hen dus zorgvuldig in de krijgstucht onderwijzen, en vormde er een keurbende van, welke hij in bijzondere gevallen gebruikte, en waarvan hij veel dienst had.
Hij trok namelijk eerst met hen naar Engeland, dat toen, naar den Keltischen volkstam der Britten, die 't bewoonde, Brittanniën geheeten was, en behaalde met hunne hulp meer dan eene overwinning op die bewoners. Vervolgens keerde hij naar Galliën, waar sommige volksstammen geweigerd hadden, hem langer gehoorzaam te zijn. Hij wist hen echter weêr onder bedwang te krijgen, na vele veldslagen, waarin zich de Batavische ruiters voordeelig onderscheidden. Eenigen tijd daarna keerde Cezar naar Rome terug. Hij had tien achtereenvolgende jaren in Galliën geöorloogd, en in dat tijdverloop tachtig steden stormenderhand ingenomen, driehonderd volksstammen onderworpen, en, bij verschillende gelegenheden, meer dan dertien millioen vijanden bevochten.
De inwoners van Italiën keken verwonderd op, toen zij, in het gevolg van Cezar, die kloekgebouwde, blondlokkige, en blauwoogige Batavieren zagen. Ook verbaasden zij zich over de menigte gevangenen, en over al het vreemde, dat Cezar uit Galliën medebracht. De meeste Romeinen prezen Cezar hemelhoog, dat hij zooveel groote dingen gedaan had; doch anderen waren naijverig op hem, en zochten hem in al zijn ontwerpen te dwarsboomen. Cezar begreep van zijnen kant, na al wat hij voor de Romeinen gedaan had, op grond van zijn diensten zoowel als van zijn bekwaamheid, aanspraak te kunnen maken op het opperste gezag. Hij verkreeg dit ook ten laatste: doch niet dan na een langen burgeroorlog, dien hij mede zelf voor ons beschreef. In dien oorlog hadden de Batavieren wederom meermalen gewichtige diensten aan Cezar bewezen.
Cezar had intusschen niet lang genot van zijn hooge waardigheid; want hij, die in zoovele oorlogen voor den dood was bewaard gebleven, werd te Rome, op het Capitool, waar de Romeinsche Senaat, het hoogste staatslichaam vergaderde, door een deel dergenen, die zijne alleenheersching wraakten, verraderlijk vermoord.
Na zijn dood begonnen de Romeinen wederom heftig onder elkander te vechten en te twisten, wie hunner de baas zou blijven. Eindelijk werd Cezars aangenomen zoon Augustus, tot Keizer van Rome verkozen, waarmeê nu voor goed aan de Romeinsche Republiek een einde kwam. Den naam Keizer, als die van 't alleenheerschend Staatshoofd, vloeide eigenlijk, in den loop der jaren, uit dien van Cezar voort. Cezar Augustus, ongetwijfeld zorg willende dragen, dat hij niet als Cajus Julius vermoord werd, richtte een lijfwacht op, d.i. hij droeg aan een bepaalde bende de taak op, om aan zijn paleis de wacht te houden, en te zorgen, dat niemand hem kwaad deed. En hij koos tot die lijfwacht voornamelijk de hem als dapper, kloek, en trouw gebleken Batavieren.