Poëtische werken. Deel 8. Treur- en blijspelen. Deel 1
(1861)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 271]
| |
Eerste tooneel.
michiel, in een stoel slapende. maria.
maria,
nog buiten.
Michiel! Michiel! Waar zijt gy?Ga naar voetnoot1 (opkomende.) Daar ligt hy waarachtig zijn middagslaapjen te nemen. Hy is zoo lui als een lid van het Brusselsche Kommitté.Ga naar voetnoot2 - Michiel! sta op!
michiel,
ontwakende.
Nu ja!... wat is er nu weêr aan de hand? | |
[pagina 272]
| |
maria.
Wel! word ten minsten wakker! Is 't geen schande, 's avonds te zeven ure al te liggen snorken als een os?
michiel.
Wie hinder ik daarmeê?
maria.
Valt er dan niets te doen?
michiel.
Dat zal niet bijster veel wezen. De reizigers komen ons niet meer lastig vallen: die hebben er wel de maan van, om tegenwoordig over de grenzen te trekken; en de boeren hebben hun geld achter 't slot en geen cent over om hetGa naar voetnoot1 zoopjen te komen nemen.
maria.
Hebt ge dan geen andere bezigheden? Kunt ge niet in uw ledigen tijd eens het geweer op schouder nemen, en u wat oefenen in de dienst? Alles exerceert tegenwoordig: er is geen kind, of het kan ten minsten de lading in twaalf tempoos maken. En gy vooral moest pront en klaar zijn, om van u af te kunnen spreken, als de rebellen ons eens een bezoek kwamen geven. Een grensbewoner althands dient altijd vaardig te zijn. Wijs: de Marianne.
Wie op de grens wil blijven wonen
Moet, tegen allen aanval klaar,
Steeds zich bereid en wakker toonen:
Licht morgen is de vyand daar.
Zorg'looze rust strekt hem tot schand.
't Krijgsmans-geweer zij gestaêg by de hand:
Blijv' hy in moed altijd ontbrand,
Vaardig te strijden voor koning en land.
Slaap zal den vyand niet verdrijven:
Met waakzaamheid en kruid en lood
Kan men alleen, in tijd van nood,
De grens bewonen blijven.
| |
[pagina 273]
| |
michiel.
Wel! dat hebt ge nu net aan 't verkeerde end. Ik zal het u eens anders leeren: Wijs: als voren.
Wie op de grens wil blijven wonen
Moet ook, van alle markten klaar,
Altijd een dubbel aanzicht toonen:
Zoo slechts ontkomt men elk gevaar.
't Hollandsche heir koom' voor den dag,
Bestig! wij hijschen de Hollandsche vlag.
't Brabantsche volk sta voor de deur,
Bestig! wy nemen de Brabantsche kleur.
Om al die troep van hier te drijven,
Baat ons gewis geen kruid of lood:
Met list alleen kan elk in nood
De grens bewonen blijven.
maria.
Weet ge wel, dat ge verdiendet gehangen te worden met zulke infame stelsels?
michiel.
Wel! het is juist om niet gehangen te worden, dat ik die in praktijk wensch te brengen... zoo als onze schoolmeester zegt.
maria.
Onze schoolmeester zegt, dat ge een domme ezel zijt; maar ik zie, dat ge ten minsten iets onthouden hebt...
michiel.
Onze schoolmeester zal het zich nog beklagen, zoo van my gesproken te hebben!... doch, dat daar gelaten, en om weder op ons gesprek te komen: ik heb wat schoons bedacht.
maria.
't Zal wat wezen.
michiel.
Luister! wy kunnen er toch niets aan doen, als eene van de beide partyen ons wil inpakken. Daarom moeten wy ze ook allebeî te vriend houden, en ze allebeî doen gelooven, dat wy op hare zijde zijn. Nu heb ik een paar verfpotten aan den schilder gevraagd: daar staan ze. Ge zegt, ik voer niets uit, dat zult ge eens zien. | |
[pagina 274]
| |
maria.
Nu, en verder?
michiel.
Nu weet ge, de oranjevlag staat nog op den toren.
maria.
Ja, en als ge er aan durft raken, krab ik u de oogen uit.
michiel.
Nu wilde ik die aan de Brabantsche zij met de Brabantsche kleuren beschilderen. Komen de Hollanders van de noordzij, goed! zy zien oranje. Komen de Brabanders, best! zij zien hunne kleuren.
maria.
Wel, dat hebt ge fraai uitgevonden.
michiel.
Niet waar? My dunkt, zy mochten my uit de dorpskas wel een premie geven; want zoo red ik ze allen uit de verlegenheid.
maria.
Maar, één ding hebt ge toch vergeten!
michiel.
Vergeten! en wat dan?
maria.
Dat, als de wind verandert, de Brabanders oranje zien zullen, en de Hollanders de Brabantsche kleur: en dan schieten zy misschien het dorp aan weêrszijden in brand, en u er by... waar juist wel het allerminst aan verloren zoû wezen.
michiel.
Dat is waar: daar heb ik niet aan gedacht;... maar toch, zoû er niets op te vinden zijn? als men by voorbeeld met een touw...
maria.
Gy onnoozele politikus! Gy althands had niet moeten vergeten, dat de wind kan keeren. Wijs:
Le Diplomate.
Wie met elken wind wil waaien,
Die onthoude bovenal,
Dat de wind somtijds zal draaien,
Niet bestendig wezen zal.
Hy blijft, heeft hy dit vergeten,
Voor een wissen val beducht:
Hy ligt, eer hy 't zelf kan weten,
Met de beenen in de lucht.
| |
[pagina 275]
| |
Dus, Michiel! houd u maar voortaan buiten alle politiek, of ik zal aan onzen baas zeggen, welk een slach van een vent gy zijt.
michiel.
Zoudt ge gaan klikken? omdat ik een weinig meer verstand heb dan onze baas, die ons nog allen in 't ongeluk zal brengen, omdat hy niet weet te geven of te nemen.
maria.
Dan zoudt gylieden samengenomen een man naar uw hart uitmaken. Want, wat den baas betreft... Wijs:
La Somnambule.
Bezoek in 't dorp al de arme liên,
Die hy behoudt in 't leven,
Gy zult aan hunne erkent'nis zien,
Of hy ook weet te geven.
Maar, zoo ik oordeel naar uw aart,
Het zoû my niet bevreemen,
Of, zoo ge in zijne plaatseGa naar voetnoot1 waart,
Gy wist alleen van nemen.
michiel.
Ja: hebben is hebben, en krijgen is de kunst. 't Zal den baas ook veel helpen, of hy al goed geefs is. Daar hebt ge den Koning: wat heeft die niet al een menschen met zijn eigen zakgeld geholpen: en wat wint hy er by? - niets. Zy maken oproer met het eigen geld dat zy van hem ontfangen hebben.Ga naar voetnoot2
maria.
En zoudt gy het voorbeeld willen volgen van zulke ondankbare schelmen?
michiel.
't Is tegenwoordig de vraag: wat geeft best? - en, als wy eens een paartjen moeten worden, dan zal het toch noodig zijn, dat wy eerst wat byeen schrapen, om ordentelijk te kunnen leven. | |
[pagina 276]
| |
maria.
Wy een paartjen? Stel dat gerust uit uw gedachten.
michiel.
Niet? - Nu! Ge zult wel eens veranderen, en my nog op bloote knieën komen bidden, om u maar tot mijn vrouw te verheffen... als ik ook eens een groot heer word, net zoo als die man met de walvisch, die tegenwoordig al generaal is by de Brabanders.Ga naar voetnoot1
maria.
Als het genoeg is een gek en een schurk te zijn, om by de muitelingen een hoogen rang te krijgen, dan loopt ge zeker veel kans; doch ik spreek niet meer met u.
michiel.
Hebt ge niets meer te zeggen? anders ga ik weêr wat slapen.
maria.
Anders niet als dat ge, by voorraad, zoolang ge nog geen generaal zijt, naar Peter Kluisken gaat en het varken haalt, dat de baas gekocht heeft.
michiel.
Een plezant werk! By den avond den weg op te kuieren, naar den kant, waar de Brabantsche voorposten staan! - Nu, pas maar op! als ik ze ontmoet, ik breng ze hier... op mijn woord!
Hy gaat heen.
maria,
alleen.
Die schurk! Hy zoû doen gelijk hy zegt. En hy zoû mijn man worden! 't lijkt er wel naar. Wijs:
Monsieur Jovial.
O neen! geen dubbelhartig man
Zal immer my behagen...
Zoo ik in 't eind besluiten kan,
Het huwlijksjuk te dragen:
'k Ben met een enkel hart te vreên:
Doch dat zij slechts voor my alleen.
| |
[pagina 277]
| |
Tweede tooneel.
maria, nikolaas, met de koerant.
maria.
Wel baas! wat nieuws is er?
nicolaas.
Goed nieuws, mijn kind! een divizie van onze brave Noord-Nederlanders rukt aan; misschien wel dat zy hier doortrekken.
maria.
Dat zal een vreugde zijn! Ik wenschte, dat er maar een gedeelte van hier bleef: dan zouden die rooversbenden, die gisteren een paar uren hier van daan geweest zijn, het niet weder wagen, zich te vertoonen.
nikolaas.
Die zullen zich, hoop ik, voortaan schuil houden. Wijs: La sentinelle.
Wanneer de Leeuw zich toont in 't open veld,
Zal 't wolvenheir verschuilen in zijn krochten.
Het Brabantsch rot, tot rooven aangesneld.
Heeft enkel moed voor stroop- en plondertochten.
Wie door 't verraad slechts triomfeert,
Slaag' voor een wijl in 't schand'lijk pogen;
Maar wee hem, als de kans verkeert
En hem in 't einde kennen leert,
Wat moed en burgertrouw vermogen.
maria.
Staat er noch meer nieuws in, baas?
nikolaas.
Hm! hm! bedaard wat, meisjen! (Hij doorloopt de koerant.) Men schijnt te Brussel nog niet er over eens te wezen, wien men aan 't hoofd van de zaken stellen zal.
maria.
Dat geloof ik wel: en ik denk niet, dat er zich vele liefhebbers voor zulk een verward boeltjen zullen opdoen.
nikolaas.
Zy zullen ook lang zoeken, die ondankbaren, eer zy een vorst terug vinden, onder wien zy zoo gelukkig zijn als zy onder onzen braven Koning waren. | |
[pagina 278]
| |
Wijs: Paul Jones.
1.
In te dollen overmoed,
Spijt bezworen eeden,
Heeft een muitziek roofgebroed
Willems recht vertreden.
Zoekt nu oost en west, mijn maats!
Zoekt een ander in de plaats:
Nergends vindt ge een beter.
maria.
Is er nog meer nieuws in de koerant, baas?
nikolaas,
lezende.
Laat my toch in vrede lezen... hm! ja... dat men in al de Belgische steden van gebrek klaagt.
maria.
Dat verstaat zich.Ga naar voetnoot1 2.
Was het Hollandsch volk gehaat
Door die lieve kwanten,
't Hollandsch geld werd niet versmaad
Door hun fabriekanten.
Maar nu is 't verloopen, maats!
Holland zendt u geld noch kaas!
Zoekt nu naar wat beters!
nikolaas.
3.
Ja! zy bleven op den smaak
Van oud Holland smalen.
Voor tabakslucht zag men vaak
Hen de neus ophalen.
Maar Chassé, mijn beste maats!
Geeft u kruidlucht in de plaats.Ga naar voetnoot2
Smaakt dat pijpje' u beter? -
maria.
Staat er niets meer in, baas?
nikolaas.
Ja kind, de Mogendheden hebben weder | |
[pagina 279]
| |
besloten, het systema van non-interventie te blijven handhaven.
maria.
Non-interventie!
wat is dat toch? dat moet al een fraai ding zijn: elk heeft er den mond vol van.
nikolaas.
Ja! hoe zal ik u dat het best beduiden... Dat heet... zich niet in eens anders zaken te moeien: by voorbeeld: Wijs: La bonne aventure, o gué!
Wordt uw buurman aangerand,
Vraagt hy om defensie,
Staat zijn huis of schuur in brand,
Smeekt hy adsistentie,
Zeg dan: vriend! ik ga naar bed!
Zie, hoe dat je zelf het redt.
Dat 's non-interventie, kind!
Dat 's non-interventie.
maria.
Is er nog meer nieuws in de koerant, baas?
nikolaas.
Ja, mijn kind! onze wakkere zeelieden hebben op nieuw voor Antwerpen de eer van hunnen naam gehandhaafd. Wijs: Des Visitandines.
Ja! op 't gebied der zilte baren
Blijft Hollands volk in elken strijd
De glorie ongekrenkt bewaren,
Verworven in de Ruyters tijd.
En, moet de waterleeuw bezwijken,
Hy springt, in 't sterven nog geducht,
Eer met zijn vijand in de lucht,
Dan dat hy laf de vlag zoû strijken.Ga naar voetnoot1
maria.
Maar zeg, baas! is er nog wat nieuws?
nikolaas.
In de koerant juist niet; maar Peter Slof is in de vesting geweest: en die heeft my verteld, dat | |
[pagina 280]
| |
er weder versch volk was aangekomen uit Friesland of Groningen, dat weet ik zoo net niet, en er is ook geen oog op te houden; want zy komen uit al de Gewesten van ons oude Nederland even trouwhartig op. Althands, het moet aandoenlijk geweest zijn, te zien, hoe zy hun Amsterdamschen wapenbroeders, die zy in de vesting vonden, de hand drukten, en zwoeren, dat zy het goede, te Amsterdam genoten, nimmer vergeten zouden, maar zich des noods voor die stad laten doodslaan. Zy moeten dan ook recht hartelijk in de hoofdstad ontfangen geweest zijn. Het is ook geen wonder, want: Wijs: Ein Fögelfanger bin ich ja!
De ramp, die Zuid en Noord verdeelt
En zoo veel droeve jamm'ren teelt,
Versterkt den band, die elk Gewest
Vereent van 't oud Gemeenebest;
En de eendracht, uit dien band ontstaan,
Brengt reeds haar zaal'ge vruchten aan.
Zij dus het onheil bang en groot,
Men kent zijn vrienden in den nood.
maria.
Nu zullen de Amsterdamsche schutters wat verlicht worden in hun zware dienst.
nikolaas.
Daar heeft de Amsterdamsche Schuttery nog nooit over geklaagd. Wijs: Simple histoire.
Ver van 't gewoel der oorelogen,
By boek, kantoor of lessenaar,
Tot vredes kunsten opgetogen,
Dacht geen van hen om 't krijgsgevaar.
De Koning roept: zy staan herschapen
In helden, aan den krijg gewend:
Thands zijn zy beter met het wapen
Dan voormaals met de pen bekend.
Maar luister eens!... hoor ik daar geen hoefgetrappel? Wat zal dat zijn? | |
[pagina 281]
| |
Een stem buiten.
Woont hier de burgemeester?-
nikolaas.
Ik kom al! ik kom!
maria,
naar buiten ziende.
Lanciers! lanciers! | |
Derde tooneel.
de vorigen, edeling, met twee Lanciers.
edeling,
in 't opkomen.
Ik moet den Burgemeester spreken. Woont die hier?
nikolaas.
Kom maar binnen, Wachtmeester! Komt binnen, heeren! ik ben recht verheugd u te zien.
edeling.
Zoo!
nikolaas.
Wat zal UEd. gebruiken? Maria! loop snel naar de kelder als een meid, en haal een beste flesch.
Maria gaat heen.
edeling.
Verschoon my: ik zal niets gebruiken. Mijn tijd is kort, en mijn orders ook.
nikolaas.
Ik hoor naar niets, voor dat de heeren zich eerst wat verfrischt hebben.
Hy schenkt den wijn in, dien Maria gebracht heeft.
edeling.
Ik ben geen vriend van onnutte plichtplegingen. Ik heb last, om hier eenig groot vee te koopen en het terstond naar het Hoofdkwartier te brengen. Hoeveel stuks kunt gy my leveren, en hoe duur, tegen kontante betaling?-
nikolaas.
Wy zullen zien. (Tegen Maria.) Is Michiel al terug?
maria.
Die is zoo even eerst heengegaan.
nikolaas.
Ja, dan zult gy de boodschap doen moeten. Loop spoedig naar Peter Slof en Cornelis de Ruyter, en verzoek, dat zy eens hier komen om over leverantie van vee te spreken. Nu! hoe staat ge zoo te draaien? | |
[pagina 282]
| |
maria.
Dat komt... dat komt... (Naar de lanciers ziende.) ik ben zoo in mijn schik.
Zy loopt schielijk heen.
nikolaas,
wijn aanbiedende.
Komt! nu een glas gedronken.
edeling.
Indien het volstrekt zoo wezen moet... (Mistrouwend.) Gy drinkt mede, Burgemeester! - (Na gedronken te hebben.) Hoeveel is 't?
nikolaas.
Wie spreekt van betaling? Zoû ik niet een glas wijn voor onze brave verdedigers over hebben?
edeling.
Gy zijt immers kastelein. - Hier zijn twee guldens. Steek die op, want Wijs: Le diplomate.
Ons is de strenge last gegeven,
Van niets te aanvaarden op krediet;
't Bevel getrouw, my voorgeschreven,
Begeer ik hier ook niets voor niet.
Uw geld is klaar: gy kunt het nemen.
Ik eisch zelfs, dat gy 't houden zult.
De Belg moog' 's anders goed ontvreemen,
De Hollander betaalt zijn schuld.
nikolaas.
En ik zeg, dat ik het geld niet hebben wil. Ik ben ook koppig, als ik begin. Neem het, en biedt het uit mijn naam aan 't Gouvernement als vrijwillige gift. Gy mistrouwt my, Wachtmeester! en dat grieft my in de ziel;... ik zie, dat ik mijn zondagspak zal moeten aantrekken; misschien zal ik u dan meer vertrouwen inboezemen. (Hy haalt een rok, waarop een ordekruis, voor den dag en trekt die aan. De lanciers salueeren.) Zie nu, of ik in staat ben, u te verraden.
Wijs: Femmes! voulez-vous éprouver.
By Waterloo heb ik gestreên:
En na den strijd gaf Neêrlands Koning,
VanGa naar voetnoot1 d' ouden Nikolaas te vreên,
Dit blijk hem van zijn gunstbetooning.Ga naar voetnoot2
| |
[pagina 283]
| |
Het kruis van eer verciert deez' borst;
Maar, luider dan dit roemrijk teeken;
Zal voor mijn Vaderland en Vorst
Deez' trouwe boezem blijven spreken.
edeling.
Vergeef my, zoo ik u mistrouwde; maar zoovelen van uws gelijken, vooral op de grenzen hebben ons verraden, dat wantrouwen ons tot een droevigen plicht is geworden.
nikolaas.
Erg genoeg!
edeling.
Hoe is de geest hier op uw dorp?
nikolaas.
Zoo redelijk! Ik vrees, dat, als de muiters eens hier komen opdagen, zy by dezen en genen nog al steun zullen vinden. 't Is of de menschen met blindheid geslagen zijn: zy willen maar met alle geweld verandering. Men maakt hun wijs, dat zy onder het Brabantsche bestuur niets te betalen zullen hebben. Wijs: (Le diplomate.) Quoi vous m'accusez d'imposture.
Men zegt: uw lot zal zalig wezen,
Wanneer de vrijheid u bestraalt:
Want geen belasting, die nadezen
Door 't nieuw bestuur wordt opgehaald.
Het rijk van heil en zegen daalt.
Maar, 't geen die schelmen steeds vergeten,
En 't geen vooral moet zijn verhaald,
Is, dat, als niemand meer betaalt,
Weldra ook niemand heeft om te eten.
Dat is 't ongeluk van die menschen. Zy zijn dom en zy redeneeren niet.
edeling.
Het is hun niet kwalijk te nemen. Het geluk is hun niet te beurt gevallen, om van hun kindsheid af een goede opvoeding te genieten, gelijk aan die, waaraan in onze Noordelijke Provincien, onder een verlicht bestuur, alle rangen en standen kunnen deelnemen. | |
[pagina 284]
| |
Wijs: Al is ons Prinsjen.
By ons toch zijn en arm en rijk
In 't oog der overheid gelijk:
En ieder stelt er hoogen prijs
Op 't onwaardeerbaar onderwijs.
Rampzaal'ge domheid wordt geweerd,
En wet en recht en vorst vereerd:
En liefde voor het vaderland
Bezielt er elken rang en stand:
En het is dat heilrijk onderwijs, waaraan onze landgenooten het te danken hebben, dat zy hun oordeel gebruiken en de droevige gevolgen van muitzucht en tweedracht voorzien: het is dat onderwijs, hetwelk men in 't Zuiden versmaadt, om er op nieuw het rijk van domheid en wanorde te stichten. Dan! hoe is het, mijn waarde gastheer! zouden uw vrienden spoedig komen?
nikolaas.
Zoo dadelijk, hoop ik. UEd. schijnt haast te hebben. Is het hoofdkwartier hier ver van daan?
edeling.
Een paar uren. Wy zullen morgen weder met den dag vertrekken. Het spijt my, dat wy niet wat verder gaan; want ik vrees, dat wy geen vyanden zullen ontmoeten. Ik had hun zoo gaarne een bezoek gegeven.
nikolaas.
Gy verlangt dan zeer naar den strijd...
edeling.
Byzonder: want, buiten mijn zucht om voor Land en Koning mijn plicht te doen, heb ik nog een byzondere afrekening met die heeren van het Zuiden te regelen. - Zy houden mijn bruid gevangen.
nikolaas.
Uw bruid! Ik vleide my, dat de vrouwen althands werden geëerbiedigd.
edeling.
Haar vader is een bekend en beroemd krijgsman: toen de eerste onlusten mede uitbraken in het plaatsjen, waar hy het bevel voerde, heeft hy op de muiters laten schieten. Dit hebben zy hem nimmer ver- | |
[pagina 285]
| |
geven. Hy had het ongeluk, aan hun handen niet te kunnen ontkomen, en zucht thands in een droevige gevangenschap, waarin zijn dochter hem niet wilde verlaten.
nikolaas.
Wellicht heeft hem die gevangenis nog het leven behouden, en belet, dat hy, even als de martelaar GaillardGa naar voetnoot1, het slachtoffer werd zijner getrouwheid.
edeling.
Het is met dat al zeer onaangenaam voor my, dat mijn lief bruidje in zulke handen is: en, als ik eens die schelmen voor my heb, beloof ik u, hun te doen ondervinden, dat een student ook van zich weet af te slaan.
nikolaas.
Gy zijt student, Wachtmeester? - Het verheugt my, een onzer brave vrijwilligers te zien. De studenten houden zich dan voortreffelijk!
edeling.
In tijd van vrede laten wy het politizeeren over aan hen, wien het aangaat; doch, wordt ons vaderland bedreigd, dan vreezen wy geenszins de wapens tot deszelfsGa naar voetnoot2 verdediging optevatten, en het is niet in de laatste gelederen, dat men ons vinden zal. Maar de Belgische studenten!... Wijs: Te souviens tu.
Zy schroomden niet, hoe jong en onbedreven,
Met vorst en plicht en wet en orde in strijd,
Aan 's Lands bestuur de les te willen geven.
Zoo spilden zy hun besten studietijd.
Maar wy, te vreên met vrolijk, stil te leven,
Verzuimden nooit de ons opgelegde taak:
En, zoo wy thands het muzenkoor begeven,
Het is alleen voor Neêrlands heil'ge zaak.
maria,
binnenkomende.
Daar komen Peter Slof en Cornelis de Ruyter al aan. | |
[pagina 286]
| |
nikolaas.
Bestig! willen wy hun dan niet te gemoet gaan, om ons gezamenlijk naar de stallen te begeven?
edeling.
Gaarne! ik dank u, meisjen! voor de bezorging; en ziedaar iets, om aan den Wachtmeester te blijven denken.
Hy geeft haar eenig geld, en zy vertrekken.
| |
Vierde tooneel.
maria, alleen, vervolgends van werve en klara.
maria.
Een gulden! nu: dien zal ik ook als een aandenken blijven bewaren. Dat is een lieve Wachtmeester! Men kan wel dadelijk aan zijn milddadigheid zien, dat hy uit Holland komt... Maar wie zijn die vreemdelingen, die daar zoo schroomvallig binnentreden?
Van Werve en Klara komen op.
van werve.
Kan men hier vernachten?
maria.
Neem het my niet kwalijk... Ik moet eerst vragen: waar komt UEd van daan? Wy mogen aan niemand nachtverblijf geven, zonder ons eerst wel te verzekeren, wie wy herbergen.
van werve.
Uwe vraag zal ik aan den Burgemeester beantwoorden. Waar woont hy, en is hy te spreken?
maria.
Hy woont hier. De Burgemeester en de Kastelein zijn hier één. De baas zal zoo dadelijk hier wezen.
klara.
Zeg ons, lief meisjen! in welke Provincie bevinden wy ons?
maria.
In Noord-Brabant, mejuffrouw!
klara.
Goddank! gy zijt gered, mijn vader!
maria.
Gered! - Dus vluchtelingen?
van werve.
Klara!
klara
Ik was onvoorzichtig. Vergeef het my, mijn | |
[pagina 287]
| |
vader! Doch ik kon mijn vreugde niet bedwingen. Na hetgeen wy uitgestaan hebben, is het zoo zoet, zich weder op vaderlandschen bodem te bevinden.
van werve.
Ik ben nog niet overtuigd, dat wy hier veilig zijn.
klara.
Indien wy hier iets te vreezen hebben, het eerlijk gezicht van dat meisjen waarborgt my, dat zy althands ons niet verraden zal.
maria.
Ik u verraden! O! liever stierf ik duizendmalen. Doch gaat toch zitten! gy schijnt vermoeid.
klara.
't Is waar, wy hebben lang geloopen, en ik begin het nu te voelen.
van werve.
Mijn dierbaar kind! aan welk een droevige en bange reis hebt gy u niet blootgesteld, om uwen vader te redden. Wijs: Le Marin.
klara.
Hollands volk, zijn vorst getrouw,
Tart en wind en nacht en koû!
Ook de Belgische verrader
Vreest geen winterjaargetij,
Mits hem buit beschoren zij.
Zoude ik minder doen dan hy,
Voor mijn dierb'ren vader?
van werve,
tegen maria.
Ja mijn kind! Ik zat in een droevige gevangenis te zuchten. Het gelukte mijn dochter, my te redden: aan haar onbezweken moed, aan hare tegenwoordigheid van geest in 't gevaar heb ik het te danken gehad, dat wy, door alle vyandelijke posten heen, dit dorp hebben kunnen bereiken.
maria.
Dat treft uitmuntend, dat gy juist heden komt. Er zijn hier zoo straks eenige Hollandsche krijgslieden gekomen: die zullen niet weigeren u verder in veiligheid te brengen, zoo gy nog schroomen mocht hier te blijven. | |
[pagina 288]
| |
van werve.
Mijn krijgsmakkers! O! waar zijn zy? Breng my by hen.
maria.
Ik zal hen terstond hier roepen... of wacht: my dunkt, ik hoor hen reeds komen. | |
Vijfde tooneel.
de vorigen, edeling.
maria.
Zoo, Heer Wachtmeester! dus alleen? Waar zijn uw makkers?
edeling.
Die zijn reeds vooruit met de ossen. Ik heb hier mijn mantel vergeten... Maar wat zie ik!
van werve.
Die stem is my bekend.
klara,
naar hem toesnellende.
Edeling!
edeling.
Klara! - Mijn Heer van Werve! Wijs: Monsieur Jovial.
Gy hier!
klara.
Mijn vriend!
edeling.
Mijn teêr beminde!
Wat heil, dat ik u wedervinde!
Wat vreugde voor mijn droef gemoed!
van werve.
Een blijder tijd is ons beschoren!
klara.
Reeds dachten we ons geheel verloren.
van werve, edeling en maria.
Wat is dit oogenblik ons zoet, } Te samen.
Dat smart en rampen ons vergoed! } Te samen.
maria.
Wat is dit oogenblik my zoet! } Te samen.
De Hemel zelf heeft hen behoed. } Te samen.
edeling.
Gy zijt weder by my, Klara! Ik mag u weder aan mijn minnend harte drukken!
klara.
O! ik ben al te gelukkig! mijn vader is gered: ik betreed wederom den vaderlandschen bodem, en ik vind mijn vriend terug!
van werve.
En gy hebt ook dienst genomen, Ede- | |
[pagina 289]
| |
ling! braaf gedaan, mijn jongen! Dit verwachtte ik van den waren Hollander als gy zijt.
edeling.
't Is waar: en uwe woorden, mijn Heer! herinneren my, dat ik thands mijn eigen meester niet ben.
Het vervolg van voorgaande wijs.
O ja! ik moet naar 't leger streven:Ga naar voetnoot1
Ik word aan 't kamp elk oogenblik verwacht.
klara.
Moet gy my weêr begeven,
Nu 't lot ons samenbracht!
maria.
Zoo is des krijgsmans leven:
Geen rust by dag of nacht.
edeling.
Ik mag niet langer beiden: } Te samen.
'k Heb reeds te lang vertoefd. } Te samen.
klara.
Helaas! wat treurig scheiden, } Te samen.
Dat heel mijn ziel bedroeft! } Te samen.
maria.
God moge u dan geleiden, } Te samen.
En helpen waar 't behoeft. } Te samen.
klara.
En wy kunnen niet met u gaan!
edeling.
Ik heb slechts mijn paard; doch misschien is hier op het dorp wel een wagen te krijgen.
maria.
O! drie voor een. Ik loop er spoedig een bestellen.
Zy wil gaan.
van werve.
Meisjen! eer gy gaat!... Een wagen! ach! ik bezit niets meer om een wagen te bekostigen.
edeling.
Hier is mijn beurs; doch ik moet waarlijk weg!
van werve,
de beurs weigerende.
Ik mag die niet aannemen: ik kan u die nimmer terug geven! Ik bezit niets meer!-
edeling.
Niets?
van werve.
Geen cent. Het weinige geld dat wy by ons hadden, is onderweg verteerd; en dezen morgen had ik het ongeluk, om in een dorp, waar wy ons nachtverblijf gehouden hadden... | |
[pagina 290]
| |
edeling.
Welnu?-
van werve.
... mijn valies, hetwelk mijn geheele vermogen bevatte, achter te laten.
maria.
Ja, valies of niet! Een wagen moet gy hebben en ik ga hem halen.
Zy vertrekt.
van werve
vervolgt.
Het was geen onachtzaamheid; wy werden op de hielen gevolgd. Niets dan een overhaaste vlucht kon ons behouden: en wy hadden den tijd niet, iets te redden dan ons zelve.
edeling.
En is het my dan niet genoeg, dat ik u gered zie, mijn vader! u en mijn Klara? Is dan niet alles, wat ik bezit, het uwe? Neem mijn beurs! Spoedig in een wagen, en volg my zoodra gy kunt; want ik durf geen oogenblik langer hier vertoeven.
maria,
haastig opkomende.
Redt u! om 's Hemels wil! redt u! daar komen zy!
de overigen.
Wie? wat? -
Gedruisch buiten.
maria.
De briganten! Hoort gy hen niet? Zy schreeuwen: ‘vive de liberteyt!’
edeling,
zijn pistolen voor den dag halende.
De eerste die zich verstout...
maria,
hem by den arm grijpende.
Zijt gy dwaas? Wat zoudt gy met uw pistolen tegen een geheele bende? Spoedig de achterdeur uit. (Tegen van Werve en Klara.) En gy, in dat vertrek. Ik kom terstond weêr by u.
edeling.
Maar, indien...
maria,
hem een zijdeur uitdringende.
Geen maren! haast u! -
Edeling vertrekt.
van werve.
Kunnen wy hem niet volgen?
maria.
Vooral niet! Hy is een jong kaerel alleen. Hy zal zich wel redden: met u drieën zoudt gy vermoedens wekken, en, zoo hy zich te weer stelde, misschien | |
[pagina 291]
| |
mede in 't ongeluk komen. Gaat maar hier binnen.
Zy opent een zijvertrek.
klara.
Wy stellen ons lot in uwe handen.
Van Werve en Klara af.
| |
Zesde tooneel.
maria, d'eglantiers, taelink, pluckx, nestiers en andere vrijwilligers, door michiel binnengeleid.
allen,
behalve maria.
Wijs: La Dame Blanche.
Viktorie! Viktorie!
De vyand is er uit!
Weêr zegeviert, door dapperheid,
Oud Brabant en de liberteyt!
Viktorie! Viktorie!
Voor ons zijn eer en buit!
maria.
Ze lijken wel gek! en die schurk van een Michiel, dien ik by hen zie!
d'eglantiers,
zijn degen afvegende.
De ziege is mit ons, kaomeraoden! ons couragie heeft den vyand verdrieven en de gleurie van onzen naom gemaintineerd. Loitenant Taelinck! ge zult zorgen, dat er gienen van den Ollanders ieschappeere, die zich hier genesteld hebben: zulle?
taelinck.
Daor is voor gesoigneerd, Kapitain! Al de uittochten zijn wel gegardeerd.
maria,
ter zijde.
Die arme Wachtmeester! hoe zal hy ontkomen?
michiel.
Wat zullen de Heeren gebruiken? Alles wat zich hier in huis bevindt, is tot uwe dienst.
maria.
Hoor my dien schoelje eens aan.
d'eglantiers,
tegen Michiel.
Ge zijt, begut, ienen brave kaerel! Laot het maisken ienen literken wayn uit de cave haolen. | |
[pagina 292]
| |
michiel,
tegen Maria.
Hoort ge niet? Haal wijn voor de Heeren.
maria,
hem in 't heengaan een stomp gevende.
Jou schelmsche verrader!
d'eglantiers,
tegen Michiel.
Weunt ge hier in huys?
michiel.
Hier woon ik, Kapitein! (Ter zijde.) Ik zal hem maar niet zeggen, in welke hoedanigheid.
d'eglantiers.
Ge zijt ienen brave citoyen! Zonder uGa naar voetnoot1 hadden we den weg naor deuzen derp niet zoo snel gevonden. Kik peysde, dat ikik u wel Burgemiester kost maoken.
michiel.
Ge kost waarlijk niet beter doen, Kapitein! Ik zal dadelijk bevelen geven, dat men de Brabantsche vlag hijsche.
Hy wil heengaan.
d'eglantiers.
Dat is nog niet neudig. 't Is obscur buyten. Men kan de koleuren nog niet onderschaiden. Maor, wiet ge wat ge doet? Gaot aonstonds de notaobelen van het dorp haolen en zeg, dat ze maoken, morgen met de lumiere hier te wezen, om ienen gemienteraod te houden. Korporal Nestiers! gaot ien kier met den Heer Burgemiester: en al wie niet met goede volonteyt medegaot, die moet met geweld gehaold worden; want de liberteyt moet ziegevieren.
michiel,
ter zijde.
Michiel Burgemeester!
Hy vertrekt met eenige muitelingen.
d'eglantiers,
zich nederzettende.
Hier neem ik provisioneel mijn heufdkwartier. Laot zien! wat dient er nu gedaon. Wijs: Le Diplomate.
Den iersten en voornaomste zaok
Is, dat ik mijn rapporten maok,
| |
[pagina 293]
| |
En melde welken feit mijn macht
Alhier ten einde heeft gebracht.
Dat veurts een Proklamaotie zij
Geschrieven aan de burgery!
Opdat de Liberteyt alhier,
Als deur hiel Braobant, ziegevier'!
Intusschen heeft Maria hem wijn gebracht. Allen zetten zich tot drinken.
d'eglantiers.
Rapporten! Jao! maor, wie zal die schrijven! Loitenant Taelink! kunt gy schrijven? Zulle?
taelinck.
Neen, Kapitain!
d'eglantiers.
Begut! waorom zijt ge dan Loitenant!
taelinck.
Maor ge kunt het immers ook niet, Kapitain! zoo min als lezen.
d'eglantiers.
Silence! Kik ben Kapitain om de orders te gieven, en niet om ze te schrijven. Kunt gy schrijven, Sergeant Pluckx?
pluckx.
Nien-ik; maor daor is Passereau: die kan schrijven.
passereau.
Plait-il?
d'eglantiers.
Ik vraoge, of ge schrijven kunt.
passereau.
Verdikke! Zulle?
d'eglantiers.
Of ge schrijven kunt? verstaot ge niet?
passereau.
Je n'entends pas, verdikke.
pluckx.
Verdikke, dat is het ienige Vlaomsch, dat Passereau verstaot.
d'eglantiers.
Dus kunt ge gien Vlaomsch schrijven. (Tegen Maria.) Kunt gy schrijven, maisken?
maria.
Om u te dienen, Heer Kapitein!
d'eglantiers.
Curieus! Niem dan ien kier uw gemak, en schrijf wat ik u zal voordictieren.
maria,
zich zettende, ter zijde.
Welk een denkbeeld!... Ja! zoo zal het gaan!
d'eglantiers.
Schrijf op: - Rapport... | |
[pagina 294]
| |
Zevende tooneel.
de vorigen, nikolaas, nestiers, en nog twee anderen.
nestiers.
Kapitain! hier is ienen kaerel, die tegen ons rebellierde.
d'eglantiers.
Awel! wat hieft hy gedaon?
nestiers.
Hy wilde ons niet in den ecurie laoten komen, daor een lancierspaord in stond.
d'eglantiers.
En waor is de lancier geblieven, die er op zat?
nestiers.
Die is nergends te vinden.
d'eglantiers.
Awel! doorzoek dan ien kier het gehiele derp, tot ge hem vindt. Nestiers en anderen vertrekken.
d'eglantiers,
tegen Nikolaas.
Wie zijt ge?
nikolaas.
Ik ben de Burgemeester.
d'eglantiers.
Burgemiesterken gewiest! Ik heb al ienen anderen Burgemiester in uwen plaotse gezet: verstaot ge? Doch wilt ge uwe soumissie maoken aan aan het Kommitté, dan misschien...
nikolaas.
Nooit!
d'eglantiers.
Hoe! weet ge wel, dat ik u kan doen fusilleeren?
nikolaas.
Nieuwe zangwijs van den Heer f.n. stoetz.
't Is u vergund: mijn Vorst behoort mijn bloed,
Dit kruis getuige van mijn moed.
Hoe fel bestookt van alle kanten,
Vreesde ik voorheen geen Fransch kanon,
Geen garde van Napoleon,
En vrees thans niet voor uw Briganten.
d'eglantiers.
Wat zegt ge? Blijf daor! wy zullen straks ien woordeken saomen spreken, verstaot ge? (Tegen Maria.)
Schrijf!
nikolaas.
Hoe, Maria! gy verleent dien schelm uw hulp! | |
[pagina 295]
| |
maria.
Waarom niet? de heer Kapitein was zoo verlegen om iemand die schrijven kon.
d'eglantiers.
Wijs:
La pipe de tabac.
Zeg! waor zijn we toch gebleven?
Kind, hoe gaot het? schrijft ge recht?
maria.
Wel! ik heb nog niets geschreven,
Want ge hebt nog niets gezegd.
d'eglantiers.
Schrijf: onze erm, zoo zeer te vreezen,
Won zes derpen in ien dag.
nikolaas.
Dat zal wel geen wonder wezen,
Daar hy nergends vyand zag.
d'eglantiers.
't Bloed des vyands deed ik stroomen:
Zeuven onderd vielen schier.
nikolaas.
Dat moet alles nederkomen
Op het paard van een lancier.
d'eglantiers.
En, van al mijn dapp're helden,
Vond slechts ien met roem den dood.
nikolaas.
Die, gelijk ze my vertelden,
Viel bezopen in een sloot.
d'eglantiers.
Best! gy kunt uw arbeid staoken!
'k Weet ien aordig bulletijn
Zonder logens op te maoken,
Just gelaik die moeten zijn. } Te zamen.
nikolaas.
Ja! gelijk die allen zijn. } Te zamen.
d'eglantiers.
Awel! laot zien ien kier! Zoo! dat hebt ge zeer habiel geschrieven: nu de proklamaotie. - Ien ander vel! Schrijf: Proklamaotie! - Hebt ge die phraose geschreven?
maria.
Ja, en verder?
d'eglantiers.
Wy, Kapitain d'Eglantiers en Loitenant Taelinck, aan al de gien die dezen lezen zullen, saluyt!
maria,
schrijvende.
Aan al degenen, die dezen lezen kunnen.
d'eglantiers.
Lezen zullen, heb ikik gezegd. Medeburgers! wy brengen u de liberteyt. Wy hebben ons bloed gewaogd, om die voor u te verkriegen: wy heupen ook, dat gy u reconnaissant zult teunen... Hé! wat zegt ge van zulk ien phraose? Dat noem ik eloquentie! - | |
[pagina 296]
| |
maria.
Ongetwijfeld! Dat is zeer fraai gezegd, Kapitein! -
d'eglantiers
Ge zijt ien maisken van smaok en verstand. Gao veurt: en dat ge ons zult geven... zult geven... al wat we beneudigd hebben. Awel! dat is kort en bref! zulle!
maria.
Een zeer schoone stijl: en ieder verstaat zoo by de eerste lezing wat er mede gemeend wordt.
d'eglantiers.
Niet waor?
maria.
Nu zult gy de beide stukken toch teekenen, niet waar Kapitein?
d'eglantiers.
Jao, ik zal er en kruysken op plaotsen: dat is mijn teeken; Loitenant Taelinck! zult ge ook niet teekenen? zulle?
taelinck,
half stapende.
Jao! Jao! - Zy teekenen.
d'eglantiers.
Nu moet dat rapport dicht gemaokt en naor den Géneral verzonden worden, en de Proklamaotie morgen aongeplakt.
maria
verbergt schielijk het geteekende stuk in haar keurs, vouwt een ander papier dicht en geeft het aan d'Eglantiers.
Ziedaar, Kapitein! Ter zijde. Ik heb het!
d'eglantiers,
het papier aan Passereau overhandigende.
Gao te paord zitten, en breng dit aon den Géneral.
passereau.
Verdikke! Dans la nuit...
d'eglantiers.
Gaot heen! (Passereau vertrekt.) Zie zoo! dat is klaor. Nu gao ik een uurken rust nemen. Zult ge my roepen als de gemienteconseil vergaodert, maisken! zulle?
maria.
Ja! ik zal de Proklamatie intusschen gaan aanplakken.
d'eglantiers,
haar die snel ontnemende en by zich stekende.
Neen! die moet ik eerst voorliezen, of laoten voorliezen aon den conseil. Waor is nu mijn slaopkamer?
Hy wil in de kamer van van Werve gaan.
maria,
haastig.
Neen! daar niet. Links af, heer Kapitein!
Zy wijst hem een andere deur aan de overzijde.
| |
[pagina 297]
| |
nikolaas,
half luid.
Ik begrijp er niets van! Waarom moet zy dien vent in mijn slaapvertrek brengen? (hard op) Maria! zijt gy dol? die andere kamer is immers...
maria,
hem snel in de reden vallende.
Juist voor een gevangene geschikt.
d'eglantiers,
op Nikolaas wijzende.
Dan moet hy er maor in gebracht.
nikolaas.
Maar...
maria,
stil en snel.
Laat my begaan!
d'eglantiers.
Gerustige nacht! (Tegen de vrijwilligers.) Als Nestiers komt met het valies, laot hy het dan by my in de kaomer brengen: verstaot ge?
Nikolaas gaat in de kamer, waarin van Werve en Klara zich bevinden. d'Eglantiers wordt door Maria in het vertrek ter linkerzijde voorgelicht.
| |
Achtste tooneel.
taelinck, pluckx, vrijwilligers, naderhand edeling.
taelinck,
meer en meer by het vuur kruipende.
Brr! het is fameus koud!
pluckx.
Dat geleuf ik! Het goevernement mocht ook wel beter veur equipement zorgen.
taelinck.
Dat is het scheune van de liberteyt, dat wy er zelf voor meugen zorgen.
pluckx.
Dat zal ik ook doen, zoodra dat maisken retourniert.
edeling
vertoont zich aan de deur waar hy uit is gegaan.
Overal van dat volk! ik zit in de knip!
pluckx.
Maor zeg nu iens, Loitenant! wie regiert ons veur het praesente moment? want ik hoor alle daogen van ienen anderen soeverain spreken, die ons gerecommandierd wordt. | |
[pagina 298]
| |
taelinck.
Wie ons regiert? - De liberteyt!
pluckx.
Ik mag lijden, dat het wat spoedig verandert; waar ik heb het geld van de liberteyt nog niet gezien; 't lijkt ien hiele kaole deerne te wezen. | |
Negende tooneel.
de vorigen, maria.
maria,
ter zijde.
Zal dat volk hier de gandsche nacht blijven?
pluckx.
Zoo maisken! hebt ge ook ienen wullen sergie voor my? zulle?
maria.
Tot welken einde?
pluckx.
Dat zult ge zien: verstaot ge?
maria.
Ja! indien ik hem weder krijg.
pluckx.
Zoo subiet.
maria
krijgt een wollen deken uit de kas.
Hier is er een; maar ik geef hem u niet, of gy moet my uw kiel tot pand geven, dat ik hem terugkrijg.
pluckx.
Kom! gien praotjens!
maria.
Stil wat! ge hebt gezien, dat de Kapitein my zijn rapporten laat schrijven. Ik zoû er wel een slecht woordtjen van u in kunnen zetten, indien gy met geweld begost!
taelinck.
Het maisken heeft gelijk, Pluckx!
pluckx.
Nu! ziedaor mijnen sareau dan. De ruil is niet kwaod. Hy geeft zijn kiel aan Maria, en snijdt drie gaten in den deken.
maria.
Wat wordt dat?
pluckx.
Ienen nieuwmodischen winterkapot.
Hy steekt hoofd en armen door de gaten. Allen lachen, behalve Maria.
maria.
Nu! daar gy mijn deken bedorven hebt, krijgt gy uw kiel ook niet terug. | |
[pagina 299]
| |
Tiende tooneel.
de vorigen, nestiers.
nestiers.
Komt, mannen! hier heb ik billetten voor u: en hier (een valies nederleggende) is het valies van den Kapitain.
pluckx.
Ge mient het valies, dat den Kapitein deuzen margen heeft prijs gemaokt.
maria en edeling,
ter zijde.
Is 't mogelijk?
taelinck.
Nu! deel maar subiet uw billetten uit. Ik blijf hier logieren. Er is immers nog wel ien bed in de kamer van den Kapitain?
maria.
Voorzeker!
taelinck.
Allons donc!
Rechts om kiert UE. Marsch! een schildwacht voor de boitendeur: en draogt zorg, dat niemand uit of in gao, zonder een permis van den Kapitain of van my!
Hy gaat met het valies in de kamer van d'Eglantiers. De overigen vertrekken naar buiten.
| |
Elfde tooneel.
maria, edeling.
maria.
Goddank dat zy weg zijn! Nu schielijk gezien, hoe onze arme vluchtelingen het maken.
Zij wil vertrekken.
edeling,
haastig opkomende.
Een oogenblik, meisjen!
maria
Stil!
edeling.
De achterdeur werd reeds bewaakt, toen ik poogde te ontsnappen. Ik ben zoo lang hier in huis verscholen gebleven.
maria.
Dit dacht ik reeds, maar ik heb voor uw vlucht gezorgd. Werp uw mantel en chakot af: trek deze kiel aan: zet deze wollen muts van onzen baas op.
Zy haalt een muts uit de kas.
| |
[pagina 300]
| |
edeling,
de kiel van de hand wijzende.
Liever laat ik my door de schurken overhoop steken, dan dat ik my in die hatelijke vermomming verberg.
Nieuwe zangwijs van den Heer F.N. Stoetz.
o Neen! hoe fel in 't naauw gebracht,
Zie ik my eer door 't staal geslacht,
Dan dat ik dus van tooi verander.
Weg met dat kleed, dat ik veracht:
Des oproers kiel en Brabants dracht
Voegt geen lancier, geen Nederlander.
maria.
Neem dan ten minsten dezen vrijpas, die u door alle posten heen brengt.
Zy haalt het papier uit haar keurs, en overreikt het hem.
edeling.
Hoe hebt gy dien kunnen verkrijgen?
maria.
Behendigheid en de groote domheid der Briganten hebben my geholpen. Houd u maar niet op met vragen, en maak dat gy weg komt.
edeling.
Ik ga! maar van Werve...
maria.
Zal ik zien te redden.
edeling.
Zijn valies...
maria.
Is daar. - Ik zal het zien terug te krijgen. Ga nu toch!
edeling.
Voortreffelijk meisjen!
Hy vertrekt door de middeldeur.
de schildwacht,
buiten.
Qui va là?
edeling,
buiten.
En règle.
de schildwacht.
Passez!
maria.
Hy is gered! kon ik nu die gekke Proklamatie maar terug krijgen! want als de Kapitein wist wat er in stond, ware ik verloren. Ik had gehoopt, die in het geheim te kunnen doen rondgaan. Gelukkig kan hy niet lezen. - De Hemel besture het ten besten!-
Zy loopt spoedig naar de kamer van van Werve.
|
|