| |
| |
| |
Overzicht van den Marino Faliero.
Het besef, dat het drama, gelijk ik het bewerkt had, in de daad geen ontknooping bezat, en er slechts eene vermoeden liet, of dat het - gelijk men het wel eens uitdrukt - uitging als een nachtkaars, deed mij later besluiten, de laatste tooneelen van het vijfde Bedrijf te veranderen, zoodat de Doge, door Israël gewaarschuwd, nog ten strijde uittrok, gekwetst terug gebracht werd, en, na eene - in een gewonden grijzaart zeer onwaarschijnlijke - ellenlange predikatie gehouden te hebben, op het tooneel den adem blies. Met dit nieuwe slot, hetwelk misschien een beter theatraal effekt kon te weeg brengen, doch geheel antihistorisch was en bovendien vrij banaal, terwijl daar-en-tegen een dood door beulshanden een gewichtige les inhield, - met dit slot, zeg ik, werd het treurspel ten jare 1829 gedrukt en uitgegeven in de Keur van Nederlandsche Letteren, by Westerman.
Het was na het voltooien van dien druk, dat ik kennis maakte met den Marino Faliëro van Casimir Delavigne, welk stuk in dat zelfde jaar, en wel op den 30sten Mei op het Théatre de la porte St.-Martin was opgevoerd geworden. Met belangstelling, als men denken kan,
| |
| |
nam ik het boek ter hand, en smaakte geen geringe zelfvoldoening toen ik, reeds by het lezen der voorrede, bespeurde, dat de schrijver in dezelfde verlegenheid gezeten en even zeer op twee gedachten gehinkt had, als ik, en dat hy, juist om dat hy zijn stuk niet klassiek genoeg oordeelde voor het Théâtre Français, de opvoering toevertrouwd had aan de tooneelspelers van een dier Schouwburgen, waarop men tot dien tijd alleen melodramaas vertoond had.
Wat nu de wijze van behandeling van het onderwerp aangaat, daarin was Delavigne, ofschoon vele schoonheden van Byron overnemende, zijn eigen weg gegaan. Wel zijn by beiden de aanleiding tot de samenzwering en hare ontdekking, zoo wel als de ontknooping, dezelfden; maar de karakters der personaadjes op geheel verschillende wijze genuanceerd. By den Engelschen dichter is Marino Faliero gerust op de deugd zijner echtgenoote, en juist die gerustheid, dat onwankelbaar vertrouwen, 't welk hy in haar stelt, verhoogt en veredelt zijn karakter. By Delavigne is hy jaloersch; maar, behalve dat jaloezy een reeds dikwijls op het tooneel voorgestelde hartstocht is, waaruit moeilijk nieuwe effekten kunnen gehaald worden, heeft zy, in een man van zulke hooge jaren, altijd haar min of meer belachlijke zijde en maakt den Doge eenigzins tot een Bartholo, of liever tot een Pantalon. En, wat nog erger is, in het Fransche stuk is de jaloezy van den Doge, hoezeer zy zich in het voorwerp vergist, niet zonder grond, en Elena, zijn vrouw, heeft werkelijk een intrigue met zijn neef Fernando: zoo dat men, in weêrwil van haar berouw en fraaie woorden, toch nooit dat belang in haar kan stellen, 't welk de engelreine Angiolina van Byron inboezemt, en men niet nalaten kan de gedachte te voeden, dat zy in den grond niets liever wenscht dan
| |
| |
spoedig het weduwkleed te kunnen aantrekken. Aan den anderen kant biedt deze bykomende liefdeshistorie het voordeel aan, dat de rol van Fernando (dezelfde als de Bertuccio Faliëro van Byron) meer wordt dan die eens eenvoudigen vertrouwelings: en dat de dichter er aanleiding uit nemen kon, hem wraak voor den hoon, door Elena geleden, op Steno te doen zoeken. Een tweegevecht is daar het gevolg van, waarin Fernando omkomt, en 't welk aanleiding geeft, dat de Doge, hoezeer te laat, ontdekt, hoe hy zich zoo boos gemaakt en zulk een geweldige wraakneming geprovoceerd heeft om een vrouw die 't niet verdiende. De situatie, waartoe die ontdekking aanleiding geeft, heeft in 't eerste oogenblik wel iets dat treft, maar by eenig nadenken, behalve dat zy by den lezer of toeschouwer de gedachte onwillekeurig opwekt: ‘veel leven over niets,’ - zoo doet zy den Doge, uit de meer tragische en verhevene stelling welke hy eerst bekleedde als gehoond Vorst, tot de alledaagsche en meer komische kategorie der bedrogen echtgenooten vervallen: en zelfs het aandoenlijke tooneel, waarin hy zijn vrouw vergiffenis schenkt, is niet voldoende om dat belang in haar te doen stellen, hetwelk een heldin behoort in te boezemen.
Een andere, en wellicht nog grootere feil, naar mijn oordeel, is de voorstelling der Saamgezwoornen. By den Engelschen dichter zijn deze, althands de hoofdleiders, gelijk in de historie, wel Plebeiers, maar toch gezeten burgers, die zich op een waardige en beschaafde wijze uitdrukken: en hun maatschappelijke toestand geeft alzoo meer gewicht aan de samenspanning, ja veredelt die eenigzins. By Delavigne zijn de eedgenooten, met uitzondering van Israël en Bertram, menschen uit de lagere voiksklasse, door den gondelier Piëtro, ja roovers, door den Condottiere Strozzi vertegenwoordigd. - Byron heeft
| |
| |
kennelijk by de schildering hunner karakters Puriteinen en Independenten, Delavigne revolutionairen van 1793 voor den geest gehad. Hieruit vloeit voort, dat, zoo men al het opzet der saamgezwoornen, gelijk de eerstgemelde dichter ze afbeeldt, moge misprijzen, men echter eerbied behoudt voor hun overtuiging; - terwijl zy naar de voorstelling des laatstgemelden dichters den indruk maken van een bandelozen hoop plunderaren, met wie een Doge, die eenigen eerbied voor zich zelven had, zich nooit zoû hebben ingelaten. Ook zijn zy over 't algemeen meer Franschen dan Italianen en zijn de zeden zelve van Venetiën te weinig in 't oog gehouden. Immers ik geloof niet, dat een trotsche Aristokraat als Lioni, gelijk in het treurspel van Delavigne, de Plebeiers Israël en Bertram by zich op een feest genoodigd, of dat een der adelijke gasten hun tegenwoordigheid aldaar zoû geduld hebben.
Behalve deze grove zonden welke hy tegen de Venetiaansche etikette begaat, is Lioni zonder twijfel de personaadje van het stuk in welks schildering Delavigne het gelukkigst geslaagd is. Zijn rol, waarvan Byron maar een bykomstige gemaakt heeft, is in het Fransche treurspel een der belangrijkste. Fijn en listig, ijskoud van hart en hoofd, maar allerbeschaafst in vorm en uitdrukking, verpersoonlijkt hy op voortreffelijke wijze dat Patriciaat, waaronder vorst en gemeente beiden gebukt gingen. Het is by hem op het bal, dat de Doge en de Dogaressa, dat Fernando en Steno, dat Israël en Bertram elkander ontmoeten; dat, onder schaakspel en dans, de samenzwering tot rijpheid komt en het tweegevecht tusschen de beide jongelieden beraamd wordt: het is later Lioni, die, door de waarschuwing van Bertram oplettend gemaakt, dezen naar den Doge voert, en, door de houding van beide
| |
| |
en van Elena argwaan opvattende, de maatregelen neemt, waardoor de aanslag verydeld en de medeplichtigen gevangen genomen worden: hy is het eindelijk, die na de strafvoltrekking den volke aankondigt dat er recht gedaan is.
Gewis, er is beweging en afwisseling te over in Delavignes treurspel, en toch missen wy er dat waas van waardigheid, over het Engelsche stuk verspreid, en die eenheid, welke dit laatste kenmerken.
Op een geheel andere wijze dan Byron en Delavigne, heeft zich de geniale Hoffman de samenzwering van Marino Faliëro ten nutte gemaakt als onderwerp eener novelle, welke in zijn Serapions-Brüder onder den tytel Doge und Dogaressa voorkomt: en niet onbelangrijk is het, te vergelijken, hoe de drie beroemde schrijvers dezelfde stof hebben opgevat en hoe krachtig de behandeling naar den toen verschillenden landaart gewijzigd is geworden. Byrons Venetianen zijn deftig en afgemeten als Engelschen; Delavignes Italianen zijn wuft en wild als Franschen; Hoffmans helden zijn overloopende van Duitsche Schwärmerei. En toch kon de laatstgemelde schrijver op dit punt de verdediging aanvoeren, dat de hoofdpersoon van zijn verhaal, Antonio, die in 't eerst als een arme verlatene en op de straten van Venetiën hulpeloos liggende wees voorkomt, een Duitscher is. Deze Antonio nu is smoorlijk verliefd op de Dogaressa, bij Hoffman Annunziata genoemd, welke hy als kind ontmoet heeft: en zij, zoo ras zij hem herkent, is het niet minder op hem. Een bedelares, die vroeger 's jongelings voedster geweest en later een soort van tooverheks is geworden, zoo als Hoffman ze weet te schilderen, begunstigt die minnary, welke het eigenlijke onderwerp des verhaals uitmaakt; terwijl de hoon, door Steno ge- | |
| |
pleegd, ja de gandsche samenzwering, niet dan ter loops vermeld worden. Zelfs de Doge staat op den achtergrond en komt alleen nu en dan als een ydele, koppige, verwaande, onaangename grijzaart, of liever als een volslagen Signor Pantalon, te voorschijn. Maar het lag dan ook niet in 't plan des schrijvers, van hem of van zijn grieven tegen de Venetiaansche Patriciërs anders dan in 't voorbygaan te gewagen, en het was alleen in de minnary tusschen de beide jonge lieden, dat hy de belangstelling des lezers zocht op te wekken, en werkelijk door zijn boeiende voordracht, door de fantastische episoden en
bevallig gekleurde tafereelen, welke hy te pas brengt, in de daad opwekt. Zijn Annunziata is niet de engelreine Angiolina van Byron; want haar hart klopt voor een ander dan haar gemaal; maar zy is geenszins schuldig als Elena: en zelfs wanneer zy, na de in-hechtenis-neming des Dogen, op een wonderbaarlijke wijze met Antonio uit het paleis gered, en in een boot over zee heengevlucht is, belet een opgekomen onweêr, waardoor beide gelieven hun dood in de golven vinden, haar, ook zelfs na den dood haars echtgenoots, eenige ontrouw jegends hem te plegen.
Men ziet uit deze inhoudsopgave, dat, zoo de Brit in den aanslag van Faliëro de stof voor een politieschwijsgeerig drama, de Franschman er die voor een ingewikkelde en levendige intrigue, de Duitscher er daar-en-tegen die voor een half fantastische half psychologische vertelling in gezien heeft. Wellicht heeft de laatstgemelde wijs gedaan zich daarby te bepalen: en gewis heeft hy van alle drie het beste werk in zijn soort geleverd, om dat hy niet zoo hoog als de beide anderen heeft willen vliegen.
|
|