Poëtische werken. Deel 8. Treur- en blijspelen. Deel 1
(1861)–Jacob van Lennep– AuteursrechtvrijEerste tooneel.
fiësko,
alleen.Ga naar voetnoot4
Welk oproer in mijn borst! met wat verheven vlucht
Gedachtebeelden is mijn denkgevoel bevrucht!
Als bloode roovers, die, by duister uitgetogen,
Wantrouwend voorttreên en zich dekken voor elks oogen,
Zoo sluipt, voor 't licht bevreesd, een dart'le schimmenrij,
| |
[pagina 146]
| |
In 't nevelfloers gehuld, mijn vlotte ziel voorby.
Wijkt, hersenbeelden! wijkt! de hel moet in u wonen!
Zoudt ge anders, schuw voor 't licht, u zoo onkenbaar toonen?
Of, blijft! en dat mijn geest uw roeping kennen leer...
na eenige oogenblikken peinzens.
Fiësko burger? - of Fiësko opperheer?
Hier is de steile kloof! - niet verder toegetreden!
't Is de eindpaal van de deugd: het misdrijf gaapt beneden!
Juist hier stond menig held, en peinsde, en zwichtte, en viel:
Daar hy, voor al zijn roem, slechts oneer overhiel! -
Juist hier, voor 't kwaad beducht, zijn helden staan gebleven,Ga naar voetnoot1
En onverwelkbare eer kwam op hun schedel kleven.Ga naar voetnoot2
Het trotsche Genua hoopt op mijn dapperheid:
Een vreesverwekkend volk wordt naar mijn wil geleid!
't Wacht al zijn heil van my! - Laat af my te verzoeken,
Verleidende engel, die mijn glorie wilt verkloeken.
Schoon uw Syrenen-stem my duizend scepters bood...
Den kamp te wagen voor een vorstenstaf, is groot!
Dien weg te werpen plaatst den mensch in eng'lenorden:
Mijn stad moog vrij, en ik... haar trouwste burger worden!
| |
Tweede tooneel.
fiësko, hassan.
fiësko.
Welnu? wat brengt ge my?
hassan.
Tweeduizend oorlogsliên
Zijn in deez' wal vergaêrd, gereed u hulp te biên.
'k Heb onder 't klooster hen verborgen: zy verlangen
Hun heer te aanschouwen, en zijn hoog bevel te ontfangen.
fiësko.
Hebt gy nog meer?
| |
[pagina 147]
| |
hassan.
Gewis. - Nog zijn van deze nacht
De vier galeien, die ge uit Rome had gewacht,
Met dapper volk bemand, de haven ingevaren.
fiësko.
Wat heil! heeft dit by 't volk geen onrust kunnen baren?
hassan.
Men heeft de reden van hun aankomst my gevraagd.
Mijn graaf, dus sprak ik, wien de laffe rust mishaagt,
Scheept binnen kort zich in, om op de pekelstroomen
Den stouten overmoed der Turken in te toomen.
fiësko.
En, hebt gy hen misleid door deez' verdichte taal?
hassan.
Meer dan ik immer kon verwachten. Op 't verhaal
Kwam een vierhonderdtal dier rustelooze lieden,
Gereed by elken strijd voor goud hun arm te bieden,
My bidden, dat mijn gunst voor hen verwerven mocht,
Dat ze u verzelden op uw voorgenomen tocht.
fiësko.
Die aanvraag komt gewenscht. - 't Valt licht het volk te leiden. -
Gy zult in mijn paleis deez' avond hen bescheiden.
hassan.
Dan! 'k heb een tijding van nog meer belang voor u.
Giannettinoos hand is u bekend?
fiësko.
Welnu?
hassan,
hem een rol overhandigende.
Doorloop dit schrift.
fiësko,
gelezen hebbende.
Mag ik hetgeen ik zie gelooven?
Zijn haat wil 't levenslicht aan zespaar eed'len rooven!
Zijn vonnis voegt mijn naam by de eersten dezer stad!
Welke onverhoopte maar! - wie leverde u dit blad?
hassan.
Uw goud. - My sprak het hoofd van een dier kloeke scharen,
Genoodzaakt door uw wet tot staêge lijfsgevaren,
Die, voorbereid ter dood, ontrefbaar zijn voor 't leed,
Wier moorddolk zich voor loon tot ieders wraak besteedt.
Eer ik mijn hand en hart aan uwe diensten wijdde,
Deelde ik met hen één lot en sterkte huune zijde.
Dewijl by uw ontwerp hun yver noodig was,
| |
[pagina 148]
| |
Vergaêrde hen uw wil: uw mildheid had alras
Hun trouw aan u verknocht. Ik sprak hem, wien de bende,
Eer ik die samenriep, als opperhoofd erkende:
Zijn oordeel had het loon, dat uw milddadigheid,
Die perk noch palen kent, zijn hulp had toegezeid,
Gewogen tegen 't goud, dat hem de Prins beloofde,
Indien zijn vlijmend staal
op de rolle wijzende.
dien helden 't licht ontroofde:
De schaal was spoedig tot Fiëskoos zij geheld,
En 'k heb hem voor deez' rol 't beloofde goud geteld.
fiësko.
Spreek op! wat vordert gy voor zulk een dienstbetooning?
hassan.
De tranen van het volk: - ziedaar al mijn belooning.
fiësko,
ter zijde.
En 'k heb zijn hulp van doen!
luid.
Gy hebt uw plicht betracht.
Hoor verder welke dienst ik van uw trouw verwacht.
Zend al mijn dienaars rond by mijn verknochtste vrinden,
By hen vooral, die op deez' moordlijst zich bevinden:
Aan ieder zij gemeld dat ik zijn byzijn eisch,
En met de negende uur verwacht in mijn paleis.
Hy geeft hem de rol terug.
hassan.
Ik ga, en keer terug! -
fiësko.
Dan stil! wat laat zich hooren?
hassan.
Een daav'rend volksgeschreeuw klinkt me onvoorziens in de ooren.
Hy ziet uit het venster naar beneden.
Een drom van menschen spoedt van 't raadhuis herwaarts aan.
fiësko.
De Prokuratorskeus moest heden zijn gedaan:
Nog kan de zitting niet naar eisch zijn afgeloopen! -
't Gerucht verdubbelt vast. - Ga, zet de hofpoort open:
Licht bracht Giannettijn, door nieuwe oploopendheên,
De raadzaal in rumoer, de burgers op de been.
hassan,
aan het venster.
Men komt met duizenden! - wat zie ik? hellebaarden!
Fiësko komt aan het venster.
| |
[pagina 149]
| |
Aanschouw de flikk'ring, Graaf! dier uitgetogen zwaarden.
'k Zie Senatoren, in 't raadsheerlijk zwart gekleed!
fiësko.
't Is oproer! vlieg er heen! - zorg dat ik alles weet!
Noem in 't gedrang mijn naam, opdat zy herwaarts komen.
Hassan vertrekt.
't Moet alles tot mijn wil eenparig henen stroomen.Ga naar voetnoot1 -
Wat langgerekt geduld met moeite samensleept,
Wordt door een vlaag van 't lot naar 't doel byeen gezweept.
| |
Derde tooneel.
fiësko, borgognino, zibo, kalkagno, met overhaasting opkomende.
zibo.
Heer Graaf! gy zult gewis aan onzen toorn vergeven,
Dat wy, onaangemeld, uw woning binnenstreven?
borgognino.
Giannettino heeft zijn euvelmoed getoond,
En voor het oog des Raads baldadig my gehoond! -
Nog meer: - hy heeft in my den gandschen Raad beleedigd!
Waar slechts mijne eer gekwetst, ik zelf had die verdedigd.
kalkagno.
Dan 't voegt den adel, in een medelid gesmaad,
Dat hy zoo fellen hoon niet ongewroken laat!
zibo
De rechten van het volk zijn weg, in 't stof versmeten!
De vrijheid omgebracht! de wetten lang vergeten!
fiesko.
Gy pijnigt mijn geduld!
zibo.
Om 't Prokuratorsambt
Werd heden tusschen my en Lomellijn gekampt:
De stemmen bleven nog ter wederzijden staken.
Giannettinoos stem en
(op Borgognino wijzende)
zijne stem ontbraken...
| |
[pagina 150]
| |
borgognino,
invallende.
Ik stem voor Zibo; - dan, wat kwetsing voor mijn eer!
Giannettino...
kalkagno,
invallende.
Neen! dit heeft men nimmermeer
Aanschouwd, zoolang de zee kwam spoelen op deez'stranden!
borgognino,
voortgaande.
Giannettino nam mijn keurcedulleGa naar voetnoot1 in handen,
Trok onbeschaamd een zwaard, verborgen onder 't kleed,
Doorreeg mijn keurcedulle, en riep met luiden kreet...
zibo,
invallende.
En riep: ‘zy is doorboord! zy geldt niet, Senatoren!...
kalkagno,
invallende.
‘Het Prokuratorsambt zal Lomellijn behooren.’
borgognino,
voortgaande.
En riep: ‘zy is doorboord,’ en zwaaide zijn geweer,
En wierp het midden in de Raadsvergaad'ring neêr.
fiësko,
na eenige oogenblikken zwijgens.
En, - wat is uw besluit?
zibo.
Kan dit Lavagna vragen?
fiësko.
Een zephyr buigt het riet: doch 't vordert onweêrsvlagen
Om de opgeschoten eik te scheuren van zijn stam.Ga naar voetnoot2
'k Vraag nogmaals ernstig, welk besluit uw wijsheid nam? -
borgognino.
Vraag liever, welk besluit den Raden zal gevallen.
fiësko.
Gaat! klaagt den overmoed des dwing'lands aan hen allen,
En let op 't antwoord van den zwakken adeldom:
Men haalt de schouders op, en ziet verlegen om,
| |
[pagina 151]
| |
En - zwijgt. - Zoudt gy van hen herstel of bystand wachten?
De fiere moed bezweek der vroegere geslachten.
zibo.
Ken d' adel beter, Graaf! - Zoo ras des Doges neef
In 't aanzien van den Raad zijn schendig feit bedreef,
Zag menGa naar voetnoot1 elk edelman het raadsgebouw verlaten: -
Met losgescheurd gewaad doorvlogen zy de straten...
fiësko,
spottend.
Zoo flodd'ren duiven, als de sperwer nederstort. -
borgognino,
onstuimig.
Zoo vliegt het buskruid op, wanneer 't ontstoken wordt.
kalkagno.
Ook 't volk is, dol van woede, op 't marktplein aangetogen.
Wat mag niet onze wraak verwachten van zijn pogen?
fiësko.
Op 't blinde volksgekrijt werd nooit met vrucht gebouwd:
't Vangt aan gelijk de klank des donders, zwaar en stout,
En buldert met geweld, en spelt in zijn verblinding
Al wat hem tegenstaat vernieling en verslinding;
Dan 't mindert en verflaauwt, gelijk in 't berggevaart'
DesGa naar voetnoot2 onweers weêrklank langs de heuvelen bedaart: -
En als een yd'le rook vervliegt zijn spoorloos woeden. -
Gy, zoudt gy immer hoop op Genueezen voeden,
Ga naar voetnoot3 Die, een monarch gewoon, de vrijheid lang ontwend,
Een vorst gehoorzaam zijn, die al hun slaafschbeid kent?
Neen! uw beleid vertrouw noch volk noch edellieden:
Gaat aan den Doges neef deêmoedig hulde bieden.
borgognino.
Eer stort het gandsch gebouw des hemels naar beneên,
Eer dit geschieden zal. - Mijn vrienden! gaan wy heen!
Vaarwel Lavagna! -
| |
[pagina 152]
| |
fiësko.
Hoort! eer gy van hier zult trekken! -
Het voegt my, u een zaak van hoog belang te ontdekken: -
'k Wacht met de negende uur u allen hier terug.
zibo.
Wy zullen komen, Graaf.
Zy vertrekken.
| |
Vierde tooneel.
fiësko, hassan.
hassan,
hem de lijst wedergevende.
'k Zond onverwijld en vlug
Uw rappe dienaars uit. - Dan, moet het binnendringen
Van een ontelb'ren drom gebelgde stedelingen
Gestuit zijn?
fiësko.
Storm vrij in wat ooit zich roeren kon.
(Hassan vertrekt.)
Fiësko zet niet voort hetgeen hy niet begon. -
Het oproer komt gewenscht: doch, wie hier samenzweren,
Zy moeten eerst in my hun leidsman kennen leeren.
| |
Vijfde tooneel.
fiësko, tien Ambachtslieden, binnenstormende.
het volk,
onstuimig.
Wraak! wraak! op Doria! en op Giannettijn!
fiësko.
Mijn vrienden! welk een kreet! wat kan de reden zijn
Der toomelooze drift in uw gemoed ontstoken?
eenigen.
Op beide Doriaas dient recht en wet gewroken:
Te gronde met deez' twee!
fiësko,
hen tellende, spottend.
Tien man! een machtig heir!
het volk.
Weg met Giannettijn! - Onze oude staatsvorm keer!
een uit het volk.
Hy heeft onze edelliên het raadhuis uit doen weeren,
| |
[pagina 153]
| |
Omdat hun eed'le trots zijn hoogmoed woû braveeren.
een ander.
Hy nam een oorlogszwaard in hun vergaad'ring meê;
Het teeken van den krijg, in dat verblijf van vreê!
eerste.
Nog meer! hy dorst aldaar zich in 't scharlaken toonen,
En niet in 't voegzaam zwart! - Is dit de wetten honen?
tweede.
Met vierpaar hengsten draaft de trotsaart door deez' wal!
het volk.
't Is schennis! landverraad, dat niemand dulden zal!
eerste.
Hy dorst een Duitsche wacht van Keizer Karel huren!
tweede.
Bedenk! een vreemde bende in onze stille muren!
eerste.
Hy voert op zijn karos het wapen van den Staat!
tweede.
Andreas standbeeld pronkt in 't voorhof van den Raad!
allen.
Andreas met zijn beeld zal voor de wraaklust zwichten!
fiësko
Waarom dit my gezegd? kan ik hier iets verrichten?
eerste.
Hoe! duldt Fiësko die verguizing van de wet?
tweede.
Op u heeft Genua zijn troost en hoop gezet:
Verlos ons van het juk.
fiësko.
Hoe! waant gy, mijneGa naar voetnoot1 vrinden,
Uw jukverbreker in Lavagnaas Graaf te vinden?
Helaas! mijn zucht voor u, die u gebleken is,
Zoû vruchtloos iets bestaan tot uw behoudenis...
'k Ben erger slaaf dan gy, en meer beklagenswaardig!
Licht houdt uw dwingeland, tot alle gruw'len vaardig,
Alreeds tot mijnen val het moordend staal ontbloot!
eerste.
Wy, wy beschermen u! hy zelf, hy vrees den dood!
fiësko.
Ach! dat zijn euvelmoed, aleer hy my ontzielde,
De laatste en waardste hoop mijns levens niet vernielde;
Ach! dat mijn zwakke troost, voor uw geluk besteed,Ga naar voetnoot2
Verzachting brengen kon aan 's landzaats droevig leed! -
| |
[pagina 154]
| |
Ik zoû met minder smart het lastig leven derven.
eerste.
Wat grootheid!
fiësko,
hem vriendelijk naderende.
Waart gy 't niet, die maanden om moest zwerven,
Verbannen uit deez' wal door wreede tiranny?
eerste,
verwonderd.
Mijn lot is u bekend?
fiësko.
En 'k zal 't herstellen.
tot den tweeden:
Gy,
Bedrukte Stella! hadt nog zwaarder stof tot treuren:
Gy zaagt een teed're bruid uw minnend hart ontscheuren:
Uw hut werd omgerukt. -
tweede.
Doch door uw zorg herbouwd.
Fiësko, met aandoening en deelneming by de overigen rondgaande:
Helaas! gy allen, die mijn vochtig oog aanschouwt,
Manfredi! Stefano! Borelli! ach! te samen
Tuigt gy des dwing'lands woên!
eerste.
Hy kent ons aller namen!
fiësko.
Mijn zorg waakt over u, wat tegenspoed u trof.
eerste.
Grootmoedige! deez' stad knielt voor u neêr in 't stof.
Ze aanbidt uwe eed'le deugd en nooit volprezen goedheid.
fiësko.
Staat op mijn vrienden! vreest Giannettijns verwoedheid:
Hy wordt, na Doria, beheerscher van den Staat,
De dood het zeker deel van wie hem tegengaat.
't Verdrukte Genua zoek naar een boeiverbreker -
Vergeefs: - daar is er geen. -
eerste.
Wy kennen nog een wreker!
Hy zij onze opperheer! hy is den zetel waard!
Zijn naam...
fiesko.
Fiësko eischt dat gy dien niet verklaart!
Verwijdert u! ontwijkt eens dwing'lands achterdenken,
Dat hem tot gruweldaên vernieuwde stof zoû schenken.
| |
[pagina 155]
| |
Deez' avond, als mijn hof zich voor de vreugde ontsluit,
Deelt ook mijn milde hand den armen voedsel uit.
Al wie verdrukking leed koom my zijn rampen klagen:
Hy zal niet zonder vrucht om troost en bystand vragen.
eerste.
Lavagna is de hoop, de steun van Genua!
fiësko.
Hy is uw vriend, niets meer.
tweede.
Wy zullen keeren, ja!
Zy vertrekken.
| |
Zesde tooneel.
fiësko,
alleen.
Hoe! deed dezelfde gloed, die 's adels ingewanden
In laaie vlam ontstak, des burgers hart ontbranden?
En blaast dezelfde orkaan den adel en 't gemeen,
Tot redding in hun leed, naar my - naar my alleen?
Zoude ieder Genuees mijn hooger geest erkennen,
En zich aan mijn geboôn en leiding niet gewennen?
- Dan, 'k hoon de deugd... en toch! bezit een groote ziel
Geen and're deugd, dan aan 't gemeen te beurte viel?
Zoû 't zelfde harnas, dat een dwerg het lijf kon prangenGa naar voetnoot1,
De grofgebouwde leên van Enaks kroost omvangen?
Hy treedt aan het venster.
Die stad vol majesteit! zy zoû de mijne zijn!
'k Zoû over haar, omstraald van vorstelijken schijn,
Verrijzen, en een stroom van zegen neêr doen vlieten!
My baden in een zee van grenzeloos genieten! -
- 't Is niet zijn kloekheid, die den roover aad'len kon: -
Het is de hooger prijs, dien hem zijn kloekheid won. -
- Een lichte dievery toont lage zielsgeäartheid:
Een vorstelijken schat te ontvreemden, geeft vermaardheid:
| |
[pagina 156]
| |
De roof eens diadeems vereeuwigt 's roovers naam!
Naarmate 't misdrijf klimt, vermindert ook de blaam. -
O neen! geen glorie kan by zulk een glorie halen.
Monarch! of onderdaan! - die afstand kent geen palen.
Legt vrij daartusschen al waar 't menschdom eer in stelt:
Uw werken, kunstenaar! uw lauw'ren, oorlogsheld!
Uw gaaf der poëzy, onsterfelijke dichters!
Al 't nut door u bewerkt, verheven volksverlichters!
Dien afstand dempt gy niet. - Monarch of Onderdaan!
Geene and're ruimte scheidt het onzijnGa naar voetnoot1 van 't bestaan.
Te heerschen, met den gloed der majesteit ompaereld:
Een blik van heilgenaê te wenden naar de waereld:
Dien ijz'ren vorstenbeul, de wet, met eigen hand,
Als waar 't een spelend kind, te leiden aan den band:
Den woesten volkshoop met één adem in te teugelen:
Des adels hoogmoed met één opslag te overvleugelen: -
Te weten, dat een wensch, een oogwenk, zeker treft!
O denkbeeld, dat de ziel uit lager sfeer verheft
Tot hemelgrootheid, en de nietige aardsche droomen
In rook vervliegen doet! -
Na eenige oogenblikken zwijgens met vastheid:
'k Heb mijn besluit genomen! -
|
|