| |
| |
| |
Tweede bedrijf.
Eerste tooneel.
Het is nacht.
alleen, met het valies onder den arm en den nachtblaker in de hand.
Ik zie, dat men my het valies gebracht heeft. Maken wy gebruik van den moment, dat die Taelinck nog ligt te snurken as ienen os, om den inhoud iens te inspekteeren. (Hy doet het slot springen, doorsnuffelt het valies, en haalt er een das of ander kleedingstuk uit, waarmede hy zich opschikt.) Wat zie ik? dat schijnt iene scheune capture! Ik wil sterven, als dat giene effekten zijn. Ma foi! nu ben ik een rijk man en kan gerust het service laoten vaoren.
Wijs: Femmes! voulez-vous éprouver.
Provisioneel Goevernement!
Vaorwel! meuge u de drommel haolen,
Zoodrao ik mijn demissie zend:
Gy zult toch nimmer my betaolen.
Wat hebt ge ons om den toin geleid
Met al uw nutloos draolen.
Geen gleurie, eer noch liberteyt
Verslaon de dorst of de appeteyt.
Met dat al, wy moeten oppassen, dat gien van mijn kaomeraoden bemerkt, wat er hier in heeft gezeten.
Wijs: Cadet Roussel.
't Zijn wel allen eerlijke luî,
Vol honneur en vol reputatie;
Maor, geraoken ze in de tentatie,
Dan vertrouw ik hen niet een brui.
Want, want, zucht naar geld } bis.
Heeft hen steeds, als my, gekweld. } bis.
't Zijn wel allen eerlijke luî, enz.
| |
| |
Dan! waor berg ik die pakjens? Het valies is eupen, en er zijn er meer, die hun oog er op hebben laoten vallen.
Hy blijft met de effecten in de hand staan.
| |
Tweede tooneel.
d'eglantiers, maria.
verschrikt, en het pakjen willende verbergen.
Wat? wat is het?
ter zijde.
Het is het valies in quaestie! (luid.) Niets, Kapitein! Ik kwam hooren, of gy ook iets noodig hadt.
Niets!... of wacht! (Hy ziet haar met opmerkzaamheid aan, en zegt ter zijde.) Dat maisken schijnt nog al te vertrouwen... anders... jao, dat zal toch het beste wiezen!-
Wat overpeinst hy toch by zich zelven?
Maisken! ik heb hier ienige rapporten van den armee. Zoudt ge my ook een plaotsken kunnen aonwijzen, waor niemand gluren komt, en waor ik die tot mijn depart in kan cacheeren?
ter zijde.
Hy loopt van zelf in den val. (Op het kabinet wijzende.) Wil ik ze daar verbergen, onder het linnengoed? Doch dan moet gy ook last geven aan uw soldaten, dat zy niet aan 't plunderen gaan in het kabinet.
Dat beleuf ik u: maok maor eupen.
Maria opent het kabinet.
terwijl d'Eglantiers het pak verbergt.
Ik geloof, Kapitein! dat daar wel wat anders in zitten dan orders.
Nu, ik geloof u, al vloekt gy er niet op.
| |
| |
Maar my dacht, het geleken wel effekten.
Zy sluit het kabinet en wil den sleutel by zich sleken; doch d'Eglantiers voorkomt haar.
Halt! den sleutel bewaar ik: verstaot ge?
Ziet ge wel: het zijn effekten. Anders zoudt ge zoo bang niet zijn, die te verliezen.
Dan zoudt ge geen Kapitein van een bende vrijwilligers zijn, niet waar?
Neen! zoo gy slechts rijk waart, dan waart gy reeds lid van het kongres, misschien wel van het provisioneel goevernement.
Wijs: J'ai de l'argent.
Kan ons tot hooge posten jagen:
Wat wordt op aard meest aangebeên?
Wat doet den domkop spoedig slagen?
Wat helpt ons meer dan wijze reên?
Wat blindt het oog van 't dom gemeen?
Wat is 't waar allen 't eerst naar vragen,
Dat op den duur elk blijft behagen? -
Jao! ik geleuf, als ik rijker was...
Ongetwijfeld! een man van uwe begaafdheden, van uwe welsprekendheid, ware zeker te Brussel tot hoogen rang gekomen, indien het hem daar niet aan ontbrak.
Ge flattiert my; doch
Wijs: Frosine.
Ik zag ien aontal trotsche gekken,
'k Zag mier dan ien verwaonden kwast
Naar Brussel veur 't Kongres vertrekken.
Mijn Heer! 'k betuig u dit voor vast:
Op dat Kongres hadt gy gepast.
| |
| |
En zeg my, al die yd'le dwaozen,
Wat hand'len, wat verrichten zy?
Niets, dan in 't wilde praoten, raozen...
Mijn Heer! nog eens, ik zeg 't u vrij:
Op dat Kongres behoordet gy.
Zy brengen met hun nutloos draolen,
Ons arme land nog naor de maon.
Ik heup, de drommel hun zal haolen.
Mijn Heer! gy hebt niet welgedaan,
Dat gy er niet zijt heen gegaan.
Ik zeg u nog iens! ge zijt ien flattierster; doch ik beleuf u, dat, zoodrao ik de Braobantsche vlag op den toren heb gezet, ik naar Brussel reis, en mijn demissie vraog.
ter zijde.
Goede reis! mits de effecten maar hier blijven.
| |
Derde tooneel.
taelinck, de vorigen.
Zoo vroeg reeds op, Kapitain?
Jao, jao! goeden morgen! (ter zijde naar het valies ziende.) Dat hem de duivel...
My dunkt, gy zijt reeds aan het snuffelen geweest, Kapitain! en was dat valies zoo geheel ledig?
verlegen.
Jao! veul was er niet in.
Ge zijt gien man van uw woord, Kapitain! Ge hadt my beleufd, wy zouden ierlijk deelen wat er in was.
Waor niets is, valt niet te deelen: verstaot ge?
Dan hadt ge ten minsten moeten wachten om het te eupenen, tot ik er by waore.
Ge wordt brutaol, Loitenant! ge vergeet de discipline!
| |
| |
Ik zal u by den Géneral aanklaogen, dat ge den boit voor u allien houdt.
Daor staot het maisken: vraogt... laot ze temoignieren, of er iets anders in was, dan...
Dan acht linnen hembden, die de Heer Kapitein my gegeven heeft, om in het kabinet te bergen. Wilt ge dat ik ze krijg, Kapitein?
Jao! jao! daor is de sleutel! (ter zijde.) Dat 's een juwielken van een maisken!
opent het kabinet, neemt een pak hembden er uit en laat het op den vloer vallen. Terwijl de beide officieren die oprapen, verbergt zy haastig het pak effekten onder haar voorschoot.
Daar zijn zy, acht stuks.
Dat is vijf voor my; doch was er niets meer.
Niets!
Zy sluit het kabinet en geeft den sleutel aan d'Eglantiers terug
.
stil tegen Maria.
Als ik ooit lid van het bestuur word, laat ik u ienen pensioen geven.
Nu had ik wel een verzoek aan u, Kapitein! Vooreerst, of de kastelein, mijn baas, weet ge, die man, dien gy gisteren daar in die kamer hebt gevangen gezet, weder op vrije voeten gesteld mocht worden.
Hm! hm! een rebel als hy? doch, als gy het vraogt... awel! gaot hem dan maor haolen.
En ten tweede: of mijn zuster en mijn oom, die hier slapen, ongemolesteerd naar hun dorp zouden kunnen terug gaan.
Ja... hier niet ver van daan!
Nu jao! al weunden zy in de hel, omdat gy het vraogt, zoo kunnen zy vrij gaon.
| |
| |
Bestig! Dat ga ik hun spoedig vertellen.
Zy loopt in de kamer, waar van Werve en Nikolaas zich bevinden.
| |
Vierde tooneel.
d'eglantiers, taelinck, nikolaas.
ter zijde.
Dat is een braove deeren. Wat heeft ze my habiel uit de anxieteit gesalveerd!
ter zijde.
Kik vertrouw die affaire van dat kabinet nog maor half.
opkomende.
Kapitein! de meid heeft my gezegd, dat ge my de vrijheid wildet geven.
Jao! omdat het maisken het gevraogd heeft, laot ik u vrij; doch pas op de naoste kier. Het conseil komt hier byeen; dan kunt ge ook uw stem geven: want ik wil dat de liberteyt fleuriere!
| |
Vijfde tooneel.
de vorigen, pluckx.
Kapitain! daor is het conseil! komt het u gelegen?
Jao, jao! laoten zy komen; doch weet ge wat: laoten er metien tien twaolf van ons volk binnen komen, om de liberteyt in de beraodslaoging te maintineeren: verstaot ge?
Awel, Kapitain!
Hy vertrekt
.
| |
| |
| |
Zesde tooneel.
d'eglantiers, taelinck, nikolaas, michiel, de notabelen, pluckx, vrijwilligers.
De Notabelen komen op, met Michiel als Burgemeester aan 't hoofd, en ingeleid door Pluckx en eenige vrijwilligers, die het tooneel bezetten.
tegen Michiel.
Wat duivel doe jy daar? wil je wel reis gaauw maken dat je naar stal komt!
Zoo baas! zijt gy daar? Dat komt goed. Ik benoem u tot mijn knecht, baas!
Leutert het je in het hoofd, of...
Volstrekt niet! De Heer Kapitein heeft my tot Burgemeester benoemd: en dus ziet ge wel, baas! dat uw zaken hier slecht staan.
Stilte! Het conseil wordt geëupend en ieder mag gaon zitten.
De Notabelen, met Michiel in hun midden, plaatsen zich in een kring, en d'Eglantiers aan een tafeltjen met Taelinck naast hem.
De
Séance
moet publiek zijn, gelijk dit by alle liberaole gouvernementen zoo beheurt.
Natuurlijk! dan kan iedereen de gekheden hooren, die er gezegd zullen worden.
Daorom, Pluckx! zet de deur eupen; doch laot niemand binnen komen; 't wordt anders te vol, verstaot ge?
Een hoogst nuttige voorzorg!
De voordeur en blinden worden geopend. Het is dag.
Burgers! in naom van het goevernenement bied ik u de liberteyt, de lumieres, en de orde legaol aon. Verstaot ge dat?
Dat zal waarschijnlijk zooveel
| |
| |
willen zeggen, als: de vrijheid, de verlichting en de wettige orde.
opstaande, tegen d'Eglantiers.
Wijs; On doit soixante mille francs.
Mijn Heer! uw gift was goed besteed
By Hottentot of Samojeed,
Doch, mag ik spreken zonder dwang,
't Geen wy bezaten sedert lang
Behoeft ge ons niet te bieden.
Silence! Ik breng u de liberteyt in alle dingen. Geen dwang, geen monopolie meer! Het onderwijs, de commercie zijn vrij. Is er hier ook een scheul?
Ongetwijfeld, mijn Heer! Het Nut van 't Algemeen heeft...
Afgeschaft! afgeschaft! De ouders zijn voortaon vrij, en by gevolg de kinderen ook! Giene scheulen meer! althands niet van het Nut van 't Algemien!
Dat geloof ik gaarne.
Nieuwe Zangwijs van den Heer f.n. stoetz.
Gewis! een school moet afgeschaft,
Waarop men durft aan kind'ren leeren,
Hoe 't kwaad hier namaals wordt gestraft,
Hoe elk zijn wet en Vorst moet eeren
En 't goed eens anders niet begeeren,
En and're plichten zonder tal,
Die nooit een Belg vervullen zal.
Zwijg! Is er ook iene fabriek in de gemiente?
Er zijn er wel zes, waarby honderden lieden hun bestaan hebben.
Die monopolie moet ophouden: elk
| |
| |
moet in liberteyt kunnen maoken wat hy goedvindt: dus, al die fabriekskens moeten gepillierd worden.
De fabrieken geplunderd! Is dat de vrijheid, die gy ons brengt? (Tegen de Notabelen.) En gy zult dit gedogen?
Verwarring bij de aanwezigen.
Silence! - Volontaires! den iersten, die tegenspriekt, schiet ge voor den kop: anders is het onmeugelijk, in liberteyt te sprieken.
De vrijwilligers leggen aan.
bevende.
Natuurlijk!... de kapi..pitein heeft gelijk. De fabriekjens moeten er aan gelooven. Welk een liefderijk man is die Kapitein! Leve de Kapitein!...
Al het geld dat er is, moet my ter hand gesteld worden, tot kleeding mijner vaillante manschappen.
Die weten zich zelve wel te kleeden.
Op Pluckx wijzende.
Al de wijn en de vivres die op het derp zijn, moeten aon mijne troepen worden present gedaon, als een volontaire gift.
Alle saobels, geweeren, messen, spaden, bijlen, houwielen, ploegijzers.... bref, alle ijzeren werktuigen moeten my overhandigd worden.
Hy is met weinig te vreden.
En het conseil zal deliberieren, of het niet een adres van submissie zal inzenden aan het goevernement: verstaot ge?
Hy kan begut niet sprieken. Hy is Burgemiesterken af; hy heeft geen titul.
| |
| |
Awel! Laat hem dan sprieken als ienen man zonder titul...
Indien ik veilig spreken mag,
Zoo vraag ik, wilt ge 't my vergunnen:
Wie is uw hoofd? waar is 't gezach,
Waaraan we ons onderwerpen kunnen?
Reeds hoorde ik van een half douzijn
Van opperhoofden u gewagen...
En ik zoû niet verwonderd zijn,
Zoo ge een Chineeschen mandarijn
De vorstenkroon had opgedragen.
Tut! tut! het is immers gelijk hetzelfde, aon wien! submittiert u maor: verstaot ge?
Ik stem tegen zulk een buitensporigheid.
de schoolmeester en de meeste anderen.
En ik ook! en ik ook!
Ik laot u arrestieren, indien ge niet stemt zoo als ik zeg.
Verstaat ge aldus de liberteyt?
Ge hebt liberteyt van sprieken zooveel ge wilt, mits dat ge stemt, zoo als ik het begier.
Ik dacht dat ge liberaalder waart, Kapitein!
'k Ben liberaol: dat is te zeggen,
Dat ik, in ieder staotsgeschil,
Moet kunnen denken als ik wil,
En alles doen, gelaik ik wil,
En alle dingen uit mag leggen,
Gelaik ik wil, gelaik ik wil!
'k Ben liberaol, en mien daor mede,
Dat ik, in ieder staotsgeschil,
Elkien laot denken als hy wil,
| |
| |
Mits dat hy spriekt gelaik ik wil:
En verder liev' hy veurt in vrede,
Mits naor mijn wil, mits naor mijn wil!
Doch ik verdoe mijn tijd, door met u te redenieren. (De proklamatie uit zijn zak halende) Hier is mijn Proklamaotie. Laot den Burgemiester die hardop voorliezen.
Stilte! iedereen luistere! Hy leest.
‘Proklamatie. Wy, Kapitein d'Eglantiers...’
Dat ben ikik, die hier stao.
lezende.
‘en Luitenant Taelinck...’
Hier is de man, kompeerken! daor ge van liest.
‘Aan al de geen die dezen lezen zullen, saluyt!’ Salut!
Hy buigt zich.
d'eglantiers en taelinck.
Saluyt!
lezende.
‘Medeburgers! een Hollandsch leger, tienduizend man sterk, is naar deze plaats op marsch!’... Wat is dat?
Dat staot er niet, schurk!
Algemeene verbazing.
Het staat er wel: lees maar zelf!
Dan is het begut ienen valschen stuk!
het stuk inziende.
Het is door u en den loitenant gesignierd, Kapitain!
lezende.
‘Daar ik met mijne manschappen niet in staat ben, zulk een machtigen vyand te weêrstaan, zult ge my nîet kwalijk nemen, dat ik binnen een kwartier...
lezende.
‘den aftocht blaas.’ -
Wat is dat veur een vervloekt ding?
| |
| |
(Hy rukt de proklamatie uit de handen van Michiel. Ter zijde tegen Taelinck.)
Jao waorlijk! daor staot mijn kruysken.
Dan heeft dat saotansche maisken ons gedupierd!
Groot gemompel by de aanwezigen.
Als er tiendoizend man aanrukken, zal het best zijn, dat wy maar afmarschieren.
En wy zullen hen te gemoet gaan!
Ja! ja! wy zullen hen gaan inhalen.
Al de Notabelen en een groot gedeelte der Vrijwilligers vervaten het tooneel.
Wat saotans! blijft dan toch! het is iene duperie!
| |
Zevende tooneel.
d'eglantiers, taelinck, maria, van werve en
klara, als landlieden gekleed. Eenige vrijwilligers
in 't verschiet.
Heer Kapitein! hier is mijn zuster en mijn oom, die...
Hier! gy saotanskind! Kik zal u oomen en zusteren! Wat is dat voor ienen stuk dat ge geschrieven hebt? zulle?
ter zijde.
Daar hebben wy het al! -
Antwoord! wat is dat voor ien stuk? -
Welnu! hebt ge het niet gelezen?
Kik heb het heuren liezen, en...
Hebt ge het dan uit uw handen gegeven?
Nog brutaol toe? Wie ondervraogt hier, gy of ikik?
| |
| |
Een woordtjen in 't vertrouwen, Kapitein!
(Zy trekt hem ter zijde.)
Begrijpt gy het dan niet: dat was een list van my, om...
Ien list! ien scheune list. Kik zal u...
Stil dan toch! Ik wist dat er Hollandsche troepen in aantocht waren, en, om u zulks in 't geheim te doen kennen, schreef ik het op dit blad. Ik hoopte, dat gy alleen het zoudt gelezen hebben, en dan naar bevind van zaken handelen.
Awel! zoo! Jao! maor dan is het toch vriemd...
| |
Achtste tooneel.
de vorigen, pluckx.
Kapitain! 't is tijd dat gy u vertoont! De helft van ons volk wil weg, en de derpelingen beginnen zich te waopenen.
Wel saotans! (Naar het kabinet ziende.) Kik moet toch ierst mijn effecten bergen. Loitenant Taelinck! gaot maor vooruit. Kik volg terstond.
insgelijks naar het kabinet ziende.
Gaot ge niet mede, Kapitain?
Taelinck vertrekt langzaam. Pluckx volgt hem.
| |
Negende tooneel.
d'eglantiers, maria, van werve, klara.
d'Eglantiers loopt spoedig naar het kabinet, opent het en zoekt naar het pak.
ter zijde.
Hoe red ik my? Wacht! ik bedenk wat.
Zy snelt heen.
Waor saotan is dat pak geblieven?
| |
| |
| |
Tiende tooneel.
de vorigen, taelinck, maria.
zacht tegen Taelinck, wien zy binnen leidt.
't Is zoo als ik u zeg. De Kapitein heeft goud en juweelen in die kast verborgen.
treedt naar voren en klopt d'Eglantiers op den schouder.
Zoo, Kapitein! Wat zoekt ge daor? zulle?
verrast.
Hè! wat?
Hy draait zich om en, Taelinck ziende, haast hy zich, de kast dicht te slaan.
Ge hebt onzen boit daor verborgen; dat bemerk ik klaor!
Spoedig! maok die kast weêr open!
't Goud, dat gy daorin verhielt,
Dient door ons te zijn verdield.
Ach! hoe dit nog af zal loopen!
Marsch! ier dat het my vervielt.
Ach! hoe dit nog af zal loopen! } Te zamen.
Hoe geraken wy hier uit! } Te zamen.
Spoedig! maok die kast weer open! } Te zamen.
Aan ons beiden heurt de buit. } Te zamen.
Neen! ik maok die kast niet open, } Te zamen.
Daor zy toch gien geld besluit. } Te zamen.
Dat zal ik u wel beletten.
Hij trekt zijn degen.
zich te weer stellende.
Ge zijt ienen miseraobelen dief.
Zy vechten.
Wijs: Vervolg van het vorige.
Ik zal de hebzucht u betaolen,
Gy snoode spitsboef, die gy zijt!
Zwijg liefst daarvan: want dat verwijt
| |
| |
tegen van Werve en Klara.
Nu spoedig voort! niet lang te dralen!
Als gier en arend zijn in strijd,
Dan is 't voorwaar de beste tijd,
Hun nesten leêg te halen.
maria, van werve en klara.
Nu spoedig voort! enz. } Te zamen.
d'eglantiers en taelinck.
Ik zal die hebzucht enz. } Te zamen.
| |
Elfde tooneel.
de vorigen, pluckx, vrijwilligers.
Groot gerucht van buiten. Zoodra van Werve en Klara vertrekken willen, komt Pluckx binnen met de zijnen.
Wat saotan! zijt ge hier aon 't vechten? Daor komen den Ollanders aon!
Hoe! waor? waor?
Men hoort buiten
‘Oranje boven!’
roepen.
op Taelinck toeschietende en hem ontwapenende.
Ja! Oranje boven!
Daor komen zy al!
Sauve qui peut! Hy wil de voordeur uitvluchten.
hem naroepende.
Vergeet de effekten toch niet!
| |
Twaalfde tooneel.
de vorigen, edeling, nikolaas, michiel, hollandsch krijgsvolk, dorpelingen.
Zoo als d'Eglantiers de achterdeur uit wil gaan, komt Michiel die binnen met eenige Soldaten, en werpt hem met een hooivork op den grond. Taelinck wordt door van Werve in bedwang gehouden. Edeling, Niko-
| |
| |
laas, Krijgsvolk en gewapende Dorpelingen komen door de voordeur op, en ontwapenen Pluckx en de zijnen.
ALGEMEEN TAFEREEL.
Halt, Kapitein! dat was mis! Oranje boven!
Jou verraoder van ienen Burgemiester!
Zie zoo! Ik wist wel, dat wy hen zouden knippen.
tegen den Aanvoerder van het Krijgsvolk, op Michiel wijzende.
Kapitein! verzeker u van dien schelm: hy heeft de rebellen hier binnen gebracht.
terwijl hy gevat wordt.
Hoe! wat! ik, die u zelf den weg gewezen heb...
Boontjen komt om zijn loontjen, Michiel!
De muitelingen en Michiel worden weggebracht.
Maria ziende.
Goeden morgen, mijn beste meid! ben ik u niet spoedig weder komen opzoeken? (Tegen de overigen.) Ziedaar het meisjen, dat my heeft doen ontsnappen.
Zy heeft ons allen gered.
Wy zullen haar steeds blijven gedenken; en (tegen Maria) zoo gy ooit trouwt, dan zullen wy voor uw bruidschat zorgen.
haar by de hand nemende.
En gy zult zien, dat Hollandsche harten dankbaar en weldadig zijn.
Nederland! wat tijden u ook drukken,
Schoon alom de tegenspoeden woên,
Tijd noch ramp zal u den roem ontrukken,
Dien gy u verwierft door wel te doen.
Als een elk hetgeen hy mocht vergaêren
't Vaderland tot willig offer biedt,
Roep' Euroop, dat op uw deugd blijft staren.
't Hollandsch hart vergeet het weldoen niet.
| |
| |
Nederland, getrouw aan wet en Koning,
Smaakte in rust het zoet genot der vreê.
In ons heil vond willem zijn belooning,
En voor hem stortte elk zijn dankb're beê.
't Oproer kwam Euroop in vlammen zetten;
Dan, wat volk zijn Koning ook verried,
't Hollandsch hart, getrouw aan orde en wetten,
't Hollandsch hart vergeet zijn Koning niet.
't Voorgeslacht, waar Neêrland op mag bogen,
Wijd vermaard door 't gandsche waereldrond,
Won zich roem in tallooze oorelogen,
Kampte fier voor d' overdierb'ren grond.
Onversaagd, en 't oog op God geslagen,
Aan wiens zorg het de uitkomst overliet,
Dorst zijn moed den felsten kamp te wagen:
't Hollandsch hart vergeet dat voorbeeld niet.
Als van geen de snoode landvrijbuiters
Naar de grens, met sidd'ring, wijken doet:
Als Cadsant, herwonnen op die muiters,
Luid getuigt van ledels heldenmoed:
Als chassé, tot straf van 't schendig plond'ren,
Onvervaard zijn gloênde kogels schiet,
Roepen wy, die blij hun moed bewond'ren:
't Hollandsch hart vergeet die braven niet.
In deez' schets wilde u de schrijver toonen,
Welk een ramp verblinde muitzucht baart.
Blijv' deez' proef, valt hier geen kunst te loonen,
Om het doel door uw kritiek gespaard.
Wilt gy soms de droeve smart verbannen,
Komt by spel en dans en vrolijk lied,
Komt by ons een wijl uw geest ontspannen:
O! vergeet, vergeet den Schouwburg niet!
|
|