Poëtische werken. Deel 8. Treur- en blijspelen. Deel 1
(1861)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
Vierde bedrijf.
Het tooneel vertoont een plein voor de Sint-Johannes en Sint-Paulus kerk. In den voorhof dier kerk staat het standbeeld van een krijgsman te paard. Op den achtergrond loopt een gracht, aan wier overzijde men verscheidene gebouwen ziet, door de maan verlicht. De voorgrond is duister. Dit geheel bedrijf speelt in den nacht.
| |
Eerste tooneel.Ga naar voetnoot1
de doge en israël vittorio, beiden in hun mantels gewikkeld, treden met behoedzaamheid op.
israël.
Zoo doet Marinoos deugd ons grootsch ontwerp gelukken!
Geen adel zal ons meer baldadig onderdrukken.
Gy wordt in waarheid vorst: uw naam, zoo wijd beroemd,
Nog eindloos grooter, ja onsterfelijk genoemd.
Vóór ons zijn koningen door burgerlijke handen
Gevallen; ja men zag ontaarde dwingelanden
Ter neder vellen door 't Patricisch moordgeweer;
Maar welk een vorst gaf ooit aan 't volk de vrijheid weêr,
Of waagde lijf en bloed ten dienst der onderzaten?
Zoo ongewoon een roem werd u alleen gelaten.
Uw deugd... Dan hoe! wat zorg ontrust en schokt uw ziel?
Waar bleef uw moed? 't Is of u zwakheid overviel! -
de doge.
Staat dan hun vonnis vast? En moeten ze allen sterven?
israël.
Wie?
de doge.
Kunnen zy genaê noch deernis meer verwerven,
| |
[pagina 87]
| |
Zy, my verknocht door bloed en onderdom: zoo lang
Mijn strijdgenooten en mijn vrienden: zy, wier rang...
israël.
Gy spraakt hun vonnis uit: dat vonnis is rechtvaardig.
de doge.
O ja! voor u. - Zy zijn voor u de doodstraf waardig.
Gy zijt een Gracchus: gy een volksgemeensmans: gy
De ontzachbre orakelstem der fiere muitery.
Ik laak u niet: gy volgt uw roepstem: gy, verstooten,
Verneêrd, vertrapt, verguisd door d' overmoed der grooten.
Maar zijt ge als ik, met hen geboren uit één bloed?
Zijt ge aan hun disch gespijsd, en met hun brood gevoed,
Hebt gy, als ik, met hen, de vriendschapsteug gedronken?
Zijt ge aan hun kloppend hart met warmte neêrgezonken?
Is om hun ongeval uw oog betraand geweest?
Hebt gy hun blijden lach, hun vreugdverwekkend feest
Gedeeld? Hebt gy by hen vertrouwlijk komen klagen?
Hebt gy, als ik eens deed, hen in uw hart gedragen?
Ach! ieder dolksteek zal me een zelfmoord zijn.
israël.
Begint
Gy thands te weif'len als een wankelmoedig kind?
Indien ge uw ouderdom voor kindschheid zaagt bewaren,
Wil dan aan u en my zoo fel een schande sparen.
Ja, by de Hemelmacht! 'k zoû liever ons besluit
Verlaten, 'k zag het eer door tegenspoed gestuit,
Dan dat ik u, o Vorst! door zwakheid aangedreven,
Van 't spoor terug zag treên, en onze zij begeven.
Gy zaagt des vyands bloed gestroomd op 't veld van eer:
Zelfs vloot het door uw hand; ook 't uwe vloeide neêr:
En zoudt gy thands met schrik Patriciërs zien bloeden,
Bloedgier'gen, lang gewend zich slechts met bloed te voeden!
de doge.
Neen! 'k zal niet wank'len; maar op 't bloedig slagveld treên
En spreiden moord en dood en ijzing om my heen,
Zoowel als gy. Indien mijn vastheid schijnt te zwichten,
't Is door de zekerheid van 't geen ik ga verrichten.
| |
[pagina 88]
| |
Vergun my een gevoel, dat ik niet dooven kan.
Alleen de nacht en gy zijt daar getuigen van.
Wees onverschillig, als die nacht is, van mijn beven.
Op morgen zal ik zelf het sein ten doodslag geven,
En de eerste schuldig bloed zien druipen van 't geweer.
Ik zal paleizen gaan ontvolken, en veel meer
Dan één geslachtboom neêr doen storten en berooven
Van vrucht en bloesems, en zijn ouden luister dooven.
Ik zwoer dit: en getrouw zal ik dien eed voldoen.
Maar 'k sidder in dit uur voor mijn toekomstig woên.
israël.
Schep moed! Ik kan uw smart, uw wroeging niet beseffen:
Waarom zoû 't naberouw uw eed'len boezem treffen?
Gy koost en handelt vrij.
de doge.
Had ik berouw gevoed,
Reeds waar mijn zijdgeweer gedompeld in uw bloed,
En de adel door uw dood gespaard in 't schuldig leven.
Maar oordeel! Zult ge u niet naar 't moordtooneel begeven,
Als of elk edelman alleen een slachtdier waar',
Bestemd ter offerand voor 't opgericht altaar?
Spreek! Zult ge niet, te vreên dat ge in hun bloed mocht plassen,
Met kalmte en welgemoed de smetten af gaan wasschen?Ga naar voetnoot1
Maar ik?... gy zegt, mijn keus en handelwijze is vrij: -
O neen! Een schrikb're hel woedt in en neffens my.
Slechts voor den aandrang, die my voortstuwt, moet ik zwichten,
Ofschoon mijn boezem ijst van 't geen ik ga verrichten.
Verlaat my. Snel aan 't hoofd der bende, die u wacht.
't Geen ik beloofde zal ten vollen zijn betracht.
Sint-Markus groote klok zal 't bloedig moordsein geven:
Heel een Kliëntenstoet met my naar 't marktplein streven:
De golfslag van de zee wordt morgen niet gehoord,
Maar door den naren kreet van moord en rouw gesmoord.
| |
[pagina 89]
| |
israël.
't Wordt scheidens tijd. De drift, die uw gemoed doet zieden,
Drijft u van 't spoor. - Ik ga: men mocht ons hier bespieden.
de doge.
Wy waren lang bespied... wy zijn het nog.
israël.
Mijn Vorst!
Bespied? Hy vall' door 't staal, die stout dit wagen dorst.
de doge.
Steek vrij uw degen op. Het zijn geen sterflijke ooren,
Die tuigen van mijn smart, die naar mijn wroeging hooren.
Zie om u, Israël! - Ontdek wat my vervaart.
israël.
'k Zie slechts het standbeeld van een held op 't marm'ren paard.
de doge.
Dit standbeeld werd weleer mijn stamheer toegeheiligd.
De dankbaarheid der Stad, tweewerf door hem beveiligd,
Schonk hem dit blijk van eer by 't vorstlijk grafgesticht.
Zoudt gy niet wanen dat hy de oogen op ons richt?
israel.
Het koude marmer is beroofd van licht en leven.
de doge.
De dood heeft oogen. - Ja! een geest blijft om ons zweven,
Van ginds verrezen uit het somber lijkgesteent'.
Zoo iets het leven wekt in 't kille doodsgebeent',
Het is een aanslag als de mijne. Zoudt gy denken,
Dat mijner vaad'ren rij zijn rust niet voelde krenken,
Nu ik, hun laatste telg, in 't vreeslijkst eedgespan,
Naby hun tombe, met Plebeiers heulen kan!
israel.
Waarom dit niet bedacht eer ge u aan ons vereendel?
Berouwt u thands een daad, die gy zoo loflijk meendet?
de doge.
O kerk, aan Paulus en Johannes toegewijd,
Beschermers van ons huis in vrede en oorlogstijd!
O vorstlijk grafgebouw, dat onder uwe zerken
Twee Doges uit mijn stam laat rusten van hun werken!
O laatste wijkplaats van een lange vorstenrij,
Wier rang en zweet en moeite één erfdeel werd voor my!
Ontsluit de graven, tot deez' heil'ge praalgebouwen
| |
[pagina 90]
| |
Met schimmen zijn vervuld, gereed my aan te schouwen.
'k Roep hun getuig'nis in by 't geen ik ga bestaan,
Den bitt'ren smaad tot wraak, hun grootheid aangedaan.
Gy Ordelafo! gy vooral, op Zaraas velden,
Waar 'k sints den zege won, gevallen by uw helden,
Verdiende uw arbeid en uw glorie zulk een loon? -
Uw laatste nazaat wordt geschandvlekt op uw throon!
O! wilt my sterken in 't besluit, waarvoor ik gruwe,
Doorluchte schimmen, want mijn hoon, mijn zaak is de uwe:
Mijn naam en roem zijn de uwe, o luisterrijk geslacht!
De nazaat schandvlekt u, indien hy my veracht.
Gelukt het stout besluit, in deze borst gerezen,
Onsterflijk zal deez' stad en onze glorie wezen.
(Tegen Israël.)
En thands, tot onze taak.
israël.
O Vorst! ik zie met vreugd
U weêrgekeerd op 't spoor der ware heldendeugd.
De goede Hemel moge ons glansrijk opzet kroonen,
En voor uw grootsch bestaan u bovenal beloonen.
De tijd spoedt voort. Ik keer. - Doorluchte Heer, vaarwel!
de doge.
'k Zie na den zege u weêr, groothartige Israël.
israël vittorio keert terug van waar hy gekomen is. De Doge gaat achter de kerk om, het kanaal langs.
| |
Tweede tooneel.
beltrame,
alleen, van een anderen kant spoedig opkomende.
Te feest? Hoe kon hy thands te feest gaan? goede hemel!
Roept hem, by 't woest muzijk en 't ydel dansgewemel,
De geest, die voor hem waakt, niet toe met schrikb'ren klem:
‘Uw leven loopt gevaar!’... o Luister naar die stem,
Lioni! maak u weg, verlaat die feestgenooten,
Op morgen licht te saam in 't open graf gestooten.
| |
[pagina 91]
| |
Lioni! vlucht van hier en red uw dierbaar hoofd,
Eer u het levenslicht te spoedig worde ontroofd....
Angstig heen en weder gaande.
Waarschijnlijk zal ik hier by 't keeren hem ontmoeten,
Hem d' afgrond kennen doen, die opsplijt voor zijn voeten.
Hy gaat naar den achtergrond en ziet de gracht langs.
Een gondel nadert ginds by rooden fakkelschijn:
Men roeit naar wal! Wat heil! Zoû 't waarheid mogen zijn?...
Hy is het zelf. 't Waar best hem op deez' plaats te wachten!
Hy treedt voorwaarts: onderwijl komt Lioni met eenige dienaars en fakkeldragers, van achter de kerk om, op.Ga naar voetnoot1
| |
Derde tooneel.Ga naar voetnoot2
beltrame, lioni, gevolg.
lioni,
in 't opkomen.
Een vreemd'ling schijnt van ver met angst my te betrachten.
My dunkt dat hy in haast zijn schreden tot ons wendt:
Hy nadert vast. Hoe nu! die gang is my bekend...
Tegen Beltrame.
Wat wilt gy?
beltrame.
Eed'le Heer! geen tijd dient hier verloren.
Ik moet in allerijl u spreken. Wil my hooren.Ga naar voetnoot3
| |
[pagina 92]
| |
Verwijder uw gevolg!
lioni,
in zich zelven.
Het schijnt Beltrames stem.
Tegen zijn gevolg.
Treedt gy terug, maar houdt een waakzaam oog op hem.
Tegen Beltrame
Ontdek my, vreemdeling, wat herwaarts u kon jagen, -
Wat gy, in 't holst der nacht, my op deez' plaats komt vragen.
beltrame.
Een gunst, doorluchte Heer! Met vele hebt ge my
Reeds mildlijk overlaên. O voeg nog één daarby,
En uwe goedheid zal Beltrames heil volmaken.
lioni.
Gy weet, 'k bleef voor dat heil sints onze kindsheid waken.
Tot uw bescherming vondt gy immer my gereed.
Gy zaagt u door mijn zorg met menig ambt bekleed,
Dat strookte met den staat, waarin gy zijt geboren.
'k Zou aan uw vraag voldoen, zelfs zonder die te hooren,
Indien uw houding, en 't geheim waarin ge u hult,
My niet omtrent uw eisch met argwaan had vervuld.
Doch spreek! Wat viel er voor? Licht hebt gy in krakeelen,
Uit dronkenschap ontstaan, onschuldig moeten deelen.
Misschien zelfs heeft uw dolk, iets dat wel meer geschiedt,Ga naar voetnoot1
Uws vyands borst doorboord. Vrees niets: zoo lang gy niet
Op een Patriciër uw moordstaal hebt doen woeden,
Zal ik, en zonder moeite, uw leven kunnen hoeden.
Doch vlucht terstond: de wraak van vriend en bloedverwant
Is meer te vreezen dan de wetten van dit land.
beltrame.
Ik dank u eed'le Heer, maar ik...
lioni.
Gy doet my beven.
Heeft uw vermeet'le hand een edelman doen sneven?
| |
[pagina 93]
| |
Vlucht dan, beken my niet of ik naar waarheid gis.
'k Zoû vruchtloos yveren voor uw behoudenis.
Hy, die het bloed van een Patriciër doet vlicten...
beltrame.
Ik kom 't Patricisch bloed behouden, niet vergieten.
En 'k moet my haasten. Elk verloren tijdstip kan
Het leven kosten aan een waardig edelman.
De tijd verruilt zijn seis, te langzaam voor vernieling,
Voor 't dubbelsnijdend zwaand, berekend voor de ontzieling.
Het stof der graven heeft, gedolven door zijn hand,
Zijn uurglas opgevuld in steê van 't loopend zand. -
Wil morgen uw paleis niet voor mijn komst begeven.
lioni.
Wat wil dit dreigement?
beltrame.
Geloof me, 't geldt uw leven.
Zoek naar de ontwikk'ling niet van 't geen mijn mond u spelt!
Verlaat uw woning niet, al treft het woest geweld
Der menigte uw gehoor, al hoort gy kinders weenen,
En vrouwen kermen, en gewonden aak'lig stenen.
Geen kletteren van 't zwaard, geen rollen van de trom,
Geen steken der trompet noch daav'rend klokgebom
Doe morgen u een voet van uit uw woonplaats zetten,
Eer ik verschijn.
lioni.
Nog eens, wat zoude my verletten?
beltrame.
Nog eens, geen gissing meer naar 't geen ik heb gezegd.
By alles wat uw ziel aan aard en hemel hecht,
De zaalge schimmen van uw vlekkelooze vaad'ren,
En by uw hoop, hun deugd en grooten roem te naad'ren,
En die te laten aan uw telgen en gezin,
By 't heilig voorwerp van uw teed're huwlijksmin,
By al de weldaên die uw goedheid my kan schenken
En die ik in dit uur door and're wil gedenken,
Draag aan uw huisgoôn en mijn zorg voor deze reis
Uw lijfsbescherming op, en blijf in uw paleis.
lioni.
Ik sta verbaasd. Gy zijt onzinnig. - Zoude ik vreezen?
| |
[pagina 94]
| |
Wie zijn mijn haters, spreek, wie durft mijn vyand wezen?
Of, heb ik die, waarom zijt gy hun eedgenoot?
Of, zijt gy 't, om wat reên me onttrokken aan den dood?
beltrame.
De Hemel weet of ik u 't waar bescheid mag geven.
Ach! zult gy mijn verzoek voor de eerste reis weêrstreven?
lioni.
Geen ydel dreigement maakte immer my vervaard.
'k Zal niet afwezig zijn, wanneer de Raad vergaêrt.
beltrame.
Uw taal doorgrieft mijn ziel. Voor 't laatst, zult gy het wagen,
Op morgen uit te gaan?
lioni.
Ja, niets kan my versagen.
beltrame.
Dat dan de hemelmacht uw ziel genadig zij.
Vaarwel!
lioni.
Hoû stand. Verlaat ge op zulk een wijze my?
Meer dan mijn veiligheid, Beltrame! voor wy scheiden,
Doe tot uw eigen heil een oogenblik u beiden.
Wy kennen onsGa naar voetnoot1 sints lang.
beltrame.
Ach! van mijn kindsheid af!
Was 't uwe broederzorg die my bescherming gaf,
Toen wy nog onbewust van d' adel, van de rechten
Die 't dwaas vooroordeel aan verscheiden stand komt hechten,
Als broeders speelden, toen en blijdschap en geween
Door beiden werd gedeeld, aan beiden was gemeen,
Toen wy en vlugge scherts en tranen mochten paren...
Die tijden zijn verkeerd by 't went'len van de jaren.
lioni.
Verkeerd! Door uwe schuld.
beltrame.
Noch nu, noch immermeer.
Toen uw geboorte u riep by staats- en landsbeheer,
Waart gy me een steun en staf in 's levens tegenspoeden.
Nooit mocht een eed'ler hart een eed'ler inborst voeden:
Met nadruk hebt ge my. Plebeier, dit getoond.
Ach! waarom viel de deugd, die in uw boezem woont,
| |
[pagina 95]
| |
Niet eveneens ten deel aan al uw ambtgenooten?
lioni.
Wat hoor ik? zaagt gy u beledigd door de grooten?
beltrame.
Geenszins.
lioni.
't Is my bekend, een rustelooze stoet
Oproer'ge geesten, in krakeelen opgevoed,
Durft, in de duistre nacht, in afgelegen hoeken
Verscholen en vermomd, al momp'lend op ons vloeken,
Meest zedeloos geboeft, beminnaars van 't gedruis.
Doch nooit zocht ge omgang met dat laag en woest gespuis.
't Is waar, ik heb een wijl u minder gâ geslagen,
Maar steeds hadt gy bedaard en matig u gedragen:
Gy hadt geen omgang dan met stille en brave liên:
De gulle vreugd was in uw blik altijd te zien....
En thands... Uw bleek gelaat, uw ingevallen trekken,
't Kan alles me uw berouw en schaamte en smart ontdekken,
beltrame.
Dat schaamte en naberouw en smart den schedel plett'
Der dolle tyranny die hier de lucht besmet.
Niet anders doet de pest den lijder by zijn sterven
Aêmechtig razen en besef en troostgrond derven.
lioni.
Verraders zochten u te winnen. Deze reên
Zijn de uwe nooit geweest. Zoo dacht gy nooit voorheen.
Misnoegden wilden u tot muiten overhalen;
Maar 'k laat van 't rechte spoor Beltrame nimmer dwalen.
Uw hart was goed en zacht. Tot snoodheid niet in staat,
Verfoeide uw eed'le ziel den naam zelfs van 't verraad.
Ontdek my alles: stel in my uw gandsch vertrouwen.
Gy kent my: wil gerust my uw geheim ontvouwen.
Wat broeit by u, by uw gezellen, dat uw vrind,
Den zoon van hem, door wien uw vader werd bemind,
Dat my, voor uwe of voor hun boosheid zoû doen vreezen?
Wat doet Beltrame voor zijn vriend gevaarlijk wezen?
beltrame.
Ach! ondervraag my niet. Duld dat ik u begeef.
lioni.
En dat ik door het staal der moordenaren sneef.
| |
[pagina 96]
| |
Hebt gy dit niet gemeend?
beltrame.
Hoe! sprak ik u van moorden?
'k Heb niets daarvan gezegd, en gy misduidt mijn woorden.
lioni.
Gy zeidet niets daarvan; maar uw verwoede blik,
Dien 'k niet herken, die my voor u vervult met schrik,
Is die eens moordenaars. Zoo gy my wilt doen sneven,
'k Ben wapenloos: stoot toe, beroof my van het leven.
'k Wil 't niet verschuldigd zijn aan de yd'le deerenis
Eens lafaarts, die gereed tot woesten doodslag is.
beltrame.
Wel ver dat ik uw bloed, Lioni, zoû vergieten.
Wil ik met vreugd het mijn voor uw behoud zien vlieten.
Eer u een hoofdhair werd ontrukt, stelde ik de schaar
Van duizend dapp'ren in onfeilbaar doodsgevaar.
'k Waag edeler dan gy, ja hooger nog verheven.
lioni.
Verschoon me. Ik wil geenszins gered zijn, als mijn leven
Zoo groot een heldental ter slachtbank brengen kan.
Wie zijn er in gevaar? wie zijn daar oorzaak van?
beltrame.
Venedig zal zich zelf vernielen, en zijn handen
Met kracht doen woeden op zijn eigen ingewanden.
Zijn kind'ren zijn verdeeld en haasten naar hun val
Op morgen rijst de dag die dit beslissen zal.
lioni.
Nog meer geheimen, zoo afschuwlijk om te hooren?
Op morgen ben ik dan ten offer uitverkoren?
Misschien loopt ook uw hoofd gevaar gelijk het mijn?
Spreek openhartig en gy zult behouden zijn,
Ja, glorie wordt uw deel. 't Is eed'ler, duizend zielen
Te redden, dan verwoed er duizend te vernielen.
Beltrame! zoudt ook gy in 't duister uw geweer
Met bloed besmetten? strekte u zulk een feit tot eer?
Foei! schaam u. Denk slechts na, wat wanhoop u zoû loonen,
Als gy mijn bloedend hoofd aan 't juichend volk zaagt toonen,
Geregen op een lans ten schouwspel voor 't gemeen!
Het hoofd van uwen vriend! - wiens hart voor u alleen
| |
[pagina 97]
| |
Steeds open stond! En ach! dat lot zal 't mijne wezen:
Want 'k zweer, dat, welk gevaar my ook uw mond doe vreezen,
Ik morgen mijn paleis verlaten zal, indien
Gy my de reden van uw komst niet klaar doet zien.
beltrame.
Ach! kan ik op geen wijze uw dierbaar leven sparen?
De tijd spoedt vliegend heen, en niets kan u bewaren,
U, mijn beschermer, u, door alle tijden heen,
Mijn trouwen vriend en gids in voor- en tegenheên.
Doch maak, wat ook gebeur', my niet tot een verrader:
'k Zoek uw behoud, ik zoek dat van mijn eer te gader.
lioni.
Kan de eer by 't eedgespan van moordenaars bestaan?
Verraders zijn slechts zy die 't vaderland verraên.
beltrame.
Een eedgespan verbindt veel sterker ware helden,
Dewijl hun woorden dáár voor wet en handschrift gelden.
Nooit werd verrader zoo veracht als hy, wiens hand
In 't hart dat hem vertrouwt den gruwb'ren moorddolk plant.
lioni.
En wie zal in mijn hart hem planten?
beltrame.
Gy moet leven. -
Tot alles voorbereid, kan ik u niet zien sneven.
Zie, hoe ik uw belang in 't angstig harte draag,
Nu ik voor uw behoud ontelb're zielen waag:
Ja meer nog, 'k waag, om u te hoeden voor het sterven,
De vrijheid, die door ons het nakroost zou verwerven.
Nog eens, ik smeek het u, herroep uw wreed besluit.
lioni.
Neen, wat my overkoom', niets dat me op morgen stuit.
beltrame.
Wel! ga Venetiën dan eer dan gy verloren!
Ik zal dat wreed geheim u eindelijk doen hooren.
Ik zal verraden... 't woord verbreken dat my bindt...
O hoe veracht'lijk moet ik worden voor mijn vrind.
lioni.
Zeg liever dat uw trouw het vaderland zal hoeden.
De staat zal door zijn dank deez' tweestrijd u vergoeden.
Spreek op en aarzel niet. Ik bied u, zonder vrees,
Een loon zoo heerlijk als men braven ooit bewees.
| |
[pagina 98]
| |
Wellicht zal de adeldom u tot een prijs verstrekken,
Zoo ge openhartig my den aanslag wilt ondekken.
beltrame.
'k Bedacht my! Neen, ik voel dat dit niet wezen kan.
'k Bemin u, en mijn komst is een bewijs daarvan.
Maar nu ik u bezocht, door vriendschap aangedreven,
Moet ik aan 't vaderland geheel my overgeven.
Vaarwel! wy zullen nooit op aarde onsGa naar voetnoot1 wederzien.
Vaarwel!
Hij wil vertrekken.
lioni,
tegen zijn gevolg.
Getrouwen! grijpt hem aan. Belet hem 't vliên.
Het gevolg schiet toe en grijpt Beltrame.
Zorgt, dat hy niet ontsnapp', maar wacht u hem te deeren.
Joanno! Pietro! gaat, laat niets uw yver keeren
En roept de Tienmanschap op 't oogenblik byeen.
Twee bedienden vertrekken. Tegen Beltrame.
Gy, volg me! Ik voer u eerst naar Marc Cornaro heen:
'k Zal daar Gradenigo met Lando doen ontbieden.
Denk tevens na, dat gy de pijnbank zult ontvlieden
Zoo ge openhartig zijt en alles openbaart.
beltrame,
in 't heengaan.
Ach! waarom zag ik my tot zoo veel leeds gespaard!
Lioni vertrekt met Beltrame en het gevolg langs denzelfden weg van waar hy gekomen is.
|
|