van Napoleons vazal, bij de politieke onbeduidendheid van 't koninkrijk Holland, het tijdstip van een groote nationale begrafenis was aangebroken? In de dagen der Patriotten werden de uithangborden de Prins of de Vrijheid uitgehangen, naarmate de kroeg en haar bezoekers tot de eene of andere partij behoorden, en naarmate men er Oranje of Vaderlandsche slokjes dronkGa naar voetnoot2). En 't waren de herbergen niet alleen, die met haar uithangborden partij kozen. Een patriottische bakker te Dordrecht, Lipjes genaamd, hing een afbeelding uit van Prins Willem V met zijn vrouw en drie kinderen, en daaronder dit vers: Een drukker, opdat elk zijn nering ras zou merken,
Hangt Laurens Koster uit, die 't eerst de letters vond.
Een tapper neemt een Zwaan, die zich met kop en vlerken,
Graag in het nat verbergt en, of men 't niet verstond,
Zet ik bij Brood en Koek een vijftal groote Vraten,
Die zelfs het gansche land afkluiven tot de gratenGa naar voetnoot3).
De slimmert begreep intusschen niet, dat de laatste regel niet sloeg met hetgeen vooraf ging. Even min als 't een drukker op Coster, of een tapper op een Zwaan zou doen, moest hij op groote Vraten schelden; want die waren zijn beste klanten. Te Ouderkerk aan den Amstel had men in de tweede helft der 18de eeuw twee uithangborden met Prinsen; 't een was de Oude Prins, 't ander de | |
[pagina 152]
| |
Jonge Prins. De helden van den Rijngraaf van Salm hadden den Ouden Prins niet kunnen dulden en 't bord weg doen nemen, waarvoor Brugzicht in de plaats kwam. Den Jongen Prins lieten ze staanGa naar voetnoot1). In den Kattenburgschen oorlog van 1787, dien de schrijvers van dien tijd schrikverwekkend noemenGa naar voetnoot2) - trouwens zij hadden niet veel van dien aard gezien - waren 's Lands Welvaren en 't Onvolmaakte Schip vermaard, beiden uithangborden van wijnhuizen, waar Oranjelui bijeenkwamen, 't eerste staande op de Reguliersgracht, 't ander op den Oosthoek der kleine Kattenburgerstraat. 't Eerste werd reeds in den morgen van 29 Mei geplunderd: 't ander vertoonde, zoodra de Patriotten Kattenburg veroverd hadden, binnen weinige oogenblikken ‘de kenmerken van den uitzinnigsten wrevelmoed.’ 't Huis te Hoop kreeg in 't zelfde jaar een historische vermaardheid. 't Was een herberg bij de Duivendrechtsche brug, die, met vier batterijen versterkt, als of 't een kasteel was, door de Pruisen duchtig beschoten, door de Patriotten hardnekkig verdedigd werdGa naar voetnoot3). In 1795 blinken ons te Amsterdam 't Wapen van Emden op den Nieuwendijk en de Karseboom in de Kalverstraat tegen. In 't Wapen van Emden kwamen de leden van Doctrina et Amicitia bijeen, sedert die Societeit, toen het middenpunt der beweging, op hooger last gesloten was, en op de stoep van dat koffiehuis hield op den 18den Januari de burger Krayenhoff zijn ‘hartelijke aanspraak aan 't volk’, dat ‘eene revolutie begeerde.’ In den Karseboom vestigde het Comité Revolutionair zijn zetel. Den kasteleins in beide lokalen bracht die revolutie geen onaardig stuivertje op: - er werd nog al wat verteerd, en wat niet betaald - zelfs wat niet gebruikt was - aan het vrijgevig Nieuwe Bestuur in rekening gebrachtGa naar voetnoot4). Spek en Ham was het uithangbord van een herberg op den hoek van 't Amstelgrachtje bij de Varkenmarkt, die in 't begin van 1813 op een treurige wijze van zich spreken deed. Daar werden wat al te vroeg gesprekken gevoerd over een afschudden van 't Fransche juk. Dit kwam den woordvoerders, August Maas en Thomas de Jongh op den kogel, en den herbergier, Dirk ValentijnGa naar voetnoot5) met verscheidene anderen, op gevangenschap te staan. En om denzelfden tijd kregen de drie Zwanen, te Zaandam, gelijke | |
[pagina 153]
| |
treurige vermaardheid. Ook daar werden vergaderingen gehouden, die tot volksbeweging leidden en ten gevolge waarvan ook een zestal mannen met den kogel werd gestraft. En toen den 15den November 1813 de Amsterdammers ‘Oranje boven!’ riepen, toen werden ook de uithangborden niet vergeten, maar alle, die met den keizerlijken adelaar pronkten, afgerukt, stuk geslagen en verbrand. Onder de zwakheden van Koning Leopold I behoorde ook, dat hij wel wat al te mild was in 't uitdeelen van zekere decoratie. Toen in 1856 België het jubelfeest van dien Koning vierde, las men te Antwerpen op den hoek der Zak- en Zerkstraten bij een schoenlapper: Sire, gij moet u niet geneeren
Om hier uw botten te creveeren,
Ik zal ze gratis repareeren,
En dan kunt ge mij er voor decoreeren.Ga naar voetnoot1)
In de Hoogstraat te Oudenaarden is een herberg waar het Varken uithangt. In den Patriottentijd, dat is in 1790, was dat Varken de vergaderplaats der Oudenaarder heethoofden, die er zoo veel lawaai maakten, dat men er zich te Weenen over verwonderde. Het Varken heeft zijn vurig patriotismus nog niet verloren. Toen, in 1860, in geheel België een openbare betuiging plaats had tegen den Franschen annexatiegeest, werd er op het oor van 't beest een Belgische kokarde gespijkerd, die er nog op zit, en aan dat varkentje een zeer vermakelijk voorkomen geeft. Bij die zelfde gelegenheid heeft een lid van den gemeenteraad te Villers-Orval in Luxemburg zich een uithangbord laten maken, dat er nog hangt, en waarop men den Napoleontischen adelaar ziet, die België met gretigen blik aanschouwt, en waarboven de Fransche driekleur wappert. De ware beteekenis van dit bord is twijfelachtig en voor tweederlei uitlegging vatbaar.Ga naar voetnoot2) | |
II.Wanneer men de Engelsche uithangteekens nagaat, dan verwondert men zich over de menigte kombinatiën, en wel van dingen die geenerlei betrekking tot elkander hebben. Dat. b.v. de Hond en de Haas of de Kat en de Muis op een uithangbord vereenigd zijn, is zeer natuurlijk; maar wat hebben de Bijbel en de Zwaan, wat de Vos en de Zeven Sterren, wat de Beer en Bacchus, wat de Klok en de Leeuw met elkander uitstaande? En wel honderd meer zulke zonderlinge samenkoppelingen kan men in Engeland vinden. Zij behooren tot de laatste tweehonderd jaren. In 't begin der 17de eeuw waren de Engelsche uithangborden nog eenvoudig; eerst na dien tijd onstonden al die tweevuldige, wat aan drie oorzaken wordt toegeschreven. | |
[pagina 154]
| |
1e. De Engelsche uithangborden plachten vroeger geen op- of onderschriften te hebben, wat in Frankrijk en ten onzent steeds het geval is geweest. Zag men op een Hollandsch uithangbord een boom geschilderd, men behoefde nooit te twijfelen, welke boom er bedoeld werd; immers men las er onder: d' Oranjeboom, d' Appelboom, de Lindeboom, 't Rozeboompje, of wat boom het wezen mocht. Zelfs nog heden ziet men bij ons geen gouden leeuw uithangen, (een figuur, waarin niemand zich toch vergissen kan), of er staat bij te lezen, dat het de Gouden Leeuw is. Nog in 1719 verwonderde zich een Fransche reiziger, die Engeland bezocht, dat daar niets onder de uithangborden te lezen wasGa naar voetnoot1). Maar hieruit volgde dan ook, dat het publiek wel eens, door misvatting, aan het afgebeeld voorwerp een verkeerden naam gaf, en zoo ontstonden sommige dubbele namen, die dan vervolgens de herbergier ook beiden schilderen liet, omdat zijn huis nu eenmaal bij die twee namen bekend was. 2e. De volksuitspraak verbasterde dikwijls de benaming, en maakte uit een twee, die dan ook weêr aanleiding gaven tot een dubbele afbeelding. Zoo zou het bij ons hebben kunnen gebeuren dat de Kraaiende Haan overging in de Kraai en de Haan, of 't Blokzeilder schip in 't Blok en 't zeilend Schip, indien namelijk bij ons niet steeds onder de voorstelling de naam te lezen ware geweest. 3e. Bij overneming van winkels en herbergen koos de nieuwe eigenaar dikwijls zijn eigen symbool, maar behield ook, om de oude klanten te behouden, het oude er bij: zoo ontstonden vereenigingen van voorwerpen, die geen verband tot elkander hadden. Deze laatste oorzaak heeft ook bij ons kombinatiën doen ontstaan; hoewel niet zoo talrijk als in Londen. Onder de Amsterdamsche logementen van 't laatst der 17de eeuw vindt men: de Smak of de Koning van Zweden, de Brug van Londen of de Oude Prins van Oranje: 't Wapen van Holland of 't Groot Keizershof: 't Groote Schild van Frankrijk of de Plaats Royaal De Keizerskroon of de Oude Befaamde Berg. In 1616 vond men op den Dam: het Rat van Avonture en den Olijfboom: en nog ziet men in de Wijde-Kapelsteeg: de Stad IJsselstein en 't Out Vergulde Kalf. Hier valt intusschen bij op te merken, dat alleen in het opschrift op den Dam een werkelijke samenkoppeling bestaat van de twee genoemde voorwerpen. Bij al de vijf eerste benamingen toont het afscheidend voegwoord of, dat de aangeduide herberg twee verschillende namen heeft, een ouden en een nieuwen, en in 't laatste voorbeeld wordt dit evenzeer aangetoond door 't adjektief Out voor Vergulde Kalf gezet. Te Brugge heeft men La Vache of den Hollander; te Zwijnaarde: St. Antonius of het Schaerken. Ook bij de samensmelting van twee Genootschappen tot één ontstonden | |
[pagina 155]
| |
zulke kombinatiën; doch men wist die hier doorgaans, met Hollandsch overleg, vrij goed tot een geheel te brengen. Toen in 1632 te Amsterdam de Oude Kamer met de Akademie vereenigd werd, uit welk huwelijk de Amsterdamsche Schouwburg geboren is, werden ook beider blazoenen samengevoegd, en de Bijkorf der Akademie met de Eglantier der Oude Kamer omvlochten, terwijl de beide deviezen Yver en In liefde bloeyende in-een-smolten tot: door Yver in Liefde bloeyende. En toen twee Doopsgezinde gemeenten, die van de Arke Noachs en van de Zon, zich vereenigden en een hofje stichtten, dat beider blazoen moest dragen, werd dit een Ark door de Zon beschenen; en het hofje heette: de Zon en de Arke Noachs. Wanneer een beeld weggenomen en door een ander vervangen is, en 't oude onderschrift is blijven staan, of omgekeerd, dan kunnen er ook vrij zotte kombinatiën van figuur en bijschrift ontstaan. Van elk een voorbeeld. Te Parijs, in de rue St. Croix de la Bretonnerie, leest men met verwondering onder de roode Carotte van een tabaksverkooper: Ecce mater tua. In 't latijn; - omdat de aardigheid voor advokaten en geestelijken bestemd is? Neen, de uitlegging is eenvoudig deze: op de plaats, waar nu het uithangteeken van den tabaksman staat, stond vroeger een Maria-beeldje, waarvan de nis nog aanwezig is. Het beeldje is weggenomen, maar het onderschrift is blijven staan onder de carotte, welke de voorbijganger alzoo uitgenoodigd wordt met allen eerbied als zijn lieve moeder te groeten. Te Heemstede zag men weleer aan een luifel een Kat en een Muis geschilderd, met dit onderschrift: Heemsteê is wel schoon
Maar Haarlem spant de kroon.Ga naar voetnoot1)
Niemand begreep wat die kat en muis met Haarlem en Heemstede te maken hadden. En zij hadden ook niets gemeens; onder die beide diertjes had weleer een ander onderschrift gestaan, doch dat, als meer onderschriften, een weinig aanstootelijk was. Een nieuwe bewoner had het uit laten strijken, doch de onschuldige diertjes laten staan, en er een nieuw rijm van eigen maaksel onder gezet. Wij hebben echter nog op een andere soort van zonderlinge kombinatiën te wijzen, die vooral hier te lande voorkomt, en wel in de opschriften, zoo berijmd als onberijmd, waarin somtijds de meest uiteenloopende denkbeelden op de verrassendste wijze worden samengevoegd. Zeer veel komen die voor met invoering van personen of teksten uit den Bijbel; doch die | |
[pagina 156]
| |
bespreken wij in de Tweede Afdeeling. Hier geven wij eenige voorbeelden van gemengden aard: Boven 't huis van een Vischkooper te Schevelingen, die tevens Katechizeermeester was, las men: Hier verkoopt men zoutevis
En leert men zijn belijdenis.
Boven zeker veerhuis: Hier zet men koffi, thee en over.
Te Utrecht, op een uithangbordje; Hier scheert, wascht en geneest men honden,
En maakt men ook zuurkool in.
Voor een halve eeuw of iets langer geleden, las men te Rijswijk, boven een kleinkinderenschooltje: Hier onderwijst men de jeugd.
Mijn man is ook Notaris.Ga naar voetnoot1)
En, volgens een andere mededeelingGa naar voetnoot2) zag men 50 jaar geleden, in de Lemmer voor een winkel: Hier verkoopt men koffy en kousen. Boven de deur van een Sluiswachter, die tevens Veldwachter was, stonden de regels, waarmede, in het 1ste tooneel der Athalia, Joab Abner toespreekt:
Celui qui met un frein à la fureur des flots,
Sait aussi des méchants arrêter les complots.
Kombinatie van twee talen kan men in België vinden, waar Fransch en Vlaamsch al strijdend zich vermengen. Wij zullen er slechts eenige voorbeelden van geven: Te Loochristy: in de Groote Grosse Caisse; te Balegem: In Sint Ivo bon bier. Te Aygem bij Aalst: *** peintre et vitriers.
Hij zet ook cheesen.
Wat zijn cheesen? rijtuigen? neen; - stoelen? neen; wat dan? scheersen, ‘dat zijn scheermessen.’ Cheesen verbeeldt een verfransching à la belge van scheersen. En de verklaring van de kombinatie is deze: de vader is schilder en glazemaker; de zoon is schareslijper, die zich bijzonder toelegt op het slijpen en zetten van scheermessen, - het verhevenste deel van dit vak. Te Antwerpen bij de Leopoldstraat leest men: Ici on schenk di café op. Te Berchem bij Antwerpen: In de belle Zwaen. | |
[pagina 157]
| |
Te Lier: Atelier doreur et encadreur,
In 't oud steen. - Estaminet,
A... L.....
Te Ruysbroek: in de Vanpeur
Ano Jourdhoi Pour de Lar Geat
de Main poer Rein
Bij Pilet.
Eindelijk kan ook een kombinatie van verscheidene talen in een en 't zelfde opschrift wellicht in sommige streken een nuttig middel zijn om zich voor reizigers van alle natiën verstaanbaar te maken. Wij halen 't voorbeeld uit Afrika. Van Kaapstad naar Simonsstad reizende, vindt men, op ongeveer een uur afstands van deze plaats, een herberg, op welker uithangbord de navolgende inscriptie te lezen staat:
Zum sanften Schäfer der Salisbury-Ebene,
Multum in parvo! Pro bono publico!
Entertainment for men and beast all of a row.
Lekkere kost as much as you please.
Excellent beds without any fleas.
Nos patriam fugimus: now we are here,
Vivimus, let us live by selling beer,
On donne à boire et manger ici;
Come in and try it, whoever you beGa naar voetnoot1).
Zijn Hollandsch bepaalt zich tot twee woorden: Lekkere kost; maar zeker zeggen dan ook die woorden voor Afrikaansche Hollanders al wat noodig is. | |
III.De schrijvers van the History of Signboards wijzen er op, hoe, in lateren tijd, de uithangteekens, die eenigen naam hadden verworven, gekopieerd werden, en hoe uit de doodslag is geweest voor die teekens in 't algemeen, vermits zij daardoor hun beteekenis verlorenGa naar voetnoot2). Wij gelooven, dat zulke praktijken altijd en overal hebben plaats gehad en achten het onnoodig, onze meening met een lange lijst van voorbeelden te staven. Reeds is hierboven, in 't Zesde Hoofdstuk, bij de Delftsche brouwerijen, op de middelen van dien aard gewezen, die men aanwendde om zich klandizie te verschaffen; en dezelfde praktijk blijft voortdurend in zwang. Wanneer men te Amsterdam den Haarlemmerdijk langs gaat, zijn schreden | |
[pagina 158]
| |
naar de poort richtende, dan kan men achtervolgens boven twee herbergen, slechts weinige schreden van elkander verwijderd, ook twee uithangborden zien, elk met een bruin paard beschilderd. Maar de eene herberg noemt zich Van ouds het Bruine Paard: een teeken, dat aldaar de zaak het eerst werd uitgeöefendGa naar voetnoot1). Doch wij willen nog eenige voorbeelden geven van vroeger en later dagteekening en verschillend van aard. Een oud Oostinjevaarder, die de zee vaarwel zei, doch daarom toch het varen niet kon verlaten, kocht een vlotschuit, huurde een huis in de Brouwersstraat en schreef voor zijn luifel: Hier woont Jan Cornelisz met syn vier keyeren en syn wyf,
Is driemael in Oost-Indiën geweest en nou voert hy een vlotschuit tot iders geryfGa naar voetnoot2).
Een ander, die nog een kind meer had, stak hem de loef af en schreef voor zijn luifel op de Palmgracht: Hier woont Jan Claasz, met vijf kinder en zijn wijf.
Is driemaal in Oostinje geweest en voert nu een vlotschuit tot ieders gerijfGa naar voetnoot3).
weêrszijden van een oranjeboom in een pot, en op die pot een doode Muis; - daaronder de navolgende samenspraak:
De Cat.
Uil ghy doet my ongelyk;
De muis is voor mij toebereid.
De Uil.
Nu Cat! ghy moet het weten,
Het ongegunde brood dat wordt het meest gegetenGa naar voetnoot4).
Een dergelijke voorstelling was voor omstreeks vijftig jaar te Utrecht bij de Witte-vrouwepoort op een uithangbord te zien, en daaronder: | |
[pagina 159]
| |
O Uil! Gij doet mij ongelijk,
Ja Kat, dat moet gij weten:
Het ongegunde brood
Dat wordt het meest gegetenGa naar voetnoot1).
Ook op de luiken van een boerenherberg aan den weg tusschen Breda en Tilburg zag men op het eene luik de Kat, op het andere de Uil, en luidden de rijmen: O Uil! gij doet mij onrecht groot,
Gij eet het ongegunde brood.
Ja Kat! dat wil ik weten.
Dat wordt het meest gegetenGa naar voetnoot2).
Te Veendam, voor een werfhuis, placht een uithangbord te zijn, waarop de Uil de muis in den bek had en de Kat daar tegen over, zeggende: Uil! gij doet mij groot onrecht,
De muizen zijn mij toegezegd.
Waarop de Uil antwoordde: Ja Kat, dat moet gij weten.
Ongegund brood wordt het meest gegeten.
Onder stond: Hier verhuurt men zeevolkGa naar voetnoot3). En eindelijk nog vond men altijd datzelfde bord met nagenoeg het laatst opgegeven rijm aan de Voorstraat over de Vriesestraat te Dordrecht en werd de aanleiding tot de plaatsing daarvan toegeschreven aan de bijzondere omstandigheid, dat er een militaire kleêremaker woonde, die het regiments-werk van een kollega had weten af te snoepen, en, toen deze zich bitter over zijn handeling beklaagde, hem nog met dit bord bespotteGa naar voetnoot4). Aan den weg tusschen Steenbergen en Wouw werden Kat en Uil ook gevonden aan twee herbergen tegen over elkander, en daarvan wordt de volgende geschiedenis verhaald. In de vorige eeuw was de Kat reeds een welbeklante herberg; onder de afbeelding van de Kat las men: in de Kat tapt men. Baas Stock, de bezitter van 't huis aan de overzijde, besloot zijn konkurrent te worden, en liet een Muis op zijn uithangbord schilderen, en daaronder: in de Muis tapt men. Dadelijk liet baas Broos uit de Kat zijn bord veranderen, en gaf zijn kat een muis in den bek. Dit vond Baas Stock al te bijtend, hij | |
[pagina 160]
| |
wierp zijn Muis weg, en liet een Uil schilderen die ook een muis in den bek had. Naauwelijks hing die Uil daar, of baas Broos liet onder zijn Kat schrijven: O Uil, wat dat gij nu benijdt,
De muis die is mij toegezeid.
Baas Stock, niet linksch, deed dadelijk onder zijn Uil het antwoord schrijven: O Kat, hoe zijt Gij zoo vermeten?
Het onrechtsbrood wordt meest gegeten.
In 1825 woonden de zoons van beide konkurrenten nog elk in hun tapperij en leefden als goede buren. Doch de beide uithangborden waren toen reeds lang verdwenen, en de herbergen bekend als de Kat en de MuisGa naar voetnoot1). Ga naar voetnoot+En vermoedelijk zijn de hier aangehaalde zes voorbeelden de eenige niet, die van dergelijke voorstelling van een Uil en een Kat te geven zijn. Welke nu van deze de oorspronkelijke en welke navolgingen zijn, is niet uit te maken: vermoedelijk waren ze allen kopijen van een bestaande prent met de bijbehoorende toelichting. Het uitgedrukte denkbeeld was wel geschikt om in den smaak des volks te vallen. Van navolgingen sprekende, zij hier tevens aangemerkt, dat zelfs de opschriften aan Godshuizen, al waren die ook van geen minder dichter dan van Vondel, niet voor plagiaat beveiligd bleven. En had men ze nog maar letterlijk overgenomen; doch zij werden vrij gevolgd - en verknoeid. Ieder kent het opschrift van het Burgerweeshuis te Amsterdam, bij de afbeelding der weeskinderen: Wij groeien vast In tal en last:
Ons tweede vaders klagen.
Ay, ga niet voort Door dese poort,
Of help een luttel dragenGa naar voetnoot2).
Dit werd nagevolgd op den boog van de poort van het Burgerweeshuis te VlissingenGa naar voetnoot3) en ook op een steen in den muur van de binnenpoort van het Roode of Burgerweeshuis te Groningen, mede bij een afbeelding van weeskinderen. Op den laatsten werd het aldus verknoeid: Wij groeyen vast
Tot grooten last
Der voogden, dies ze ook klagen.
Gaat toch niet voort
Door dese poort,
Of helpt wat mede dragenGa naar voetnoot4).
| |
[pagina 161]
| |
Ook van Gildebekers en -kannen werden opschriften ontleend, zoo ze in den smaak vielen van den kroeghouder die er een noodig had; - hoezeer doorgaans met eenige varianten. Op een tinnen wijnkan van het koren-dragersgild te Nijmegen leest men: Dinck. ic. win. soo. bederf. ic.
Drinck. ic. water. soo. sterf. ic.
Nochtans. is. het. beter. win. gedronke. en. bedorve.
Dan. water. gedronke. en. gestorve.Ga naar voetnoot1)
Eene der vele varianten op dit vierregelig gedicht hebben wij reeds gegeven in het Achtste Hoofdstuk: eene andere kan men te Dordrecht in de Nieuwstraat voor een tapperij lezen, en wij achten 't onnoodig er meer aan te halen. De navolgingszucht kan zelfs tot naäperij overgaan. Wij kiezen de voorbeelden uit Belgiën en Zwitserland - twee landen, waar men gaarne de Franschen naäapt. ‘Blinddoekt eenen vreemdeling’ zegt Frans de PotterGa naar voetnoot2), ‘voert hem uit zijn land tot in het midden onzer Vlaamsche streken, b.v. aan de spoorwegstatie te Mechelen; neemt hem daar den doek van de oogen, en laat hem raden in welk gewest der wereld hij zich bevindt - wat zal hij zeggen? A la Cour Impériale, Au Pavillon Français, A la tour de Malakoff, - A Sêbastopol; - wel ik ben hier in Frankrijk! O België, o apenland! in dit antwoord ware gantsch uwe geschiedenis vervat sedert de dertig jaren uws bekrompenen bestaans.’ En nu naar Zwitserland. ‘De hoogste trap der aardigheid is bereikt te Lausanne, waar men vindt: Café-estaminet à l'instar de Paris. Hier is niets buitengewoons aan; maar op een kleine zijdeur van 't huis heeft men heel ernstig geschilderd: Entrêe de l'instar. Er zijn dus in Zwitserland ook apen;’ voegt Frans de Potter er tot troost zijner landslieden bij.Ga naar voetnoot3) | |
IV.Dat men menige fout in spelling en stijl in de opschriften der uithangborden en gevelsteenen vond en vindt is niet te verwonderen: 't is een gevolg van de onkunde der schilders en steenhouwers, die ze maakten. De onderschriften van oude gevelsteenen vertoonen dikwijls een opmerkelijke overeenkomst met de randschriften van de zegels der middeleeuwen, die vol solecismen en barbarismen zijn niet alleen, maar ook door ver- | |
[pagina 162]
| |
kortingen en samentrekkingen, door 't enclaveeren of 't weglaten van letters, niet zelden alles behalve duidelijk zijn. Prezen wij het zoo even, dat bij ons de afbeelding van een boom nimmer haar verklarend onderschrift miste, zoo kunnen wij 't wederkeerig een geluk noemen, dat het opschrift, 't welk men te Amsterdam in de Westerstraat vinden kan - I.D. PRVMBoM - uit den daarboven afgeheelden Pruimeboom wordt verklaard. In de Tweede-goudsbloemsdwarsstraat vindt men, onder een Schuit, S. Pieters Vloschuit staan: - hier is 't vlot in een vlo gemetamorfozeerd; maar daar en tegen lezen wij elders onder een dergelijke afbeelding: In d'Oude Vlotschu, waar de it zijn weggelaten omdat er geen plaats meer voor overschoot. Somtijds zijn het zotte vergissingen, die men ontmoet. Bij een pasteibakker achter de Hal te Amsterdam las men, in 't begin der 18de eeuw: de Bruyloft van CanaänGa naar voetnoot1). Ongetwijfeld bedoelde de man de bruiloft te Cana in Galileën en geenszins die, welke de zoon van Cham in zijn dagen gevierd mag hebben. Over fouten in spelling ook in onzen tijd, willen wij niet spreken. Fijn-schilders hebben even goed recht er eene op hun eigen hand te hebben als die tegenwoordig taalgeleerden heeten: en dat zij geen onderscheid kennen tusschen ij en y is hun te eerder te vergeven, omdat die taalgeleerden en taalmeesters dat ook niet schijnen te kennen, en bovendien elk ze van jongs af leert verwarren, dewijl men in de spelboekjes, die de lieve jeugd in handen krijgt, ze ook nevens elkander ziet staan, als ware 't precies eene en dezelfde letter. Op de reizende en rijzende zonnen en mannen willen wij hier evenmin terugkomen, noch hun - den fijnschilders - die onschuldige woordspeling kwalijk nemen; vooral niet sinds onze hedendaagsche dichters geen ooren meer hebben voor 't verschil van klank in ij en ei. Stijlfouten zijn in een bloot opschrift moeielijk te maken; en toch werden en worden zij aangetroffen als er maar gelegenheid toe bestaat. Zoo b.v. las, en leest men herhaaldelijk, voor barbierswinkels: Hier Scheerd en Snijt men het Haar; als of het haar eerst afgeschoren en dan nog eens kort en klein gesneden moest worden. In den laatsten tijd echter is dit oude opschrift aan menigen scheerwinkel reeds vervangen door de eenvoudige infinitivi: Scheeren en Haarsnijden. De Vlaamsche gewesten zijn het ware vaderland der geradbraakte opschriften. Wij zullen er een kleine bloemlezing van geven, waarbij onze Hollandsche geheel in den schaduw gesteld worden. Te Landegem aan de brug leest men: Roetkis maeker
Pyp. De Smet in het
Schiepershuis Estaminet.
| |
[pagina 163]
| |
Gij ziet, het rijmt ook nog: Smet, het, net. Te Rousselaar bij een koffieschenker: Deckmijn Cardon,
Maekt kaffé bon
Aen een stuiver de man
Voor die betalen kan.
Te Gent, in de Bagattestraat: Hier verkoopt men alle soorten van Vies.Ga naar voetnoot1) - Bij den Cruisberg: in den Ariun de boom; dit moet Oranjeboom verbeelden; - in de Wijngaardsstraat: Hier verkoopt men bier en geeft men heetteGa naar voetnoot2); - in de Keizersstraat stond onder de afbeelding van een kurassier: in 't Kassierke; doch toen de waard daarom uitgelachen werd, liet hij 't verbeteren, en er staat nu: in 't Kasseeuwke; - op een ander bordje staat onder de figuur van een vogel, die een nachtegaal moet heeten: in de Achtergael. In de Kerkstraat te Gent leest men: Barrier in haersnijder, en bij een blikslager op de Vrijdagsmarkt: in de Gaude Plum. Te Belcele aan den straatweg leest men:
a. souliere.
Koperslager pompmaker hijzer Magazijn
Fabrikant in parapluen verkoopen en repareren.
pre fick.
Te Sint-Maartens-Laethem: in ce bas pold verkoept men drank. Dat heet: in Sebastopol verkoopt men drank. Te Seevergem leest men: in de Konyngin; zeker zult gij hier Koningin uitmaken. Mis, lezer, gij kent geen Vlaamsch; er staat op 't bord een Konijntje geschilderd. Te Eecke vinden we iets nog fraaiers: Bij J.B. Dekien, antiquar verkoopt men àlle soorten van kruideniers waeren catoen catoenette neusdoekken koussen, alle soorten van rijsblome, gruis, kerkens en rijsblome, matrasseslager en pluimkuischer aen eenen civieln prijs. Die antiquar verdient, dat het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap hem tot medelid benoeme. Te Sint-Jan-in-Eremo staat voor een herberg: in de Klap-Coote. Wat beduidt dat? Klap = babbel en Coote = huisje, dus: in 't babbelhuisje, een origineele naam voor een kroeg. Te Loochristy leest men: in den grijsen hinckst bij J. de Bruyne taebt (in den grijzen hengst, bij J. de Bruyne, tapt.) En te Waarschoot: In den handel van commercie! Met een paar Antwerpenaars willen wij deze bloemlezing besluiten; want Loin d'épuiser une matière
Il n'en faut prendre que la fleur.
| |
[pagina 164]
| |
In de Hemelstraat staat te lezen voor wie 't lezen kan: Hier reparert men guta persika galohcen.
en in de Klaverstraat: Taffepot en taminet, lees: ‘koffiehuis en estaminet!’ Uit de provincie Antwerpen nemen wij slechts te Westerloo: in de nief Ploeg tapt men goed disters bier bij Moeder An, en langs den weg van Forthem naar den Rabbelaar: Bij de wedu Laplaise
een weinig vertier landst
den Straete kant, verkopt
men weet zand.Ga naar voetnoot1)
Dat het Belgisch-fransch niet beter is dan het Vlaamsch is natuurlijk: een Vlaming, wien gevraagd werd, waar hij de twee laatste jaren had doorgebracht, antwoordde: j'ai été un âne à Anvers et encore un âne á Louvain. Wij kiezen slechts enkele voorbeelden uit. Te Gent schrijft een prentverkooper in de Vander-Donckt-gaanderij op zijn bord: Les six fette flamande vinq frans. Te Meirelbeke aan den straatweg: Ici on loece au pied et à cheval. Te Gent loopt een drankverkooper rond met de blikken kas op den rug, waarop te ontcijferen staat: marhand
delimona
staminet
sur la rue
a 2 ct
a 5 centime
levere.
Fraaie bouwstoffen voor een vermakelijke fransche Spraakkunst. Dendermonde levert ons de volgende: Au Palais de Justice
Estaminet
Jozef Durickx.
Accoucheuse Beefsteakx
diplomée. a toute heure.
Waarschijnlijk is de vrouw, of een inwonende bloedverwant van den kastelein, vroedvrouw. Denzelfden titel vindt men te Schooten aldus gespeld: accousieuse jure. | |
[pagina 165]
| |
Te Antwerpen in de Groenendalstraat leest men: Ici on lave à neuf. Een die 't las, en hem nog overtreffen woû, schreef op zijn bord: Ici on lave à dix. En te Eleweit, tusschen Brussel en Mechelen, vindt men: in den quvila, qwinzenjer maker; wie kan 't lezen? Het zal moeten zijn: in den qui va là, cuisinièremaker, maar duidelijk is 't nog niet. Intusschen kan men ook zelfs te Parijs wel wonderlijk fransch vinden. Op de Place du Caire, bij een katersnijder, leest men: Armand Thibaut, couppe les chat, sa femme ossi et va ten ville. En in 1855 las men buiten Parijs, dicht bij 't bosch van Vincennes, op een boerehuis: Laid chaux matin o soire;Ga naar voetnoot1) hetgeen zeggen wilde, dat men er 's morgens en 's avonds warme melk kon krijgen. |
|