| |
| |
| |
Het dorp aan de grenzen.
Ik zoude byna noodeloos geächt hebben, de aanleiding tot het schrijven dezer klucht te vermelden, ware het niet, dat my de ondervinding telken jare meer het bewijs oplevert, hoe de geschiedenis der voorbygegane dagen by het nakroost onbekend blijft en zelfs by den tijdgenoot in vergetelheid raakt. Wel is waar, een ieder weet nog, dat in September 1830 de Brusselaren het voorbeeld opvolgden, hun in July deszelfden jaars door de Parijzenaars gegeven, en tegen hun Soeverein den opstand begonnen, die weldra naar de naburige steden oversloeg en eerlang, als een loopend vuurtjen, al de zuidelijke Nederlanden rondliep; - maar niet iedereen is even goed meer bekend met het feit, dat die opstand in den aanvang door alle bezadigde Belgen, vooral door de ordentelijke burgers en industriëelen, die aan Willem I groote verplichting hadden, werd afgekeurd; dat die in den aanvang alleen ontstond by het gemeen, opgestookt door de zoogenaamd vrijzinnige dagbladen en betaald door de katholiek-liberale associatie, een associatie, te gedrochtelijk en te ongerijmd dat men
| |
| |
er aan zoû kunnen gelooven, ware het niet, dat zy, hoezeer in Belgiën lang verbroken om voor vyandschap tusschen de vroegere bondgenooten plaats te maken, in ons rijk sedert een paar jaren schijnt te herleven. Evenmin zal het aan iedereen even klaar meer voor 't geheugen staan, hoe die Belgische opstand, in den aanvang, op weinige uitzonderingen na, geen andere hoofden had dan zoodanige mannen, als by een omwenteling niets konden doen dan winnen, en ettelijke Fransche gelukzoekers, - zoodat Willem I, de gehalte dier levenmakers wegende, en in de verwachting verkeerende, dat de ordentelijke lieden zich niet door een troep fortuinbejagers zouden laten ringelöoren, in den beginne geen dier krachtige maatregelen nam, waardoor de muitery al dadelijk had kunnen worden gestuit. Het niet nemen dier maatregelen had echter ten gevolge, dat ook het welgezinde gedeelte der Belgen, ziende hoe men 't kanalje zijn gang liet gaan, langzamerhand, tot eigen behoud en ter voorkoming van volslagen wanorde, zich by de oproerigen aansloot en alzoo aan den opstand een schijn van algemeenheid gaf, wel bestemd om de oogen te verblinden van den Buitenlander, die bovendien al weinig gezind was, in dien twist de party van het recht te nemen. Immers, in weêrwil niet alleen van de billijkheid, maar van de gesloten Traktaten, zag Willem I zich door al zijn Bondgenooten verlaten. Frankrijk, geheel onder den invloed der liberale begrippen, zag in Willem I, niettegenstaande het dezen vorst vroeger als een model-koning had voor- | |
| |
gesteld, thands niet veel meer dan een tweeden Karel X; en bovendien hoopte het, door een scheuring van het Rijk der Nederlanden, zijn invloed op Belgiën terug te winnen: Engeland, nayverig op de welvaart, die wy genoten, had het vuurtjen helpen aanstooken en juichte heimelijk, dat, het ook hier zoû heerschen door te verdeelen: Rusland had de handen vol met den opstand der Polen: Oostenrijk en Pruissen
verscholen zich achter het voorwendsel, dat zy werks genoeg hadden om den geest des oproers in hun eigen Staten te bedwingen: en zoo gebeurde het, dat de gezanten, door die Mogendheden naar Londen gezonden, in stede van krachtige woorden te spreken en afdoende besluiten te nemen ten behoeve van den Koning, die hun bystand had ingeroepen, in tegendeel aan het oproer niet alleen zijn gang lieten gaan, maar zelfs reeds dadelijk met de opstandelingen als met een wettig gekonstitueerde macht handelden: terwijl al hun volgende gedragingen nimmer anders dan door het meest schreeuwend onrecht gekenmerkt werden.
Schoon en treffend daarentegen was de houding, welke, onder die omstandigheden, de ingezetenen der noordelijke Gewesten aannamen. Even algemeen als aldaar de verontwaardiging was over de ondankbaarheid, door de oproermakers aan den dag gelegd jegends een vorst, van wien zy niet dan weldaden ontfangen hadden - even algemeen was ook de geestdrift om, zelfs nog eer de Koning zijn getrouwen ten strijde riep, het geweer aan te gorden en het goud in de staatskas
| |
| |
te doen stroomen, ten einde den heiligen krijg te voeren tot handhaving der eer van Nederland en tot verdediging van den vaderlandschen bodem. Wel kwam - en dit mag niet verzwegen worden - by die vaderlandsliefde een goed deel opgewondenheid, ontsproten uit een alles behalve broederlijke gezindheid jegends onze zuidelijke medeburgers; want, hadden in de beide Kamers der Staten-Generaal de Afgevaardigden van Noord en Zuid sedert de laatste jaren als vyandelijke legers tegen elkander overgestaan, de twee volksstammen hadden, op hun voorbeeld, elkander leeren haten in stede van liefhebben: en, evenzeer als de Belgen aan de Noord-Nederlanders elke beschikking misgunden, in het belang van den handel genomen, zoo zagen deze 't met leede oogen aan, wanneer de fabrieken van 't Zuiderdeel door beschermende wetten werden voorgestaan. Doch met dat al, het schouwspel, dat Noord-Nederland opleverde, was grootsch en treffend: en zelden legde een natie meer eensgezindheid, meer warme liefde voor Koning en Vaderland aan den dag, dan in de twaalf maanden, die op het oproer te Brussel volgden.
Het spreekt van zelf, dat, waar verontwaardiging en vaderlandsliefde elk hart bezielden, de lier der dichters niet zweeg, ja zelfs dat hy, die nooit twee regels op elkander had doen rijmen, thands maat en klanken vond om zijn gevoel lucht te geven. Het regende, ja 't hagelde gedichten, van meer of mindere gehalte, van meer of mindere uitgebreidheid: en geen Boekverkooper was er, die geen bundels met krijgszangen uitgaf,
| |
| |
geen nieuwsblad, welks kolommen niet met rijmelaryen gevuld waren.
Alleen de Schouwburg was, nog twee maanden na het uitbreken van den opstand, het stilzwijgen blijven bewaren. Beschroomdheid by de Stedelijke Besturen, dat manifestatiën aldaar wellicht een verkeerde uitwerking zouden hebben, schijnt hiervan de oorzaak te zijn geweest. Het gevolg daarvan was dan ook, dat het Publiek - deels omdat het weinig gestemd was tot eigenlijk gezegde vermakelijkheden, deels omdat het vrij onverschillig was omtrent gefingeerde dramaas, nu de gedachten geheel vervuld waren met het wezenlijke drama, dat zoo kortby gespeeld werd - al schraler en schraler opkwam, waardoor dan ook de ontfangsten al schraler en schraler werden. Kommissarissen van den Stads-Schouwburg alhier begrepen eindelijk, dat die toestand van zaken niet kon voortduren; en, na ruggespraak met het Bestuur, werd er geöordeeld, dat een zoogenaamd pièce de circonstance, een stuk, in harmony met de gevoelens van den dag, alleen in staat zoû zijn, de bezoekers weder naar 't Leidsche Plein te lokken. Ik had op dien tijd door mijn Legenden eenigen naam verkregen: een zestal Liederen, door my vervaardigd en aan onze Schutteryen opgedragen, was gunstig ontfangen geworden, en zoo gebeurde het, dat men het oog op my sloeg om te voorzien in de behoefte, waarvan ik zoo even melding maakte. Ik voldeed aan de my gedane uitnoodiging, en het Dorp aan de Grenzen kwam in de waereld. Slechts een gering getal nieuws- | |
| |
gierigen woonde de eerste opvoering by; doch de uitslag was zóó gelukkig, dat reeds by een tweede vertooning alle rangen bezet waren, en het stuk hier en elders ontelbare malen, altijd voor aanzienlijke scharen, gespeeld werd. Sedert ter perse gelegd, beleefde het in vijf maanden even veel drukken, die allen werden uitverkocht; een bewijs, dat ik althands een toon had aangeslagen, die toen weêrklank vond in de harten mijner Landgenooten.
Voor 't geen ik hier nog by zoû te voegen hebben, verwijs ik tot de Voorrede, voor de Eerste Uitgave geplaatst, en welke ik hierachter volgen laat.
|
|