Poëtische werken. Deel 11. Treur- en blijspelen. Deel 4
(1862)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 275]
| |
Vierde bedrijf.Eerste tooneel.(Dezelfde zaal.)
otello en jago.
jago.
Zoudt gy dat denken?
otello.
Denken, Jago?
jago.
Hoe!
Een kus in stilte...
otello.
o Neen, daar steekt niets in.
Die deugdzaam is en zulke daden pleegt,
Verzoekt den duivel met haar fraaie deugd.
jago.
Als 't daarby blijft, is 't kwaad toch niet zoo groot;
Doch... als ik aan mijn vrouw een zakdoek geef...
otello.
Welnu?
jago.
Dan is 't haar eigendom, en mag
Zy 't, naar my dunkt, weggeven wien ze wil.
otello.
Haar eer is even zoo haar eigendom.
Mag zy die ook weggeven wien zy wil?
jago.
Maar eer is een onzichtbaar iets, en raakt
Soms in 't bezit van wien het niet behoort.
Maar wat betreft dien zakdoek...
otello.
Ha! alweêr.
'k Had gaarne dien vergeten: maar, o ja!
Gy zeidet... zie, het zweeft my voor den geest
Gelijk een raaf, die op een pestziek huis
Verderf voorspelt... dat hy mijn zakdoek had.
jago.
Nu ja, wat steekt daarin?
otello.
Dit vraagt gy nog?
jago.
Indien ik dan eens zeide, dat hy u
Gesmaad had, en verteld... men vindt ze meer,
| |
[pagina 276]
| |
Die schelmen, die de gunsten, van een vrouw
Genoten, slecht verzwijgen kunnen...
otello.
Heeft
Hy iets gezegd?
jago.
Dat heeft hy; doch niets meer,
Dan hy des noods ontkennen zoû.
otello.
En wat?
jago.
Nu ja, hy sprak van... met haar... nevens haar...
Of... by haar...
otello.
Met haar, by haar, nevens haar!
Die zakdoek... die bekentenis... die doek!
Bekennen - en gehangen tot zijn loon!
Eerst hangen - dan bekennen! 'k Beef er van.
Die droom geeft klaar bewijs, dat zijn natuur
Gemeenzaam is geworden met die drift.
Geen woorden zijn 't, die my ontstellen. Wacht!
Neus, ooren, lippen! Kan 't wel moog'lijk zijn?
Bekent'nis! - Zakdoek! - Duivel! - O mijn hoofd!
(Hy valt in onmacht.)
jago.
Werk rustig voort, werk voort, mijn artseny!
Zoo vangt men hen, die ligtgeloovig zijn;
En meen'ge vrouw, die schuldloos is en rein
Wordt op die wijs verdacht. - Op, Generaal!
Rijs op, Verman u zelf! Otello op!
cassio treedt op.
Ha Cassio! gy hier?
cassio.
Wat viel hier voor?
jago.
De Generaal viel straks in onmacht neêr.
Dit is, sints gist'ren, al de tweede reis.
cassio.
Wrijf hem de slaap van 't hoofd.
jago.
O neen! laat af!
Laat dier bezwijming ongestoord haar loop,
Of anders schuimt zijn mond en barst op nieuw
| |
[pagina 277]
| |
Zijn woede los. - Hy roert zich. Ga van hier
Doch blijf niet ver. Ik moet iets van gewicht
U melden. Ga van hier: hy komt weêr by.
(Cassio af.)
Hoe is het, Generaal! het hoofd gewond?
otello.
Bespot ge my?
jago.
Ik spotten! en met u?
otello.
Heeft hy bekend?
jago.
Ik bid u, wees een man.
Terwijl gy hier door smart in onmacht laagt
(Een toestand, ongepast voor zulk een held)
Kwam Cassio: ik heb hem afgescheept,
Doch nader hem een onderhoud beloofd.
Verberg u ginds, en neem zijn houding waar,
Zijn hoon, zijn glimlach, ja zijn gandsch gelaat,
Als ik hem uitvraag naar zijn minnary.
'k Zeg let op zijn gebaren! - Maar vooral,
Bedwing u zelf, en draag u als een man.
otello.
Ik zal geduldig zijn; maar te gelijk
Bloeddorstig.
jago.
Nu, dat zal men later zien.
Hoû slechts in alles maat. Ga nu ter zij.
(Otello verbergt zich.)
Nu moet ik Cassio eens vragen naar
Zijn vrijery met Blanka, (3) die zottin,
Die, dol op hem, steeds bedelt om zijn gunst.
Hy lacht terstond, als hy haar naam slechts hoort:
En onze Moor, die uit zijn schuilhoek wel
Kan zien, maar niet dan half verstaan, misduidt
Dien lach en - wat hy zegt. Daar is hy al.
cassio komt behoedzaam op.
De kust is vrij? - Hoe gaat het, Luitenant?
cassio.
Te slechter, daar gy my een tytel geeft,
| |
[pagina 278]
| |
Waarvan 't verlies my 't leven kosten zal.
jago.
Heeft Desdemone u dan geen hulp beloofd?
(zachter) Zoo Blanka eens de zaak beslissen kon,Dan waart gy ras geholpen!
cassio.
Arme sloof!
otello (ter zijde).
Ei zie! daar lacht hy reeds.
jago.
'k Zag nooit een vrouw,
Dus op een man verzot.
cassio.
Die goede ziel!
En ik geloof in waarheid, dat zy 't meent.
otello.
Nog wederspreekt hy 't flaauw en spot er meê.
jago.
Ei, hoor eens, Cassio!
otello.
Nu zal hy hem
Doen biechten. Ha! - behendig uitgedacht!
jago.
Zy zegt, gy zult haar trouwen?
cassio.
Ha! ha! ha!
otello.
Gy zegepraalt, Romein! gy zegepraalt!
cassio.
Ik zoû haar trouwen, haar, zoo wuft van zin?
Heb eerbied, bid ik u, voor mijn verstand,
En acht het niet zoo zeer van 't spoor gedwaald!
Ik trouwen, ik, met haar?
otello.
De winner lacht.
jago.
In ernst, men zegt, dat gy haar trouwen wilt.
cassio.
Spreek waarheid, vriend!
jago.
'k Mag sterven, zoo ik lieg.
otello.
Mijn pas naar de and're waereld schijnt reeds klaar.
cassio.
Dat schepsel heeft het sprookjen uitgestrooid:
Zy waant uit eigenliefde en ydelheid,
Dat ik haar trouwen zal; 'k beloofde 't nooit.
otello.
't Verhaal zal nu beginnen: Jago wenkt.
cassio.
Zoo straks nog zag ik haar, en overal
Loopt zy my na. Nog onlangs op het strand
Was ik met Cyprioten in gesprek:
| |
[pagina 279]
| |
En zie, daar komt zy aan en valt my daar
Zoo waar ik leef, zóó om den hals.
otello.
Als riep ze:
‘o Dierb're Cassio!’ 'k versta die taal.
cassio.
En hangt, en leunt my tegen 't lijf en schreit
En kust my... ha! ha! ha!
(Hy lacht en haalt Desdemonaas zakdoek voor den dag.)
jago.
Wat fraaier doek!
Wis een geschenk, dat gy van haar ontfingt.
cassio.
Een zakdoek, dien ik in mijn kamer vond,
Bezie hem vrij: 't borduursel is recht fraai.
otello.
Ha! by mijn ziel! mijn zakdoek!
jago.
Dien gy vondt?
Ei vriendlief, kom, maakt dit den ganzen wijs.
cassio.
Neen, in de daad, ik heb dien niet van haar.
jago.
Nu, 't zij hoe 't wil; 'k prijs uw bescheidenheid.
(fluisterend.)
Maar nu een woord nog... 'k hoor den Generaal.
Mijd hem, maar hoû by Desdemona aan,
Dat is 't, wat ik u zeggen moest. Vaarwel.
Hy komt. - Van hier: ik zeg u t' avond meer.
cassio.
Gy komt dan, zonder fout?
jago.
Ja - voort, van hier.
(Cassio af.)
otello.
O Jago! hoe vermoord ik hem!
jago.
Hebt gy
Hem zien braveeren in zijn snoodheid?
otello.
Ha!
jago.
En zaagt gy ook den zakdoek?
otello.
Ja, by God!
Kon ik hem moorden negen jaren lang!
- Een schoone vrouw! een lieve, een zachte vrouw!
jago.
Neen! dat moet gy vergeten.
| |
[pagina 280]
| |
otello.
Ja! dat zy
Vergeten en verdoemd zij - nog deez' nacht.
Want leven zal zy niet. Mijn hart werd steen,
En sla ik op mijn borst, ik wond mijn hand.
En toch! - geen liever schepsel hier beneên!
Zy ware eens keizers echtkoets waard geweest!
jago.
Daaraan moet gy niet denken. -
otello.
Dat zy sterf!
Maar toch, ik wil haar recht doen! - O hoe kon
Zy toov'ren met de naald: hoe zoet weêrklonk
Haar zilv'ren stem, by 't lieflijk harpgeluid.
Hoe rijk van geest, hoe schrander van vernuft!
jago.
Te slechter was zy dan...
otello.
O! duizendmaal!
En dan hoe zacht van omgang en gemoed!
jago.
Maar al te zacht.
otello.
Gewis: maar Jago, zeg!
Hoe jammer is 't! hoe jammer, Jago - ach!
jago.
Indien ge op haar verzot blijft als voorheen,
Wel, geef haar dan tot zondigen verlof.
't Geeft niemand schaê, zoodra het u niet deert.
otello.
'k Zal haar vermoorden! My bedriegen, my!
jago.
't Is schandelijk!
otello.
En met mijn luitenant!
jago.
Dat 's erger nog.
otello.
Haal Jago, haal vergif.
Ik wil geen woord meer met haar wiss'len - neen!
'k Zoû zwichten, ja, voor haar betoov'rend schoon.
jago.
Neen, geen vergif. Verworg haar op de koets,
Die zy bezoedeld heeft.
otello.
Goed, Jago, goed!
jago.
Wat Cassio betreft, dien neem ik zelf
Voor mijne rekening. Te middernacht
| |
[pagina 281]
| |
Verneemt gy meer.
(Trompetgeschal.)
otello.
Hoe nu! trompetgeschal!
jago.
Gewis een tijding uit Venedigs vest.
Hoe! Lodovico! - met uw gemalin.
lodovico en desdemona komen op mel gevolg.
lodovico.
Heer Generaal! ontfang mijn hulde en groet.
otello.
Met al mijn hart. - Wat tijding brengt gy meê!
lodovico.
De Doge en al de Raadsleên groeten u.
(Hy reikt hem een pakket over.)
otello.
Eerbiedig kus ik 't werktuig van hun wil.
(Hy opent en leest het bevelschrift.)
desdemona.
Wat brengt ge ons, Lodovico, goede Neef!
jago.
Ik ben verblijd u hier te zien, mijn Heer!
En heet u wellekom op Cyprus reê.
lodovico.
Ik dank u! En hoe vaart uw Luitenant?
'k Meen Cassio.
jago.
Hy leeft, en is gezond.
desdemona.
Hy leeft met mijn gemaal in onmin, Neef!
Doch gy brengt hun verzoening wis te weeg.
otello.
Zijt gy daar zeker van?
desdemona.
Mijn Heer gemaal?
otello lezende.
‘Gy zult niet in gebreke blijven, alzoo
te doen, indien gy wilt, dat’...
lodovico.
Hy riep u niet: hy sprak van 't geen hy las.
Is uw gemaal op Cassio verstoord?
desdemona.
Zoo is't, en ach! veel zoû ik onderstaan,
Indien ik hen te saêm verzoenen kon.
otello.
O vuur en hel!
desdemona.
Hoe!
otello.
Zijt gy wel by 't hoofd?
desdemona.
Hoe! is hy toornig?
lodovico.
Om den brief misschien.
Want, zoo ik meen, wordt hy terug ontboôn,
| |
[pagina 282]
| |
En Cassio benoemd tot Gouverneur.
desdemona.
't Verblijdt my in de daad.
otello.
In ernst?
desdemona.
Mijn Heer!
otello.
'k Verblij my, dat gy dol zijt.
desdemona.
Maar, mijn lief!
otello.
Gy duivel!
(Hy slaat haar.)
desdemona.
Dat verdiende ik niet.
lodovico.
Mijn heer!
Geen in Venetiën, die zoo iets zoû
Gelooven, ook al zwoer ik, dat ik 't zag.
Vergoed haar dit: het is te veel: zy weent.
otello.
O duivel! duivel! o! indien deze aard
Door vrouwetranen ooit bezwangerd werd,
Uit elke traan ontsproot een krokodil.
Uit mijn gezicht!
desdemona.
Ik ga, en stoor u niet.
lodovico.
Die vrouw is wel gehoorzaam. Generaal!
Roep, 'k bid u, haar terug.
otello.
Mevrouw!
desdemona.
Mijn Heer!
otello.
Wat wilt gy van haar, Neef?
lodovico.
Ik, Generaal?
otello.
Ja: gy begeerdet, dat zy keeren zoû?
O zy kan keeren, draaien, en toch gaan,
En keeren wederom, en weenen ook:
En ze is gehoorzaam, als gy zeidet, ja.
O, zeer gehoorzaam! - Ween maar immer voort.
Wat dit betreft - o die geveinsde smart -
Ik werd naar huis ontboden. - Ga, weldra
Zult gy mijn wil verstaan. - Aan dit bevel
Zal ik terstond voldoen. - Pak u van hier.
(Desdemona af.)
| |
[pagina 283]
| |
- En Cassio bekomt mijn post. - Blijf gy
Deez' avond by my eten, waarde Neef?
Gy zijt op Cyprus welkom! - Dood en duivel!
(af.)
lodovico.
Is dit de Moor, die held, by onzen Raad,
Zoo hoog geroemd! dat hart, dat nimmermeer
Door hartstocht zich liet drijven uit het spoor?
Wiens vaste deugd in voor- en tegenspoed
Zich zelve bleef gelijk!
jago.
Gy vindt hem wis
Veranderd?
lodovico.
Is zijn brein ook aangedaan?
jago.
Het is daarmeê zoo 't is. - 'k Beslis het niet,
En is hy niet hetgeen hy wezen moest,
God gave dat hy 't wierd.
lodovico.
Zijn vrouw te slaan!
jago.
Dit was voorwaar niet goed: en 'k wenschte toch
Dat dit het ergste waar!
lodovico.
Doet hy dit meer?
Of heeft die brief misschien zijn drift verwekt?
jago.
Helaas! ik mag niet zeggen wat ik weet
En heb gezien. Ga zelf zijn daden na.
Uit zijn gedrag zal blijken wat hy is,
En 'k spaar onnutte reed'nen.
lodovico.
't Spijt my zeer,
Dat ik aldus my in den man bedroog.
(af.)
| |
Tweede tooneel.
Een ander vertrek.
otello en emilia.
otello.
Zoo hebt gy niets gezien?
emilia.
Noch ooit gehoord:
| |
[pagina 284]
| |
Ook hield ik nimmer haar van kwaad verdacht.
otello.
Gy zaagt haar toch met Cassio?
emilia.
Gewis...
Maar 'k hoorde ook ieder woord, dat in 't gesprek
Gewisseld werd: - en geen, dat aanstoot gaf.
otello.
Zy fluisterden dan nooit?
emilia.
Neen, Generaal!
otello.
En zond zy u niet van de hand?
emilia.
Neen, nooit.
otello.
Om waaier, handschoen, masker of zoo iets
Te halen?
emilia.
Nooit mijn Heer!
otello.
Nu! dat is vreemd.
emilia.
'k Stel voor haar eerbaarheid mijn ziel te pand,
En, Generaal! indien gy anders denkt,
Weer verre die gedachte van u af.
Bracht deze of gene schelm u dit in 't hoofd.
De hemel moog' het wreken op het zijn!
Want zoo uw gaê niet kiesch is, vroom en trouw,
Dan is geen man gelukkig, en geen vrouw
Meer schuldeloos.
otello.
Ga - roep haar hier, by my.
(Emilia af.)
Zy praat als goud; een slechte kopp'lares,
Die dat niet kan. Zy is een sluwe feeks.
Die arme Jago! - Want gewis dat hier
Ook de eene dienst wel de ander waard zal zijn.
desdemona komt op met emilia.
desdemona
Wat wilt ge, Otello!
otello.
Kom wat nader, schat!
desdemona.
Wat is uw wensch?
otello.
Laat my uw oogen zien.
Kom! zie my in 't gezicht.
| |
[pagina 285]
| |
desdemona.
Wat gruwb're waan!
otello, tegen Emilia.
Let op uw zaken. Ga! laat ons alleen.
En sluit de deur. Roep, hoest, als iemand komt.
Maar o! geheim! geheim! - Nu! zult gy gaan?
(Emilia af.)
desdemona.
Wat wil die taal? 'k bezweer 't u op mijn kniên!
'k Versta de gramschap van uw woorden, ja,
De woorden zelve niet.
otello.
Wie zijt gy, spreek?
desdem.
Uw vrouw, mijn lief, uw trouwe en kuische gaê.
otello.
Kom, zweer dat! Want de Duivel mocht wellicht
Aan zoo veel schoons de klaauw niet durven slaan.
Daarom, verdoem u dubbel: zweer, dat gy
My trouw zijt.
desdemona.
O! dat weet de goede God!
otello.
Hy weet het, dat gy valsch zijt als de hel.
desdemona.
Hoe! tegen wien? mijn gaê! hoe ben ik valsch?
otello.
O Desdemona, ga toch, ga toch heen.
desdemona.
O dag van rouw! O waarom weent gy? Ben
Ik de oorzaak van uw tranen, mijn gemaal?
Wijt gy mijn vader soms uw opontbod,
Och! wijt het niet aan my. Ik heb geen schuld.
otello.
Zoo my de felste ramp waar' toebedeeld,
Schande en verdriet my op het hoofd gedaald,
Mijn laatste hoop voor eenwig my ontgaan,
Toch had ik nog door zielskracht my vermand.
Maar blootgesteld te worden aan den hoon
Der waereld, die my nawijst en bespot! -
O dat is vreeslijk. - Echter 'k had ook dit
Gedragen en my tegen 't leed gekant.
Doch dáár, waar ik mijn schat verborgen had,
Daar, waar ik leven moest of niet bestaan,
Daar, in die bron, waaruit mijn heil ontsprong,
| |
[pagina 286]
| |
Mijn eeuwig heil! - dáár my verguisd, veracht
En 't vuilste paddebroedsel daar te zien
Vermenigvuldigen! - Geduld, verbleek!
Gy jonge Cherub met uw rozemond!
Verbleek en zie verwoed, gelijk de hel.
desdemona.
'k Hoop, dat Otello aan mijn trouw gelooft.
otello.
Als aan den trouw der vlinders in den hof!
Betoov'rend onkruid! wee! uw zoete geur
Bedwelmt my. Dat gy nooit geboren waart!
desdemona.
Wat kwaad heb ik onwetend toch begaan?
otello.
O! moest dit zuiver blad, dit god'lijk boek,
Zoo vuil bezoedeld worden? Wat begaan?
Begaan! O gy bedriegster! mijn gelaat
Zoû, gloeiend als een smidse, in mijn gemoed
Mijn kiesheid straks verkeeren doen tot asch,
Als ik uw daad slechts noemde. Wat begaan?
De hemel walgt er van, de maan bezwijmt.
De dart'le wind, die kust wat hy ontmoet,
Verschuilt zich in spelonken onder de aard,
En wil er niets van hooren! wat begaan,
Gy lichtekooi!
desdemona.
By God! dat ben ik niet.
otello.
Zijt gy dat niet?
desdemona.
Neen, by mijn zaligheid!
Indien het rein bewaren van mijn eer
Voor u, voor u alleen niet heeten kan
Een lichtekooi te zijn, ben ik er geen.
otello.
Hoe! gy geen lichtekooi?
desdemona.
Ik zeg u neen!
otello.
Is 't mooglijk?
desdemona.
O! wees my genadig, God!
otello.
Dan vraag ik om vergeving. 'k Was verkeerd:
Ik hield u voor Venedigs lichtekooi,
| |
[pagina 287]
| |
Die met Otello is gehuwd. -
emilia komt terug.
En gy,
Die 't tegendeel van Petrus ambt bekleedt,
Portierster van de hel! - hier is uw loon:
Uw taak heeft uit, alleen - geheim! geheim!
(af.)
emilia.
Helaas! wat heeft uw echtgenoot in 't zin!
Hoe gaat het toch, mevrouw! hoe gaat het u?
desdemona.
In waarheid, half in slaap.
emilia.
Wat is er toch -
O meld het my - wat met mijn Heer gebeurd?
desdemona.
Met wien gebeurd?
emilia.
Met wien! wel met mijn Heer!
desdemona.
Wie is uw Heer?
emilia.
Uw Heer gemaal, mevrouw!
desdemona.
Ik heb er geen. Vraag niets. Een tranenvloed
Waar 't eenig antwoord, dat ik geven kon,
En - weenen kan ik niet. 'k Bid, leg te nacht
Mijn bruiloftssprei op 't bed: vergeet het niet,
En roep uw man.
emilia heengaande.
Welk een verand'ring, God!
desdemona.
Op zulk een wijs behandeld! - dat is hard.
Wat heb ik toch gedaan, om zelfs van ver
Beticht te zijn van zulk een wangedrag?
emilia komt terug met jago.
jago.
Wat is uw wensch, Mevrouw? hoe gaat het u?
desdem.
Ik weet het niet. Wie kind'ren onderwijst,
Berispt hen, maar met zachtheid, niet in drift:
Zoo moest hy my berispen; want, 'k gevoel,
Voor harde woorden ben ik maar een kind.
jago.
Mevrouw!
emilia.
Ach, Jago! ach! de generaal
Heeft straks Mevrouw een lichtekooi genoemd
| |
[pagina 288]
| |
En haar gehoond met zulk een snood verwijt.
Als nooit gevoelig hart verduren kon.
desdemona.
Zeg, Jago! ben ik dat?
jago.
Wat, eed'le vrouw!
desdem.
Wat mijn gemaal gezegd heeft dat ik was.
jago.
En waarom zeî hy dat?
desdemona.
Ik weet het niet.
Ik weet alleen, ik ben zoo slecht niet, neen.
jago.
Ach! ween niet, ween niet. Ach! wat jammerdag!
emilia.
Sloeg zy daarom zoo menig aanzoek af?
Verliet zy daarom vaders huis en haard?
En zoû zy dan niet weenen?
jago.
Maar hoe komt
Hy aan dien gril?
desdemona.
't Is Gode alleen bewust.
emilia.
'k Verbeur het lijf, zoo geen doortrapte fielt
- Geen deugniet, die naar gunst en aanzien streeft,
Geen booze slaaf, die 't ergste nooit ontzag -
Die lastering verzon: daar sterf ik op.
jago.
Onmoog'lijk! Neen. Zoo'n mensch bestaat er niet.
desdem.
Indien er zoo een leeft, vergeef hem God!
emilia.
De galg vergeef hein, foei! - Wat heeft zy ooit
Gedaan, gedacht, om dus te zijn gesmaad?
Wie is de man, met wien zy zich vergreep?
Waar? hoe? wanneer? waar is 't geringste blijk?
Een vuige booswicht heeft den Moor misleid,
Een schelm, een lage, een uitgemaakte schelm.
De hemel breng zoo snooden boef aan 't licht.
En legge een roê in elke brave hand,
Om dien bedrieger naakt de waereld door
Van Oost tot West te geeslen.
jago.
Niet zoo luid!
emilia.
O wee hem! Zulk een schoelje was het ook.
| |
[pagina 289]
| |
Die u 't verstand geheel en al verdraaid
En my verdacht gemaakt heeft by den Moor.
jago.
Kom! gy zijt mal, loop heen.
desdemona.
Ach Jago! ach!
Hoe win ik toch Otelloos liefde weêr?
Vriend! ga en spreek met hem; want ach, ik zweer,
Ik weet niet, hoe 'k zijn min verbeuren moest:
Hier kniel ik neêr. Indien ik ooit mijn trouw
Met daad, gedachte of woorden heb gekrenkt,
Indien mijn oog, mijn oor, of iets in my,
Zich immer tot een ander heeft geneigd, -
Indien ik thands niet, even als voorheen
En t' allen tijd - zelfs al verstiet hy my
Als beed'lares - hem hartelijk bemin,
Zij alle heil voor eeuwig my ontzegd.
Gestrengheid, ja, kan veel, zy kan my doôn,
Doch niet mijn liefde. - Ik! ik een lichtekooi!
Het woord alleen jaagt huiv'ring my door 't hart.
Maar tot de daad, die zulk een naam verdient,
Verleidde my al 't goud der waereld niet.
jago.
Ik bid u, wees bedaard. 't Is maar een luim.
De zaken van den Staat verbitt'ren hem
En daarom is hy stuursch.
desdemona.
Waar' 't dit alleen!
jago.
't Is dat alleen: ik sta er ù voor in.
Hoor, 't speeltuig noodigt u aan 't feestbanket.
(Muzyk.)
Het hoog gezantschap van Venedig wacht.
Treê binnen! ween niet langer: 't schikt zich wel.
(Desdemona en Emilia af.)
(rodrigo komt op van een andere zijde.)
jago
Welnu, Rodrigo!
rodrigo.
Gy handelt mooi met my. | |
[pagina 290]
| |
jago.
Hoe dat?
rodrigo.
Dag aan dag scheept gy my met een uitvlucht af: en, zoo als 't my nu voorkomt, verwijdert gy veeleer mijn uitzichten, dan dat gy die bevestigt. Neen, in ernst! dat verdraag ik niet langer, en evenmin ben ik van zins alles gelaten op te nemen wat ik tot nu toe al verdragen heb.
jago.
Hebt gy geduld om my aan te hooren Rodrigo?
rodrigo.
Ik heb u waarlijk al te veel aangehoord; want er is een machtig verschil tusschen uw woorden en uw daden.
jago.
Een onbillijk oordeel!
rodrigo.
Niets meer dan de waarheid. Mijn vermogen heb ik verspild: de juweelen, welke ik u ter hand stelde om aan Desdemona te geven, zouden een bagijn hebben kunnen verleiden: gy hebt gezegd, dat zy ze heeft aangenomen en my met vertroostingen en verwachtingen op een spoedige vervulling mijner wenschen gepaaid: - doch wat krijg ik? - Zie, zoo veel!
jago.
Goed, heel goed, ga voort.
rodrigo.
Goed, heel goed, ga voort! Ik wil niet voortgaan: en het is niet heel goed: ik zeg, het is heel gemeen, en ik begin te bemerken, dat ik gefopt ben.
jago.
Best! verder?
rodrigo.
Ik herhaal u, het is niet best. Ik zelf zal naar Desdemona gaan. Wil zy my mijn juweelen teruggeven, dan zie ik van alle verdere aanzoeken af: - zoo niet, dan verzeker ik u, dat ik satisfaktie van u vorderen zal.
jago.
Hebje uitgepraat?
rodrigo.
Ja! en ik heb niets gezegd, of ik zal 't doen ook.
jago.
Zoo! nu zie ik, dat gy hart hebt; en van dat | |
[pagina 291]
| |
oogenblik heb ik een betere opinie van u dan te voren. Geef my de hand, Rodrigo! - Gy hebt my een zeer billijk verwijt gedaan, en toch betuig ik u, zonder omwegen gehandeld te hebben.
rodrigo.
Dat is niet gebleken.
jago.
Gebleken is het niet, dat beken ik: en uw argwaan is niet ontbloot van verstand en oordeel. Maar, Rodrigo! indien gy werkelijk datgene bezit, wat ik u van te voren niet in die mate toeschreef, te weten, vastberadenheid en moed: betoon ze dan van deze nacht; en als gy in de daaropvolgende Desdemona niet in uwe armen hebt, belaag dan vrij mijn leven en jaag my verraderlijk de waereld uit.
rodrigo.
Goed; maar wat is het? Is het overeenkomstig de gezonde rede? Is het mogelijk?
jago.
Vriend! er is een gezantschap uit Venetiën gekomen, om Cassio aan te stellen in Otelloos plaats.
rodrigo.
Is dat waar - Wel! dan gaan Otello met Desdemona naar Venetiën terug?
jago.
o Neen! hy gaat naar Moorenland, en neemt de schoone Desdemona met zich: ten zij zijn verblijf door eenig toeval verlengd worde! - en de beste en sekuurste weg daartoe is, Cassio uit den weg te ruimen.
rodrigo.
Hoe meent gy dat uit den weg ruimen?
jago.
Wel! door hem onbruikbaar te maken voor Otelloos post: door hem de hersens in te slaan.
rodrigo.
En dat wilt gy, dat ik doen zal?
jago
Ja! als gy moed genoeg hebt om u zelven voordeel en recht te verschaffen. Dezen avond gaat hy eten by zijn liefste, by Blanka: hy weet nog niets van de eer, die hem wordt toegedacht: als gy hem wilt opwachten by 't heengaan - omstreeks middernacht, dan kunt gy hem pakken waar 't u lust. Ik zal by de hand | |
[pagina 292]
| |
zijn om u by te staan. Kom, wees niet beteuterd; ik zal u de noodzakelijkheid van zijn dood zoo duidelijk maken, dat gy u verplicht zult rekenen, hem dien toe te dienen. Kom - het is tijd! hy zal my reeds wachten. Aan het werk!
rodrigo.
Wel! ik zal hooren wat gy my te zeggen hebt.
jago.
Gy zult tevreden zijn. (Af.)
| |
Derde tooneel.
otello, lodovico, desdemona, emelia, Gevolg.
lodovico.
Ik bid, mijn Heer! neem toch de moeite niet...
otello,
Met uw verlof, het wand'len doet my goed.
lodovico.
Vaarwel, Mevrouw! ik ben u zeer verplicht.
desdemona.
Geen dank, mijn eed'le Heer!
otello, tegen Lodovico.
Kom, gaan wy dan
Den tuin eens rond. - Hoor, Desdemona!
desdemona.
Wel?
Wat is uw wil, mijn Heer!
otello.
Ga fluks te bed.
Ik kom terstond terug: uw kamervrouw
Zult gy verwijd'ren.
desdemona.
't Zal geschieden, Heer!
(Otello, Lodovico en Gevolg af.)
emilia.
Hoe gaat het thands? Hy zag wat minder stuursch.
desdemona.
Hy zeide my: ik kom terstond terug.
Hy gaf my last, naar bed te gaan, en u
Te zenden van de hand.
emilia.
My van de hand
Te zenden?
desdemona.
't Was zijn wil. Alzoo, vriendin!
Geef my mijn nachtgewaad, en dan, vaarwel!
| |
[pagina 293]
| |
Zijn wrevel dient niet weder opgewekt.
emilia.
Ik woû wel, dat gy nooit hem had gezien.
desdemona.
Ik niet: ik ben zoo zeer aan hem verknocht,
Dat my zijn barsche toon, zijn kwade luim...
Ontrijg my, kom... bevallig dunkt en goed.
emilia.
Ik heb uw bruidsprei over 't bed gelegd.
desdem.
Om 't even! - ach! 't moog' kinderachtig zijn,
Maar als ik vóór u sterf, moet deze sprei
Mijn doodswâ zijn.
emilia.
Wat somber denkbeeld, foei!
desdemona.
Mijn moeder had een dienstmaagd, Barbara.
Die had een minnaar, die krankzinnig werd
En haar verliet. Zy kende een lieflijk lied
Van wilgen - wilgen. 't Was een oude deun,
Doch zoo volkomen op haar lot gepast:
Zy zong het, toen zy stierf. Dat liedtjen maalt
My deze nacht gedurig door het hoofd.
En 't is my dan, of ik het zingen moet
Gelijk zy deed. Eilieve! ga! -
emilia.
Moet ik
Uw nachtkleed halen?
desdemona.
Neen! ontrijg my hier.
Die Lodovico is een hoflijk mensch.
emilia.
Een recht bevallig man.
desdemona.
Hy spreekt zeer goed.
emilia.
'k Weet in Venetiën een Edelvrouw,
Die barrevoets heel naar het Heil'ge Land
Zoû wand'len om een kus van zijnen mond.
desdemona
zingt:
I.
De bedroefde zat neêr aan den rand van de beek
Zing wilgen, groene wilgen!
| |
[pagina 294]
| |
Met het hoofd in de hand en het aanzicht zoo bleek,
Zing wilgen, wilgen, wilgen!
En het murmelend beekjen rolt voort waar zy weent,
Zing wilgen, groene wilgen!
En haar tranen doorweeken het morsig gesteent':
Zing wilgen, wilgen, wilgen!....
(sprekende:)
Eilieve! haast u! spoedig komt hy weêr. -(zingende:) .... Die uw blaadren tot bruidkrans my leent.II.
Dat hem niemand misprijs; want zijn luim is my lief....
(sprekende:)
Dat volgt niet, neen. Hoor, werd daar niet geklopt?
emilia.
Het is de wind.
desdemona het lied herrattende:
En 'k verweet hem zijn ontrouw. Wat zeide hy toen?
Zing wilgen, wilgen, wilgen.
Wel! heb ik u bedrogen, gy moogt het my doen....
(sprekende:)
Zoo, ga nu heen. Slaap wel. 'k Voel trilling inMijn oogleên. Spelt dat tranen?
emilia.
'k Weet het niet!
desdemona.
Ik heb dat wel gehoord. - Die mannen! ach!
Gelooft ge, Emilia - spreek eens oprecht -
Dat vrouwen ooit haar wettige gemaals
Zoo grof bedriegen?
emilia.
Zeker - dat gebeurt.
desdemona.
Zoudt gy dat wel om al de waereld doen?
emilia.
En gy, Mevrouw?
desdemona.
Ik niet, by 's hemels licht!
emilia.
Ik ook niet by des hemels licht. O neen!
By kaarslicht, of in 't donker ja misschien.
desdemona.
Zoudt gy zoo'n daad om al de waereld doen?
emilia.
De waereld! nu, voor zulk een klein vergrijp
Te groot een prijs!
| |
[pagina 295]
| |
desdemona.
In ernst, gy deedt het niet.
emilia.
Niet voor een ring, een hoed, een bracelet,
Een zijden stof, of ander klein geschenk;
Maar voor geheel de waereld... wel my dunkt!...
desdemona.
Geloof me, om al de waereld deed ik niet
Wat onrecht is.
emilia.
Ei wat! De waereld noemt
Dit onrecht, en zoo gy de waereld kreegt,
Dan stond het in uw macht, een nieuwe wet
Te maken, en wat onrecht was, werd recht.
desdemona.
'k Geloof niet, dat er zulk een vrouw bestaat.
emilia.
By honderden! maar dwaalt een zwakke vrouw
Van 't spoor der eer, breekt zy haar echte trouw,
O 't is te vaak de schuld van d' echtgenoot,
Die haren schat verspeelt in vreemden schoot,
Of wel - verblind door drift, door jaloezy -
Gevangenschap, noch droeve slaverny,
Noch slagen zelfs haar in zijn moedwil spaart.
Hoe zacht ook, hoe toegevend ook van aart,
Een vrouw heeft gal, en wreekt zich op haar tijd.
Ga! leert het, gy, die onze meesters zijt,
Dat ook de vrouw gevoel heeft, weet en ziet
En onderscheidt wat lief'lijk is of niet,
Zoo goed als gy. - Wat voert u, mannen, heen
Tot anderen? Zijn 't niet uw ziu'lijkheên?
En is het niet de hartstocht, die u spoort?
En komt niet al dat kwaad uit zwakheid voort?
Wie durft het tegenspreken? En zijn wy
Niet zin'lijk, niet hartstocht'lijk, zwak, als gy?
Behandelt ons dus goed! of wel, bedenkt:
Wy volgen trouw het voorbeeld, dat ge ons schenkt.
desd.
Slaap wel! dat my het kwaad - God geef deez'beêgehoor -
Tot zonde nooit verlei, maar eer tot vroomheid spoor'.
|
|