Poëtische werken. Deel 11. Treur- en blijspelen. Deel 4
(1862)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 296]
| |
Eerste tooneel.
jago en rodrigo.
jago.
Schuil in deez' poort: hy komt hier daad'lijk langs.
Ontbloot uw deugdzaam zwaard en richt het goed.
Wees niet vervaard: ik blijf hier by de hand.
Wy zijn er uit - of 't is met ons gedaan:
Bedenk dit wel, hoû moed en aarzel niet.
rodrigo.
Blijf by de hand! Ik stak misschien eens mis.
jago.
Ik blijf hier. Hoû goed en trek uw zwaard.
rodrigo.
Ik kan niet zeggen, dat deez' aanslag my
Heel erg bevalt; - maar zie, hy praat zoo wys.
Nu 't is toch maar een mensch! - kom, op mijn post!
(Hy verschuilt zich.)
jago.
Ik heb dien ezel in zijn zeer getast,
Reeds wordt hy boos. - Nu! dat hy Cassio
Of deze hem vermoorde, of beide elkaêr,
Hoe 't ga, ik win er by, in elk geval.
Want zoo Rodrigo leven blijft, hy eischt
Van mijne hand de kostbaarheên terug,
Die 'k hem voor Desdemona afgetroond
En voor my zelf zeer wijs behouden heb.
Dat gaat niet, neen! en blijft die Cassio
In 't leven, dan bekomt hy hooger rang
En stelt nog verder my op d' achtergrond.
Behalve dat, de Moor kon my verraên;
Dat zoû gevaarlijk zijn. Neen, hy moet dood.
Hy komt!
cassio komt op.
rodrigo.
Dat is zijn gang. Schavuit! gy sterft.
| |
[pagina 297]
| |
cassio.
Die stoot waar licht my doodelijk geweest,
Indien mijn pantser niet proefhoudend waar'.
Thands eens het uwe op mijne beurt beproefd!
(Hy trekt van leer, valt Rodrigo aan, en kwetst hem na een kort gevecht.)
rodrigo vallende.
Ai my! ik ben getroffen!
(Jago springt uit zijn hinderlaag te voorschijn, houwt Cassio in 't been en sluipt weg.)
cassio.
Moordenaars!
'k Ben voor altijd verminkt. Help! help! moord! moord!
(Hy valt.)
otello treedt op een afstand nader.
otello.
Ha! was dat niet de stem van Cassio?
'k Zie, Jago houdt zijn woord.
rodrigo.
Help! licht! een arts!
O booswicht, die ik ben!
otello.
Ja, 't is wel zoo.
O wakk're Jago, die den smaad uws vriends
Gewroken hebt, gy leerdet my mijn plicht.
Uw liefjen - schoone vrouw! - ligt hier geveld.
En u genaakt de straf. Boeleerster, ha!
Ras kom ik. Weg, weg met dien tooverblik!
Zij 't bed der schand geverwd met schand'lijk bloed!
(af.)
cassio.
Help my! geen wacht! geen ronde hier! ai my!
montano.
Die kreet klonk bang. Hier viel een onheil voor.
cassio.
O help!
lodovico.
Hoor! hoor!
rodrigo.
O ik onzaal'ge schurk!
lodovico.
Daar steent men anderwerf. Wat duist're nacht!
Maar 't kan bedrog zijn en 't waar ongeraên,
Dat we ons alleen hier waagden in gevaar.
rodrigo.
Komt niemand my ter hulp, zoo bloed ik dood.
| |
[pagina 298]
| |
lodovico.
Hoor!
montano.
Zie! daar komt er een met licht en zwaard.
jago komt op in nachtgewaad, met een kaars en ontblooten degen.
jago.
Wie daar! Wie roept hier moord? Wat viel hier voor?
lodovico.
Wy weten 't niet.
jago.
Hebt gy geen kreet gehoord?
cassio.
Om Gods wil! helpt my toch. -
jago.
Wie vraagt er hulp?
montano.
Ei zie, is dat Otelloos vendrig niet?
lodovico.
Gewis, hy is een trouw en wakker man.
jago.
Wie zijt gy toch, die zoo erbarm'lijk steent?
cassio.
Och Jago! - 'k werd door schurken aangerand,
Verlamd, verminkt.
jago.
Wat schurken, Luitenant?
cassio.
De een kan - zoo 'k meen - zoover van hier niet zijn?
'k Heb hem gewond.
jago.
Ei hoor! wat snood geboeft'!
(tegen Lodovico en Montano.)
Wie dat gy zijt, komt hier! verleent ons hulp!
rodrigo.
o Helpt my! hier!
cassio.
Die is 't: het was zijn stem
Hy was er by.
jago, naar Rodrigo loopende, doorsteekt hem
O, gy sluipmoordenaar!
rodrigo.
O snoode Jago! o ontmenschte hond!
O! o!
jago.
In 't donker moorden! Vloekbaar feit!
Waar schuilt dat vloekgespan? Wat duisternis!
Gy daar, wie zijt ge? - Vriend of vyand? spreek!
lodovico.
Kent gy my niet?
jago.
Ha! juist van pas, mijn Heer!
Vergeef my: Cassio ligt hier, gewond
| |
[pagina 299]
| |
Door schelmen!
montano.
Cassio!
jago.
Spreek, broeder, spreek!
Hoe gaat het?
cassio.
Ach! mijn been is zwaar gewond.
jago.
Licht by: ik zal 't verbinden met deez' doek.
(5) emilia komt op.
emilia.
Ach! zeg my, Jago! zeg, wat viel hier voor?
jago.
Ha! gy komt juist van pas! Help my dien man
Verbinden. - Cassio! kunt gy vermoên,
Wie u verminkte?
(Meer lieden komen op.)
cassio.
Neen. -
emilia.
Ach hy bezwijmt.
jago.
Geduld slechts, vriend! - Brengt licht, en zien wy eens!
Hoe nu! zijn my die trekken niet bekend?
Is dat Rodrigo niet, mijn landgenoot?
Rodrigo! neen - ja toch -
lodovico.
Rodrigo, hoe?
jago.
Juist! kent gy hem?
lodovico.
Of ik hem ken? - Gewis,
Hy is het.
jago.
Wel, hoe gaat het, Cassio?
Een stoel! een stoel! O! draagt hem nu van hier!
Ik haal terwijl een wondarts. Zeg my toch -
De man die hier geveld ligt, was mijn vriend -
Wat reden van geschil hadt gy met hem?
cassio.
Ter waereld niets: ik ken den man niet eens.
(Cassio en Rodrigo worden weggedragen.)
emilia.
Helaas, die goede man! och, Cassio!
jago.
Dat komt van de ontucht. Ga, Emilia,
Loop naar 't kasteel, verhaal den Generaal
Wat hier geschiedde! Heeren! 'k volg terstond.
(Allen behalve Jago af.)
| |
[pagina 300]
| |
Deez' nacht is 't, die mijn lot beslissen zal.
Die my ten top van eer voert, of ten val.
| |
Tweede tooneel.
Een slaapvertrek. Desdemona ligt te bedde en slaapt.
otello.
Ja! schuldig is zy! maar ik wil haar bloed.
Niet plengen: 'k wil die huid, als sneeuw zoo wit
En glad gelijk albast, niet kwetsen. Neen.
(Hy gespt zijn zwaard af.)
Doch sterven moet ze - eer ze in haar kwaad volhardt
Gebluscht, en voor altijd, haar levenslicht.
Indien ik u, gedienstig nachtlicht, doof,
'k Geef u, zoodra uw duister my verveelt,
Uw vlam terug; - maar, heerlijkst pronkjuweel
Der schepping! werd het uwe eens uitgebluscht,
Geen fakkel van Prometheus die het weêr
Ontvlammen deed. Heb ik de roos geplukt,
Nooit kan zy weêr herbloeien op mijn wil.
Verwelken moet ze - en, lijder! voor altijd.
(Hy kust haar.)
'k Wil haar nog eens genieten aan de struik.
O balsemgeur, die 't Recht byna verleidt,
Zijn straffend zwaard te brijzelen! - Nog eens!
Wees na uw dood zoo schoon, en schoon 'k u heb
Gedood, 'k zal u nog minnen. Nu voor 't lest
Nog eenmaal! Nimmer was een liefdekus
Zoo zoet en zoo noodlottig te gelijk.
'k Moet weenen! Ach! dit 's goddelijke smart:
Zy tuchtigt waar zy lief heeft. - Zy ontwaakt.
desdemona.
Otello! gy? -
otello.
Ja Desdemona, ik.
| |
[pagina 301]
| |
desdemona.
Wilt gy te bedde komen? - Is 't reeds laat?
otello.
Hebt gy gebeden, Desdemona?
desdemona.
Ja.
otello.
Indien een zonde op uw geweten drukt,
Die u nog niet vergeven werd - 't kon zijn -
Begeef u dan onmid'lijk in 't gebed.
desdemona.
Helaas, mijn lief! wat meent gy met die taal?
otello.
Kom, doe het, en wees kort. Ik ga ter zij.
Ik wil uw ziel, aldus onvoorbereid,
Niet dooden: - neen, by God! ik spaar uw ziel.
desdemona.
Spreekt gy van dooden?
otello.
Ja, dat doe ik.
desdemona.
God
Zij mijner dan genadig!
otello.
Amen! ja
Met al mijn hart!
desdemona.
O! spreekt ge aldus, 'k heb dan
Nog hoop, dat gy my niet vermoorden zult.
otello.
Hoor!
desdemona.
'k Vrees u toch; want vrees'lijk zijt gy, als
Uw oog zoo rolt. 'k Weet niet, waarom ik vrees;
Want ik ben schuldeloos... en toch, ik vrees.
otello.
Denk aan uw zonde.
desdemona.
Ach! zoo 't een zonde was,
Dat ik u lief heb, ja oneindig lief,
Dan ben ik een verstokte zondares.
otello.
Juist, daarvoor sterft ge.
desdemona.
Omdat ik u bemin?
Maar dat zoû onnatuurlijk zijn en wreed.
Ach! waarom bijt ge uw onderlip aldus?
Een bloedig denkbeeld schokt uw gansch gestel.
Dat is een dreigend teeken... doch... ik hoop,
't Is niet op my gemunt.
| |
[pagina 302]
| |
otello.
Wees stil, en zwijg.
desdemona
Ik zwijg. Wat wilt gy toch?
otello.
Dien zakdoek, spreck,
Die my zoo dierbaar was, dien ik u gaf,
Schonkt gy aan Cassio.
desdemona.
Dat deed ik niet,
By God! dat deed ik niet. Ontbie den man,
En vraag het hem.
otello.
Voorzichtig! Wacht u voor
Een valschen eed, nu ge op uw sterfbed ligt.
desdemona.
Maar niet, om nu te sterven.
otello.
Ja, terstond.
Belijd daarom uw zonde en wees oprecht.
Want, wat gy ook mocht zweeren duizendmaal,
Het neemt die overtuiging my niet af,
Die 't harte my verplet. - Uw dood staat vast!
desdemona.
Ontferm u dan, o Heer!
otello.
'k Zeg: Amen.
desdemona.
Ach!
Ontferm u ook, mijn gaê! Ik heb u nooit
Beleedigd. Neen, ik heb nooit Cassio
Bemind, geen liefdeblijk hem ooit verstrekt.
otello.
By God! ik zag mijn zakdoek in zijn hand.
Meineedige! gy doet mijn hart in steen
Verkeeren, en wat ik verrichten ga,
Zal nu geen moord, maar eer een offer zijn:
Ik heb den dock gezien.
desdemona.
Hy vond hem dan;
Want 'k gaf hem nimmer weg. Ontbie hem hier,
Dat hy de waarheid zegg'.
otello.
Hy heeft bekend.
desdemona.
Wat?
otello.
Dat hy omgang met u had.
| |
[pagina 303]
| |
desdemona.
Met my?
Onwettige omgang?
otello.
Ja!
desdemona.
Dat kan, dat zal
Hy niet herhalen.
otello.
Neen, zijn mond is dicht:
Daar heeft de brave Jago voor gezorgd.
desdemona.
O! dit verklaart mijn angsten! Is hy dood?
otello.
Zoo ieder hair van hem een leven was,
Mijn felle wraak verslond hen een voor een.
desdemona.
Helaas! hy werd verraên! 't is uit met my.
otello.
Beweent gy, voor mijn oog, uw minnaar nog?
desdemona.
Verstoot me, Otello! maar vermoord my niet.
otello.
Weg, snoode!
desdemona.
Dood my morgen, laat my nog
Deez' nacht in 't leven.
otello.
Neen!
desdemona.
Een enkel uur!
otello.
Geen uitstel meer: het is besloten.
desdemona.
Gun
My slechts den tijd, dat ik nog eenmaal bid.
otello.
Het is te laat.
(Hy smoort haar onder de kussens.)
emilia, van buiten.
Mijn Heer! - Heer Generaal!
otello.
Wat luid misbaar! - Niet dood nog! niet geheel.
Al ben ik wreed, ik heb toch deerenis.
Uw lijden wil ik niet verlengen, neen! Zoo! zoo!
(Hy grieft haar.)
emilia van buiten.
He! ho! mijn Heer! mijn Heer!
otello.
Wie daar?
emilia.
Ach, Heer! een woord, een enkel woord met u!
otello.
Ja - 't Is Emilia! - Terstond! - ze is dood. -
- Licht, dat zy my bericht brengt van den moord,
| |
[pagina 304]
| |
Aan Cassio gepleegd. - Geen leven meer!
Zoo stil als 't graf. - Laat ik haar in? Is 't wijs? -
'k Geloof, zy roert zich nog. - Neen. - Wat is best?
Komt ze in, zy wendt zich zeker tot mijn vrouw.
Mijn vrouw!- mijn vrouw! wat vrouw? Ik heb geen vrouw
O onverdragelijk, o loodzwaar wee!
Nu moesten, dunkt my, beiden zon en maan
Verduist'ren, en deez' aard van schrik en wee
Opsplijten!
emilia.
Ach, mijn Heer! doe open toch!
Ik moet u spreken! Och!
otello.
'k Vergat u reeds,
Emilia! kom binnen - ja, terstond.
't Gordijn eerst dicht! - Zoo! wat toch jaagt u hier?
Hy ontsluit de deur. emilia treedt binnen.
emilia.
Er is, mijn Heer, een snoode moord gepleegd.
otello.
Hoe? - En wanneer?
emilia.
Zoo even, Generaal!
otello.
De maan is zekerlijk gedwaald van 't pad:
Zy komt deze aarde nader dan zy plach,
En maakt de menschen dol.
emilia.
Ach! Cassio
Versloeg een edelen Venetiaan,
Genaamd Rodrigo.
otello.
Is Rodrigo dood?
En Cassio, ook dood?
emilia.
Neen, deze niet.
otello.
Hoe! Cassio niet dood? dan heeft de moord
Zich erg vergist, en zoete wraak wordt zuur.
desdemona.
O! schuldeloos, zoo schuldeloos vermoord!
emilia.
God! welk geluid is dat?
otello.
Wat?... welk geluid?
emilia.
Wee! wee! dat was het jam'ren van Mevrouw!
| |
[pagina 305]
| |
Help! help! o help! Mevrouw! ach spreek nog eens!
Mijn lieve Desdemona! nog een woord.
desdemona.
Ik sterf onschuldig!
emilia.
O wie heeft het feit
Bedreven?
desdemona.
Niemand. Ik alleen: vaarwel!
Beveel my aan mijn lieven man! Vaarwel!
(Zy sterft,)
otello.
Hoe toch kon zy vermoord zijn?
emilia.
Dat weet God!
otello.
Ik deed het niet: gy hoordet wat zy sprak.
emilia.
In waarheid, ja, haar mond betichtte u niet.
otello.
En als een leugnares voer zy ter hel:
Ik ben het, die haar doodde.
emilia.
O des te meer
Is zy een engel, des te zwarter gy
Een duivel!
otello.
Stil! - Zy was my ongetrouw.
emilia.
Gy lastert haar! gy zijt een duivel, gy!
otello.
Zy was als water valsch.
emilia.
Gy wild als vuur.
Dat gy haar valsch noemt, haar, zoo hemelrein!
otello.
Was Cassio haar boel niet? Vraag 't uw man.
O! 'k waar de diepste foltring waard der hel.
Indien ik zonder reden van gewicht
Zoo wreed een daad gepleegd had. Alles was
Uw man bekend.
emilia.
Mijn man?
otello.
Uw man.
emilia.
Wist hy.
Dat ze echtbrenk pleegde?
otello.
Ja, met Cassio.
O dat zy trouw geweest waar, - had men my
| |
[pagina 306]
| |
Deez' waereld, ja een Hemel aangeboôn,
Nog had ik haar niet afgestaan.
emilia.
Mijn man?
otello.
Ja, hy heeft my het eerst de zaak verteld.
Hy is een eerlijk man en haat het slijk.
Dat kleeft aan vuile daên.
emilia.
Mijn man!
otello.
Waartoe
Dit telkens dus herhaald? Ik zeg, uw man. -
emilia.
O arme vrouw? verraad bracht u ten val.
En zegt mijn man, dat ze ontrouw was? -
otello.
Ja, vrouw!
Ik zeg, uw man. Kunt gy dat woord verstaan?
Mijn vriend, uw man, uw Jago, braaf en trouw.
emilia.
Als hy dat zegt, moog' zijn verdorven ziel
Van grein tot grein vergaan: hy liegt, de schelm:
Haar een'ge dwaasheid was, verzot te zijn
Op zulk een beul als gy.
otello.
Ha!
emilia.
Doe het ergst!
Uw handel is den hemel zoo onwaard.
Als gy uw echtgenoot.
otello.
Ik raad u, zwijg.
emilia.
Ik tart it, om het uiterste te doen.
Misleide gek, onnooz'le, die gy zijt!
Uit onverstand hebt gy een daad gepleegd...
Ik lach wat met uw zwaard! - Ik breng het uit,
Ook al verloor ik twintig levens. - Hulp!
Hulp! hulp! de Moor heeft mijn meest'res vermoord.
Moord! Moord!
montano, jago en nog twee edellieden treden op.
montano.
Wat valt hier voor? Hoe, Generaal! -
emilia.
Zoo, Jago! zoo. Gy hebt het fraai gemaakt:
| |
[pagina 307]
| |
Een ander schuift zijn daad u op den hals.
montano.
Wat is hier toch gebeurd?
emilia.
Zyt gy een man,
Beschaam dien beul! Hy zegt, gy hebt zijn vrouw
Van overspel beticht. Ik weet, gy hebt
Dit niet gedaan. Spreek, want mijn hart is vol.
jago.
Ik zei hem, wat ik dacht: en 'k zei niets meer,
Dan wat hy zelf geloofbaar vond, en waar.
emilia.
Maar zeidet gy hem ooit, dat ze ontrouw was?
jago.
Dat zeide ik, ja.
emilia.
Dan loogt gy, by mijn ziel!
Dan loogt, dan loogt gy duivelsch, goddeloos.
Ontrouw met Cassio? - met Cassio?
jago.
Met Cassio: bedwing uw losse tong!
emilia.
Mijn tong bedwingen! Spreken wil ik! Ziet,
Mijn meesteres ligt op haar bed vermoord.
montano en de andere Edellieden.
Vermoord! -
emilia.
En uw verhaal is daaraan schuld.
otello.
Staart zoo verbaasd niet, Heeren! ja, 't is waar.
montano.
Een vreemde waarheid!
1e edelman.
O wat gruwelstuk!
emilia.
O gruwelstuk! o schendige euveldaad!
'k Denk alles na, ik voel de schurkery!
Ik dacht het daad'lijk reeds. 'k Maak van verdriet
Myzelf van kant! O gruwzaam' gruwzaam stuk!
jago.
Vrouw! zijt ge dol! 'k Beveel u, scheer u weg.
emilia.
Veroorlooft my, mijn Heeren! dat ik spreek.
Gehoorzaamheid betaamt my, maar niet nu.
Licht, Jago! dat ik nooit mijn huis weêr zie.
otello, zich op het lijk werpende.
O! o! o!
emilia.
Ja, werp vrij u neêr en brul;
De lief'lijkste onschuld is door u vermoord,
Die immer 't daglicht zag.
| |
[pagina 308]
| |
otello opslaande.
Zy was ontrouw:
En Jago weet, hoe snood zy my verried
Om Cassio: hoe zy het liefdeblijk,
Dat ik haar schonk, hem ten geschenke gaf.
Een zakdoek was 't, een fraai en keurig werk,
Mijn moeder gaf het op haar sterfbed my.
emilia.
O God! o alle Heil'gen! -
jago.
Zwijg dan toch!
emilia.
Het wil, het moet er uit. Ik zwijgen? Ik?
Neen! - spreken wil ik, vrij gelijk de lucht.
Dat Hemel, Aard en Hel het zwijgen my
Vereend geboden - spreken wil ik toch!
jago, zijn dolk trekkende.
Wees wijs en ga naar huis!
emilia.
Ik wil niet.
montano, Jago neêrhoudende.
Foei!
Uw moordstaal op een vrouw!
emilia.
O domme Moor!
Die doek, waar gy van spreekt, ik heb dien zelf
Gevonden, en gegeven aan mijn man,
Die my, zoo vaak, met aandrang had gebeên.
Dal ik hem stelen zoû.
jago.
Doortrapte feeks!
emilia.
Niet zy gaf hem aan Cassio: - ik vond
En gaf hem aan mijn man. -
jago.
Vervloekt! gy liegt!
emilia.
By de Almacht neen! Ik lieg niet, Heeren! neen!
Weg, bloedhond! weg! wat doet een nar als gy
Met zulk een goede vrouw?
(jago doorsteekt haar en ijlt heen.)
otello.
O Hemel! zendt
Gy dan geen and're als dondersteenen neêr?
Vloekwaarde schurk!
montano.
Hy heeft zijn vrouw vermoord.
| |
[pagina 309]
| |
emilia.
't Is uit! o! Leg my nevens mijn meest'res!
montano.
Zijn snoodheid bleek.
(tegen den 1en Edelman.)
Hier, neem dit zijdgeweerGa naar voetnoot1,
Waak buiten voor de deur: laat hem niet uit,
Maar dood hem liever; ik vervolg dien schelm,
Dien onverlaat!
(Af met de Edellieden.)
tello.
Mijn heldenmoed vervloog.
Een knaap, een kind, ontweldigt my mijn zwaard.
Maar waarom zoû, wanneer de trouw verdween,
Nog de eer in 't leven blijven. Neen! o neen!
't Varc alles heen!
emilia.
Wat spelde uw treurig leed,
Mevrouw? Kunt gy nog hooren? 'k Speel voor zwaan,
En sterf al zingend: ‘Wilgen, wilgen, wilgen!’ -
Moor! zy was kuisch! Zy minde u, wreede Moor!
'k Verkondig waarheid, by mijn eeuwig heil!
En sprekend als ik denk, verlaat ik de aard!
(Zy sterft.)
otello.
Ik heb een ander zwaard in dit vertrek,
Een echte Spaansche kling, in 't ijs gehard.
Hier is hy! - Op, mijn Heeren! 'k moet er uit.
edelman van buiten:
Beproef het niet, of 't kwam u duur te staan:
Gy hebt geen zwaard, en moet geduldig zijn.
otello.
Dan ziet my aan, en of ik weêrloos beu.
De edellieden treden binnen.
Ziet! Beter staal dan dit, vercierde nooit
Eens krijgsmans heup! Ik heb den dag gekend,
Toen deze kling, door dezen arm bestierd,
My hielp door meer gevaren, dan my hier
Verbeiden in uw weêrstand. IJdle roem!
| |
[pagina 310]
| |
Wie kan zijn lot ontgaan? Die tijd is uit!
Vrees niets, ofschoon ge my gewapend ziet
Hier eindt mijn loop, het einddoel van mijn reis,
De laatste baak, die my de haven wijst.
Gy deinst ontzet terug. Wat vreest gy toch?
Hondt slechts een rietstok op Otelloos borst, -
Hy wankelt reeds: waar zou Otello heen?
Helaas! hoe ziet ge er uit, rampzaal'ge vrouw!
Bleek als uw kleed. Eens dringt uw gramme blik
Voor 's Rechters troon mijn bange ziel terug
Van 't Hemelrijk, den duivelen ten prooi
Koud! koud! mijn liefste! en als uw kuischheid koud!
O vloekb're, vloekb're schelm! Gy duiv'len, zweept,
Zweept my terug ver van deze engelin.
Jaagt me in orkanen rond, stookt my in 't diep
Des sulferpoels of baadt me in 't vloeibaar vuur.
O Desdemona! Desdemona! dood!
Dood! O! o! o!
lodovico en montano treden op. Cassio wordt op een draagbaar, en jago gevangen door gevolg binnengebragt.
lodovico.
Waar is die woeste en diep rampzaal'ge man?
otello.
Hier is de man, die eens Otello was.
lodovico.
Waar is die adder? Breng den snoodaart hier!
otello.
Ha! 'k zie geen horens, geen gespleten voet,
En 't sprookjen liegt. - U dooden kan ik niet,
Zoo gy de duivel zijt.
(Hy kwetst Jago.)
lodovico.
Ontweldigt hem
Zijn degen!
(Het geschiedt.)
jago.
'k Ben gewond, maar niet gedood.
otello.
Dat smart my niet: 'k moet wenschen, dat gy leeft;
Want sterven is, naar mijn gevoel, geluk.
| |
[pagina 311]
| |
lodovico.
O gy Otello! eens zoo vroom van hart!
Sints ge in den strik diens onverlaats vervielt,
Wat naam verdient gy nu?
otello.
Dien gy verkiest.
Heet me, als gy wilt, een eerlijk moordenaar;
Want 'k heb uit eer gehandeld, niet uit haat.
lodovico.
De schelm heeft reeds gedeeltelijk bekend.
Hebt gy aan hem den moord van Cassio.
Bevolen?
otello.
Ja!
cassio.
Mijn waarde Generaal,
Zoo ver ik weet, heb ik u nooit gehoond.
otello.
'k Geloof u, en 'k verzoek vergiffenis.
Maar, 'k bid u, vraagt dien booswicht, om wat reên
Hy my naar lijf en ziel dus lagen leî?
jago.
Vraag my niets meer: gy weet hetgeen gy weet...
Ik spreek van stonden aan geen enkel woord.
lodovico.
De pijnbank waar' nog machtig om uw mond
Weêr te openen, indien men 't noodig vond.
(6) Rodrigo, uit zijn schijndood weêr ontwaakt,
Heeft ons de zaak reeds klaar genoeg gemaakt.
Nog zal een dood in lange folterpijn
Te zacht een straf voor al uw gruw'len zijn
(tegen Otello) Gy moet dit slot verlaten! - Van dit uurVoert Cassio op Cyprus 't hoog bestuur.
Beschouw u als gevangen, tot de Raad,
Door my verwittigd van uw euveldaad,
Uw verder lot beslisse.
(Tot het gevolg).
Voert hem heen!
otello.
Vergunt my nog een woord en 'k ben tevreên.
Gy weet, 'k heb vaak den Raad aan my verplicht:
En o! als gy deez' jam'ren hem bericht,
| |
[pagina 312]
| |
Verzwijg, verbloem dan niets, maar schilder my
Gelijk ik was: verhaal, beschrijf hem vrij,
Hoe ik te diep, te teeder heb bemind,
Hoe ik, misleid, door vuige list verblind,
De paerel, die mijn lust was en mijn schat.
In dollen waan verwierp, met voeten trad
En hoe mijn oog, dat, onder 't krijgsgewoel,
De tolken van een smeltend zielsgevoel
Vergeten had sints jaren, van een stroom
Van tranen droop, als Indus balsemboom.
Schrijf, schrijf dat alles neêr: en meld hun dan,
Hoe ik te Aleppo eens een Muzelman,
Die schaamteloos den Staat met hoon en spot
Beleedigde, straks vastgreep by den strot
En trof - aldus!
(Hy doorsteekt zich.)
lodovico.
Weêrhou hem.
montano.
't Is te laat!
cassio.
Zoo volgt steeds nieuwe ramp elke euveldaad.
otello, naar Desdemonaas lijk wankelende.
'k Heb u gekust, eer ik u doodde: en dus
My zelf ontzielend, sterf ik met een kus.
(Hy sterft.(7)
|