Poëtische werken. Deel 8. Treur- en blijspelen. Deel 1
(1861)–Jacob van Lennep– AuteursrechtvrijEerste tooneel.
verrina, bertha, borgognino.
borgognino.
Verrina! ja, mijn schip kwam veilig aan de reê,
En brengt van 't geurig Oost een rijke lading meê:
| |
[pagina 157]
| |
Vergun my, dezen schat aan Bertha op te dragen:
Of, zoo 't u beter schijnt...
(geheimzinnig.)
Indien we een aanslag wagen,
Is 't goud een bondgenoot van onbepaaldGa naar voetnoot1 gewicht.
bertha.
Ach! dat altijd de min by u voor wraaklust zwicht!
Wat kan uw oogmerk zijn, om spoorloos en vermeten
Te haken naar 't gevaar, uw Bertha te vergeten?
Thands, daar een heilrijk lot de welvaart u vergunt,
Terwijl ge in blijde rust uw dagen slijten kunt,
Waar 't onvergeeflijk, in doldriftige verwoedheid
De gunst te tergen van des Hemels milde goedheid.
verrina.
En zoo men in dien schat, dien ons de Hemel zendt,
Een nieuwen spoorslag tot ons edel doel herkent? -
Des dwing'lands overmoed, op 't raadhuis ons bewezen,
Gaf heden weêr een blijk van wat ons staat te vreezen.
Vervolgen we ons ontwerp, eer zijn vermetelheid
Hier nieuwe redenen tot felle wraak bereid!
bertha.
Ach! moet my alles rouw en schrik en leed voorspellen?
verrina.
Ontsla u, waarde telg! van de angsten die u kwellen!
Ga, zoek de kalmte by Mariaas bidaltaar.
bertha.
'k Zal trachten uw bevel te volgen, en aldaar
Voor beiden mijn gebeên der Heil'ge Moeder zenden.
borgognino.
Bid liever dat Zy 't leed van Genua doe enden.
Bertha vertrekt.
| |
Tweede tooneel.
verrina, borgognino, kalkagno, zibo.
verrina.
Mijn vrienden! welk geluk?... Dan, mijn verwonderd oog
Leest in uw blij gelaat, ten ware ik my bedroog...
kalkagno.
De hoop, de zoete hoop om 't vaderland te wreken.
| |
[pagina 158]
| |
verrina.
Zoû 't mooglijk zijn? wat doet u die verwachting kweeken?
kalk.
De ontwaakte Genuees begeert geen meester meer. -
verr.
Wat borgen geeft gy ons voor zulk een taal, mijn Heer?
kalkagno,
tegen Borgognino.
Ik had, in blinde drift, met Zibo u verlaten,
En dwaalde, zonder doel, verwilderd langs de straten,
Wanneer een spoorloos graauw van allen kant vergaêrt,
En door verward gedruisch mijn geest ontzetting baart;
Men mompelt van den hoon, door d'achtb'ren Raad geleden;
Men vloekt Giannettijn en al zijn spoorloosheden;
Men klaagt, dat hy de stad aan Karel heeft verraên: -
De drift, het woest getier, de menigte groeit aan. -
Mijn aandacht ziet aan 't hoofd der muiters zich vervoegen
Dien rusteloozen hoop, wiens moeizaam, pijnlijk zwoegen
Des adels hoogmoed ciert, en zijde en gouddraad spint,
Doch naauw tot onderhoud het sober voedsel wint.
Hun onbeschaamde kreet stijgt luidkeels op ten hemel:
'k Treed toe. - Hun moedwil stiert het momm'lend volksgewemel:
Hun rijkdom van een dag verzekert my alras,
Dat een vermogend man hier heim'lijk werkzaam was.
Nu sluip ik ongemerkt hen na met luist'rende ooren,
En - aller dankbaarheid heeft my zijn naam doen hooren.
verrina.
Welnu! wiens milde gunst is op hen neêrgedaald?
kalkagno.
Fiësko is het, die hun muitzucht heeft betaald.
borgognino.
Fiësko! -
kalkagno.
Overal wordt hy door 't volk geprezen,
Spreekt! zoû die lof een blijk van zijn ontwaken wezen?
Of wil de bystand, dien zijn milde hand hun zendt,
Hen zonder verder doel ontheffen aan de ellend?
zibo.
Hy heeft in zijn paleis deez' avond my ontboden,
En deed, naar ik verneem, meer edellieden nooden,
Meest allen vyanden van Doriaas gezach:
| |
[pagina 159]
| |
Daar schuilt een dieper zin in 's Graven vreemd gedrag.
kalkagno.
Verrina weet als ik, hoe wy zijn hulp behoeven. -
't Is tijd, hem dezen dag nog eenmaal te beproeven:
Te dwingen om, ten val der snoode tiranny,
Zijn naam te paren aan der eedgenooten rij.
borgognino.
'k Heb, zonder hem, den val der Doriaas besloten:
Verdubb'le men 't gevaar en niet de bondgenooten!
verrina.
Uw al te fiere moed drijft u van 't spoor, mijn zoon!
Zijn bystand ware ons nut, werd die ons aangeboôn.
borgognino.
Dan hoe zal 't scherpst vernuft, zoo hy volhardt in 't veinzen,
Den grond ontdekken van zijn innigste gepeinzen?
verrina.
Een middel blijft ons, ja!
borgognino.
Welk zal dit middel zijn?
verrina,
op een bedekte schildery wijzende.
Een meesterstuk der kunst leeft achter dit gordijn:
Daar maalde 't grootsch penceel den roem der voorgeslachten,
Wanneer zij op den throon dien Boccanera slachtten,
Wiens heerschzucht voor een eeuw het machtloos vaderland,
Als heden Doria, gekneld hield in den band.
't Was een Fiësko, die zijn boezem kwamGa naar voetnoot1 doorboren.
Men ziet op dit paneel dit roemvol feit herboren:
De bloem des adeldoms dringt op zijn zetel aan,
En eischt hem reek'ning af van al zijn euveldaên.
Men ziet een vrouwenschaar van ver de tranen droogen,
En vuur'ge dankgebeên opzenden naar den hoogen.
Dit kunstwerk hield ik lang verborgen: waar 't ontdekt,
Het had eens dwing'lands oog tot ergernis verstrekt;
Terwijl het edel hart van echte vrijheidsminnaars
Den zege toejuicht van die recht- en wet-herwinnaars.
Lavagna was voor 't schoon der kunsten nimmer koel:
Licht wekt dit schilderstuk zijn sluim'rend zielsgevoel.
| |
[pagina 160]
| |
Slaat hem zorgvuldig gaê, poogt op 't beweeglijk wezen
Den eersten indruk, by 't beschouwen opgerezen,
Te ontdekken: volgt zijn blik: let op 't ontvallen woord:
't Kan al verklaren tot wat zijde hy behoort.
borgognino.
Men wacht den uitslag dan!
verrina.
Ik zie hemzelven komen.
Mijn vrienden! zij door u mijn raad in acht genomen.
| |
Derde tooneel.
fiësko, verrina, kalkagno, borgognino, zibo.
fiësko.
Wordt nog Verrinaas ziel bestreden door 't verdriet?
Zy sla geen balsem af, dien trouwe vriendschap biedt.
Beproeve uw boezemsmart haar troostend heilvermogen:
De vriendschap blijft alleen, wen alles is vervlogen.
verrina.
Ik dank u voor die zorg, Lavagna! al te klaar
Werd ik de dwaasheid van mijn yd'le hoop gewaar:
Nooit wordt aan Genua de vrijheid weêrgegeven;
Welaan: 'k wil op uw raad naar 't blij genieten streven:
Der schoone kunsten zij mijn hulde toegebracht. -
Op de schildery wijzende
Dit kostbaar kunstgewrocht, door kenners hooggeächt,
Stelde ik mijn vrienden voor: het schetst de heldendaden
Eens braven, wijdberoemd in 's lands historiebladen,
En uit wiens stam gy sproot: treê nader en aanschouw 't.
Hy schuift de gordijn weg, en zegt stil tegen de eedgenooten:
Dat elk een vorschend oog op hem geslagen houd!
fiësko,
ter zijde.
Men slaat my gaê!
verrina,
in vervoering.
Zie toe! het staal is opgeheven!
Uw stamheers wrekend staal doet Boccanera sneven:
Te wapen! wasch in 't bloed dien duldeloozen hoon!
Zy zijn gewapend! zie!...
| |
[pagina 161]
| |
fiësko.
Wat zijn die vrouwen schoon!
verrina.
Hoe!
borgognino,
tegen de overigen.
Dit is de uitslag dan, dien gy u dorst belooven!
Zal nog ons opzet om dien lafaart zijn verschoven?
Zijn ydelheid versma der burg'ren tranenvloed:
Ons bleef voor 't vaderland nog trouw en heldenmoed.
verrina.
Lavagna, 't is genoeg: bedroogt gy mijn verwachting.
Gy vindt een waardig loon in Genuaas verachting.
Wij zullen zonder u, stond al uw grootheid stil...
fiësko.
Gy! my verachten?... Dan, wat akelig gegil!
Een vrouw snelt ademloos met rasse schreden nader.
't Is Bertha!
verrina.
Kan het zijn? mijn dochter!...
| |
Vierde tooneel.
bertha, de vorigen.
bertha.
Hulp, mijn vader!
verrina.
Mijn kind, wat gaat u aan?
bertha.
Verlaat, verlaat my niet!
Blijft Genueezen! blijft! hy volgt my waar ik vlied...
Daar is hy!
verrina.
Wien toch ducht ge? ik bid u, wil bedaren!
borgognino
Wien vlucht, wien vreest mijn bruid? wil ons uw angst verklaren!
Gy zijt in veiligheid.
bertha.
Ik vorder wraak!
allen.
Van wien?
bertha.
Ik zond mijn smeekgebed, gebogen op de kniên,
Der heil'ge Moedermaagd, in schaâuw der tempelkooren,
Toen ik de stem op eens my in de keel voel smooren.
'k Sla de oogen op, en zie, naby de bedecel,
Twee Genueezen, die my naad'ren...
| |
[pagina 162]
| |
borgognino.
Hoor ik wel?
bertha.
De een treedt baldadig toe, durft my in de armen drukken,
En aan 't gewijd altaar my, zwakke maagd, ontrukken.
k Ontworstel hem: hy volgt met dringende gebeên.
'De schrik, de ontroering gaf my krachten: 'k snelde heen -
En vind in 's vaders arm voor schennis my beveiligd.
borgognino.
Wie was de booswicht?
verrina.
Spreekt! wie heeft uw deugd ontheiligd?Ga naar voetnoot1
bertha.
Hy, die het vaderland ten onder heeft gebracht,
Had van een zwakke maagd geen wederstand verwacht.
allen.
Giannettino!
verrina.
God!
borgognino.
Mijn Bertha! 'k zal u wreken.
verrina.
Mijn vrienden! schaft me een zwaardGa naar voetnoot2 om 't monster te doorsteken!
kalkagno.
Bedaar!
verrina.
Mijn oud geslacht geschandvlekt door dien hoon!...
borgognino.
Ach! spaar die wreede taal! mijn zorgen...
verrina.
Neen, mijn zoon!
Van hem, die recht en wet baldadig dorst verkrachten,
Had mijn besneeuwde kruin die oneer moeten wachten.
Mijn ouderdom verliep in duldelooze smart:
Een telg, de laatste hoop van 't minnend vaderhart,
Bleef liefd'rijk en gedwee aan 's grijzaarts zijde treuren.
Men zal die teed're bloem aan 't ouderhart ontscheuren!
Aanschouwt haar, vrienden! Uw gelaat verbleekt van schrik?
Het voegt u, voor u zelv' te beven zoo als ik. -
't Is niet genoegzaam, op den vuigen staatsverrader
Te vloeken! - Neen: mijn zaak wordt die van elken vader!
| |
[pagina 163]
| |
Wat wijkplaats blijft er voor des booswichts euvelmoed,
Wanneer geen heilig koor de maagdlijke eer behoedt?
Wie redt van zijn geweld uw zust'ren, docht'ren, vrouwen?
Wiens hoede zal uw zorg heur kuischheid toebetrouwen?
Beschouwt deez' grijze kruin, beschouwt eens vaders traan!
Een vader is gehoond en roept om wraak u aan!
bertha.
Ja! Genueezen, ja! Gy zult my wraak verschaffen!
Beklaagt mijn onheil niet, maar haast u om te straffen.
Te wapen! slaat! vernielt!
Zy vertrekt.
verrina.
Gy hebt haar eisch gehoord?
Wie, dien zoo fel een kreet niet uit zijn sluim'ring stoort?
Giannettino leeft!
borgognino.
Naar zijn paleis gevlogen!
Zijn eerloos hart doorboord, en 't rif, voor ieders oogen,
Langs markt en straat gesleurd! Dat onuitwischb're schand'
Het deel des bloodaarts zij, die achterbleef.
fiësko,
hen tegenhoudende.
Houdt stand!
kalkagno.
Hoe!
borgognino.
Wederhoud ons niet!
fiësko.
Nog eens, houdt stand, ontzinden!
Gy zoudt uw eigen dood, waar gy de wraak zoekt, vinden.
Tegen Verrina, hem by de schildery brengende.
Hoor, grijzaart! hoor my aan! des schilders kunstpenceel
Breekt hier eens dwing'lands juk op 't levenloos paneel.
Maar wien vermeent gy, dat meer lofspraak toebehoorde,
Hem, die 't gevoelig hart door guichelspel bekoorde,
Terwijl hyzelf, verslaafd, tyrannen heerschen laat,
Ga naar voetnoot1 Of hem, wiens moed den schijn deed wijken voor de daad?
Plechtig.
Fiësko heeft verricht, wat hier slechts is geschilderd.
verrina.
Wie? gy?
Algemeene verbazing.
| |
[pagina 164]
| |
fiësko.
Wat staart gy me aan, verbijsterd en verwilderd?
Of dacht gy, dat de Leeuw, wijl hy niet brulde, sliep?
Dat Genua tot u alleen om bystand riep?
Dat niemand buiten u de slaverny gevoelen,
Dat niemand buiten u de vrijheid kon bedoelen?
Eer u 't gerammel van uw ijz'ren ketenband
Van verre in de ooren klonk, verbrak hem mijne hand. -
Doch!...
Hun onderscheidene geschriften ter hand stellende.
Leest!
borgognino.
na gelezen te hebben.
Hoe! Parmaas volk tot onze hulp genaderd?...
fiësko.
En reeds door mijn beleid in mijn paleis vergaderd. -
verrina,
na gelezen te hebben.
Der Franschen Koning steunt ons met zijn schatten?
kalkagno,
insgelijks.
Hoe!
De Paus zegt ons de hulp van vier galeien toe?...
fiësko.
Zy liggen op de reê. - En nu, nu durf ik u vragen
Wat mijn beleid vergat? wat d' aanslag kon vertragen?
Allen staan verstomd. - Hy beschouwt hen met zelfbewustheidGa naar voetnoot1 en vervolgt.
Terwijl uw vrijheidszucht in yd'le klacht verdween,
Was ik het, die het al dorst wagen, ik alleen! -
In onberaden drift verwenschte ik geen tyrannen,
Maar dorst ik tegen hen kloekmoedig samenspannen.
Allen, behalve Verrina, werpen zich sprakeloos voor Fiësko neder.
verrina.
Fiësko! ja, mijn geest vindt al uw grootheid weêr,
En buigt voor uwen geest gewillig zich ter neer.
Mijn knie vermag het niet. -
Tegen de overigen.
Dan, zulk een eerbetooning
Voege aan het glansrijk hof van Spanje of Frankrijks Koning;
| |
[pagina 165]
| |
Den vrijen Genuees betaamt het knielen niet.
(allen staan op).
borgognino,
zich in een armstoel werpend.
Ben ik dan niets, niets meer, o duldeloos verdriet!
fiësko.
Met ergernis en spijt sloeg Genua my gade,
Vloekte op Lavagnaas Graaf, die zich in weelde baadde,
En zag niet hoe die weelde, onlijd'lijkGa naar voetnoot1 in zijn oog,
Des dwing'lands achterdocht, en - zelfs uw list bedroog.
Mijn lang gewikt ontwerp, met zoo veel zorg begonnen.
Lag in het windselnet der dartelheid omsponnen:
En, had men mijn besluit aan Doria verraên,
Men had aan 't klaarst bewijs hem nooit geloof zien slaan.
Genoeg! Ik heb in 't end mijn diersten wensch bevredigd,
En my, in u, voor 't oog van Genua verdedigd. -
Ons blijft nog ééne vraag: - wie ofGa naar voetnoot2 hier vallen moet?
borgognino,
opspringende.
De tiranny!
fiësko.
Ziedaar de taal derGa naar voetnoot3 heldenmoed. -
Doch wie is hier tyran? de zwakke en afgeleefde,
In wiens verlamde hand sints lang de rijksstaf beefde,
Of hy, die aan den wil de macht tot gruw'len paart?
verrina.
Zy beiden in mijn oog zijn 't bloedig sterflot waard:
Den laatste haat ik, en den eerste moet ik vreezen:
Het dwingelanden-paar zal saam het offer wezen.
zibo.
Andreas? de oude man, zachtmoedig, zonder schuld?
fiësko.
't Is die zachtmoedigheid, die my met schrik vervult;
De trotsche woede van zijn neef is min te schroomen. -
Verrina: 'k stem met u, hun beider bloed zal stroomen.
Dan hoe?
kalkagno.
Op 't schitt'rend maal, door moorddolk of venijn.
| |
[pagina 166]
| |
fiësko.
Uw listig opzet is afschuw'lijk!
verrina.
Hoor het mijn: -
De wapens in de vuist de tyranny bestreden!
borgognino.
Ziedaar de stem der eer: haar kom ik toegetreden.
fiësko.
Ziedaar ook mijne stem. - Het zij dan oproer,Ga naar voetnoot1 ja!
En dat, nog deze nacht, de dwing'landy verga!
zibo.
Nog deze nacht? Hoe nu? de zon is reeds aan 't dalen!
fiësko.
hem de lijst van Hassan overhandigende.
Dit blad zal van mijn spoed de reden u verhalen.
Allen dringen zich om Zibo ter lezing.
kalkagno.
Vertrouw ik mijn gezicht?
fiësko.
Die onverlaat besloot
(Gy leest het op dit schrift) op morgen uwen dood;
En zoudt gy zijn besluit niet wenschen voor te komen?
verrina.
Juich, Borgognino, juich! want ook uw bloed zoû stroomen:
Uw naam prijkt in 't begin der rolle.
borgognino.
'k Las hem, ja!
Men lees hem morgen op de keel van Doria. -
fiësko.
Spreekt! zoudt gy tot mijn raad nog verd'ren drang behoeven?
verrina.
Neen, 't oproer zij deez' nacht! gevaarlijk waar het toeven.
fiësko.
Verzeek'ren we ons vooraf, mijn vrienden, van de zee:
Mijn vier galeien zijn gewapend inGa naar voetnoot2 de reê.
Als heel de zeestad rust, in diepe slaap gedompeld,
Zij de onbemande vloot des Doges overrompeld,
En alle ontkoming langs de waat'ren afgesneên.
Dan spoedt mijn legermacht zich naar de poorten heen,
Bezet die, overmant de vesting en de wallen,
En doet in hun paleis de dwingelanden vallen:
Terwijl zal 't klokgeklep en 't rollen van de trom
| |
[pagina 167]
| |
De trouwe burgery vergaad'ren van rondsom:
Begunstigt ons 't geluk, wy zullen, na 't verwinnen,
In 't raadsgesticht ons op al 't oov'rige verzinnen.Ga naar voetnoot1
Thands kent gy mijn ontwerp: - doch, stelt gy me aan uw hoofd,
Zoo eisch ik, dat gy my gehoorzaamheid belooft.
verrina.
Wy, die van uw beleid een grooten uitslag wachten,
Wy zullen blindelings uw minst bevel betrachten,
Tot gy den kluister hebt verbroken die ons boeit.
Maar!... zal de tiranny geheel zijn uitgeroeid?Ga naar voetnoot2
Versta my wel! geheel?
fiësko.
Dat we ons van hier begeven!
Kalkagno zal door stads- en vestingwerken streven,
En my van beider staat getrouwe kondschap doen.
Tegen Zibo.
Gy, vorsch het wachtwoord uit.
Tegen Borgognino.
Gy zult u henen spoên
Te mywaart: monster daar het volk, in 't slot verborgen.
Tegen Verrina.
De haven, eed'le vriend! vertrouw ik aan uw zorgen. -Gaat! elk volvoer zijn taak. By 't naderen der nacht
Wordt gy in mijn paleis door my teruggewacht.
Aldra zal elk van u het laatst bevel ontfangen.
Tegen Verrina.
Uw dochter treur niet meer. Haar hoon zal wraak erlangen.
verrina,
alleen.
Mijn oogen zien met schrik de toekomst te gemoet!
't Is slechts een dwing'land meer, dien 't wraakzwaard straffen moet.
| |
Vijfde tooneel.
verrina, in diep gepeins. borgognino leidt bertha in.
borgognino.
Ja Bertha! uw gemoed herleve op deze tijding
| |
[pagina 168]
| |
Fiësko strijdt met ons voor Genuaas bevrijding.
Zijn weelde en weidsche pracht was niet dan looze schijn:
Hy wil van 't vaderland de troost en wreker zijn.
bertha.
Hoe zal deze ommekeer mijns vaders boezem streelen!
borgognino,
op Verrina wijzende.
Daar is hy!
bertha,
naar haren vader snellende.
'k Mocht voorheen in al uw droefnis deelen:
Ontfang, mijn vader, thands den heilwensch uwer spruit,
By 't schoon vooruitzicht, dat zich heden opensluit.
Dan hoe? wat nieuwe smart kwam u de ziel doorknagen?
'k Zie uw geprangde borst met schrikb're ontzetting jagen.
Gy antwoordt niet, gy wendt uw oogen van my af.
borgognino.
Hoe! slaapt Verrina by der dwingelanden straf?
verrina,
als uit een droom ontwakende.
Der dwingelanden straf? Ha, gy hebt recht gesproken!
Ja, met hun rookend bloedGa naar voetnoot1 het vrijheidsvuur ontstoken!
- Dan, weet gy, welk een prijs dier dwingelanden val
Aan 't vrije Genua vóór morgen kosten zal?
Toef nog een oogenblik, en hoor my. -
Tegen Bertha.
Gy, mijn waarde,
Neem al de kostbaarheên, al 't goud, dat ik vergaêrde,
Vervoer het naar het schip uws bruidegoms, en wacht
Aldaar op mijn bevel: voor 't einde van de nacht
Ziet ge een van ons terug. - Het is mijn welbehagen,
Mijn dochter! - volg mijn last: gehoorzaam zonder vragen.
Bertha vertrekt.
| |
Zesde tooneel.
verrina, borgognino.
borgognino.
Mijn vader! (zoo men u naar de oorzaak vragen mag,)
| |
[pagina 169]
| |
Welk ijzingvol geheim voorspelt uw vreemd gedrag?
Welke onverwinb're smart doet uw gelaat verbleeken,
En kanGa naar voetnoot1 uw rustloos oog in felle vlam ontsteken?
Uw boezem hijgt naar lucht; ach! breek dit zwijgen af,
En meld my wat uw ziel die felle ontroering gaf?
verrina.
Hoor jong'ling, hoor my aan! In d' eersten bloei der jaren
Moest gy het zacht gevoel der menschlijkheid bewaren.
Nog zal ik uw gemoed verbrijz'len door mijn taal,
Als ik u de oorzaak van mijn schrikb're folt'ring maal.
Indien het loode wicht des kommers u beklemde,
Of ouderdom by u de levensgeesten stremde;
Indien 't gestolde bloed uw boezem overkropt,
Den weg tot deernis in uw ziel had opgestopt,
Dan zoudt ge eerst vatbaar zijn om, enkel met bevreemen,
't Onwankelbaar besluit uws vaders te vernemen.
borgognino.
Het zal ook 't mijne zijn. -
verrina.
Dat nimmermeer, mijn zoon! -
Nooit verge ik van uw hand zoo wreed een deugdbetoon:
'k Wil dat besluit alleen volvoeren: - doch de vlagen
Des weemoeds, die my prangt, kan ik alleen niet dragen.
Ga naar voetnoot2 Ik zeide, ware ik trotsch: het is onlijdb're pijn
Den naam van groot alleen volkomen waard te zijn.
Onperkb're grootheid kon den Schepper zelf mishagen:
En zijn vertrouwen werd aan geesten opgedragen. -
Hoor, Scipio! hoor toe!
borgognino.
Met hevig ongeduld
Verlang ik....
verrina.
Antwoord niets op wat gy hooren zult:
Fiësko zal, tot loon van al zijn moed, verwerven,
Dat hy...
| |
[pagina 170]
| |
borgognino.
Welnu? volend!
verrina.
Door mijne hand zal sterven.
borgognino,
ontzet.
Fiësko? sterven!
verrina.
Ja! dank God, het is geüit.
Ga thands naar uwe taak. - Ik wacht op mijn besluit
Geen menschenoordeel af: de Hemel zij mijn rechter!
Een daad als deze kent geen and'ren pleitbeslechter!
Ga! - 'k Verg niet dat ge my of goedkeurt of misprijst;
Genoeg dat mijne ziel by 't louter denkbeeld ijst: -
Dan, om den drijfveêr van mijn hand'len op te delven,
Verloort ge in 't onderzoek der reden licht u zelven.
Hoor toe! gy laast als ik, in 's Graven schamper oog,
De blijdschap, dat zijn list ons al te saam bedroog;
Zoudt gy van hem, wiens lach met heel Itaalje speelde,
Verwachten, dat hy ooit zijn macht met iemand deelde?
Fiëskoos kloek beleid zal ons, dit stel ik vast,
Eerlang verlossen van des dwing'lands overlast:
Fiësko wordt, dit stel ik vaster nog, na dezen
De grootste dwing'land der rampzaal'ge Genueezen.
|
|