De taal van Stijn Streuvels. Deel 1. Het woord bij Streuvels
(1970)–Hubert Lemeire– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||
Derde hoofdstuk.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||
Inleiding.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||
I. Woorden uit het algemeen Nederlands.1.Van huis uit sprak Streuvels geen algemeen Nederlands. Het is hier niet de plaats om uitvoerig te handelen over de politieke, sociale, economische en culturele factoren die de normale taaltoestanden in Vlaanderen vanaf de politieke scheiding tussen Noord- en Zuid - Nederland verhinderden. Wat er gebeurde komt hierop neer dat het algemeen Nederlands in Vlaanderen niet kon doordringen, dat de grote massa dialect sprak en dat het Frans als algemene taal werd ingevoerd in het leger, de administratie, het onderwijs, enz.Ga naar voetnoot(1) De Nederlandse woorden die hij gebruikt, haalt hij vooral uit zijn lectuur, die, naar wij weten uit zijn ‘Herinneringen uit het Verleden’, en uit zijn autobiografische werken ‘Heule’, ‘Avelghem I en II’, zeer ruim was en de ganse Nederlandse literatuurgeschiedenis bestrijkt: hij las de middeleeuwse werken, bewerkte o.a. ‘Van den Vos Reinaerde’; hij was vertrouwd met de XVIIe eeuw: Vondels ‘Lucifer’ was een der eerste werken die hij als jonge bakker te Avelghem las; ook de Tachtigers boeiden hem en onder hen had hij enkele persoonlijke vrienden. Hij zegt zelf dat hij hun werk en de evolutie van die beweging van zeer nabij volgde. Vanzelfsprekend las hij ook de Vlaamse auteurs van de 19e eeuw: Conscience, Snieders, Loveling,... Het is ook bekend dat hij in de kring van ‘Van Nu en Straks’ zijn debuut als literator maakte.
Het ligt voor de hand dat de neerslag en weerslag van deze ruime interesse en belezendheid in zijn werk voelbaar is.
In het kader van dit onderzoek is het onmogelijk op alle aspecten te wijzen die verband houden met de herkomst der | |||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||
woorden bij Streuvels (dit zou het onderwerp van een aparte studie kunnen zijn). Toch willen we de aandacht vestigen op enkele opvallende kenmerken van Streuvels' woordenschat. | |||||||||||||||||||||
2.Opvallend is het groot aantal woorden die, volgens het WNT en Van Dale alleen in deftige en hogere stijl gebruikt worden. Hier zou een lange lijst kunnen volgen van woorden als: baaierd, aanvangen, bestieren,... Al kan dit criterium aangevochten worden, toch kan het een licht werpen op Streuvels' schrijverschap. Als autodidact en in het cultureel arme Vlaanderen heeft hij zich bediend van alle woorden die hij in zijn lectuur aantrof zonder dat hij zelf in staat was ze te schiften. In zijn tijd was de literatuur immers de enige bron die hem Nederlandse woorden aan de hand kon doen. Het is dus heel normaal dat er in Streuvels' taal zeer veel schrijftaalwoorden voorkomen die in de gesproken taal niet of bijna niet gebruikt worden en die wij geneigd zijn als ‘bijzondere stijl’ te vermelden. Wellicht voelde hij zich als schrijver verplicht een deftige taal te gebruiken, ook waar het om heel gewone en alledaagse voorwerpen ging. Geregeld betrappen we er hem op dat hij zijn stijl wat verplechtigtGa naar voetnoot(1). Of klonken deze eerder deftige woorden voor hem toch gewoon? | |||||||||||||||||||||
3.Het is nog meer opvallend hoeveel verouderde woorden Streuvels gebruikt. Natuurlijk kan men opwerpen dat de woorden die voor ons taalgevoel verouderd zijn, het voor Streuvels en zijn tijd wellicht of helemaal niet waren. Deze bewering is echter | |||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||
toch niet volledig juist. Hier zou een lange lijst kunnen volgen van woorden die volgens het WNT, 1e deel, dat in 1882 verscheen, reeds op het einde van de vorige eeuw ‘weinig of niet meer in gebruik, min of meer ouderwets en ongemeen, verouderd, in onbruik’ waren. Enkele voorbeelden uit de zeer vele: alevenwel, alree, avonden, bedwelmd, begekken, begroend, behendig, benoden, berijden, berouwd, betekenen, bezorgen, bitterlijk, blenden, doorkoelen,...
Wij geloven niet dat Streuvels bewust streefde naar een archaïstische stijl of woordgebruik. Deze archaïserende tendens was wel een kenmerk van de impressionistisch-symbolistische auteurs van het einde van de 19e eeuw.
Wij zijn veeleer geneigd deze archaïsmen te interpreteren als de woordenschat die Streuvels als autodidact en vandaar op goed geluk en zonder de nodige schifting of zuivering heeft verzameld en zich eigen gemaakt. Voor hem die op veertienjarige leeftijd de school verliet, waren dit alle woorden van gelijke waarde die hij in zich opnam en bewaarde: alles was voor hem gewoon in de taal op het papier. Hier verwijzen we ook naar het citaat op Prutske dat op p. 228 werd aangehaald.
En waarschijnlijk zal Streuvels' lectuur uit die tijd ook wel een ouderwets tintje hebben gehad. Het is inderdaad merkwaardig dat het WNT bij deze woorden niet alleen 17e eeuwse auteurs citeert, maar geregeld ook Vlaamse auteurs uit de eerste helft van de 19e eeuw. Zo gebruikt Streuvels geregeld woorden die het WNT als verouderd opgeeft die door de gezusters Loveling gebruikt worden ( en nogal dikwijls in dezelfde context). Verder onderzoek van dit aspect zou ook het onderwerp van een aparte studie kunnen uitmaken. | |||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||
In de loop der jaren echter zal Streuvels vele ‘oude’ woorden verwijderen, niet zozeer substantieven, werkwoorden en adjectieven, maar vooral bijwoorden, voegwoorden en voorzetsels, b.v.: aanstaandelijk, alevel, allemets, alsdat, anderwaarts, bedroevelijk, bijaldien, bindien, binst, buitenwaart, derwaart, desvolgens, dewijl, eerstwaarts, elderwaarts, gevolgenlijk, terbinst, terzijds, toenmaals, laterwaarts, nillens, verders, voormaals, ... Eigenaardig genoeg duiken die dan toch soms weer op in zijn laatste werken, vooral in ‘De Teleurgang van den Waterhoek’: Streuvels is ondertussen oud geworden en meteen ‘laudator temporis acti’?
De voornaamste reden van het behoud van oude woorden is nu eens de klank en dan weer het ritmisch effect. | |||||||||||||||||||||
II. Uit het dialect.1.Bij Streuvels is de schrijftaal zeer nauw verweven met de streektaal. Het werd reeds gezegd: Streuvels is een auteur die zijn taal hoort. De streektaal blijft voor Streuvels een onuitputtelijke bron. Elk woord dat hij uit het dialect put, leeft en beweegt, is echt en wordt op de meest gewone manier en als vanzelfsprekend opgenomen en aangewend: ofwel behoren deze woorden tot de normale spreektaal van zijn personages, ofwel hebben ze een grote plastische waarde en klankrijkdom.
Aan de verklaring van deze woorden en woordbetekenissen is het tweede deel gewijd.
We kunnen niet zeggen dat alle door Streuvels gebruikte dialectische woorden nu nog tot de levende taal behoren. De meeste ervan vinden we terug in De Bo's of Teirlincks Idioticon. | |||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||
Ook Gezelles Glossarium bood voor vele woorden de verklaring.Ga naar voetnoot(1) De woorden waarvan in het tweede deel een verklaring wordt gegeven zonder bronvermelding leven nu nog in de dagelijkse omgangstaal in het Zuiden van West-Vlanderen en Oost-Vlaanderen. Ook uit andere streken bracht hij woorden mee: zo vonden we de verklaring van bepaalde, woorden in het Oostends, in het Izegems, in het Brugs, enz... dialect. Voor een dertigtal woorden slechts ondervonden we enige moeilijkheid: de verklaring ervan werd gegeven door Streuvels zelf, zijn vrouw en oudere mensen uit Heule, Avelgem en Ingooigem.
Wij hebben geen onderscheid gemaakt tussen middelnederlandse woorden die in het dialect nog voortleven, de uitsluitend Westvlaamse woorden en de woorden die ook in andere dialecten leven.
Het spreekt vanzelf dat, als Streuvels uit het dialect put, hij zich niet beperkt tot afzonderlijke woorden. Ook regionaal gekleurde woordverbindingen, uitdrukkingen en allerlei syntactische verschijnselen brengt hij te pas, vooral in dialogen.
Enkele voorbeelden van deze wendingen en uitdrukkingen:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||
Streuvels gebruikt dus in zijn werken o.a. de taal die hij dagelijks hoorde. Hij kende zijn moedertaal in haar locale variëteiten en in haar sociale en professionele nuances.Ga naar voetnoot(2)Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||
2.In verband hiermee willen we wijzen op de taalkring die Streuvels zeer vaak taalmateriaal verschaft. Waar hij in zijn algemeen-nederlandse woordenschat soms verheven en deftig schrijft, zo daalt hij in de dialectische woordvoorraad geregeld af tot de familiare en platte taal. | |||||||||||||||||||||
a)Dit blijkt o.a. uit de vele vloeken en krachttermen die hij in al zijn werken geregeld in de mond legt van zijn personages. De voornaamste ervan vindt men op p. 81-82. | |||||||||||||||||||||
b)In elk werk ook treffen we scheldwoorden aan. De rijkst gestoffeerde passage laten we hier integraal volgen:Ga naar voetnoot(1) Ze (=de zeven zonen van Knudde) zochten rond in hunnen kop om de gekste benamingen te vinden en achter ieder woord dreunde een luiden schreeuw van bijval en goedkeuring. - 't Zijn blinde veenmollen, riepen zij, rotte berleuren, puppeloze tuiters, rammelzakken, schuitigaards, tanezoppers en pellebijters, zemelzekers. Hun buik en leden schokten van 't danig lachen, het speeksel kwijlde hen uit den mond, ze rolden op den rug, schopten en klepelden de benen op als Frerik of Tone of Tinie met hun drogen ernst een goeden scheldnaam uitvonden, - en voort gingen ze overhands aan 't roepen naar ginder in de laagte, alsof ze 't horen konden: -Baloorde muils, moospeerden, loborige honden, pieskadotters, verkokerde kinkkankhoorns, zandruiters, messingzuipers, perliffelopers, velleploters, lamme kooie- | |||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||
springers, verhongerde toppers, rotte kulledraaiers, schele schavuiten, verkriepelde krasselaars, krotekappers, manke bavianen, sullebollige sprinkhanen, zinkelaars, assevijsters, dove notekrakers, wanraakte scheuvels, biezentrekkers,... tot ze niet meer konden en kwijlden dat 't speeksel hen van 't kinnebakken zeverde.
Ook ‘Op de Vlaamsche Binnenwateren’ krioelt ervan: luizaard, smeerlap, driedubbele steenezel, strozot (p. 21,) loerias (p. 23), zevereer, puppekoppen (p. 30), broekschijter, stom kalf (p. 35), broekvent (P. 36), postenakel (p. 42), sperluut, patodder, komkommer (p. 43), stekelvarken (p. 54), snotters (P. 55), stomme loeders (p. 64), leegganger (p. 65), schoffeerder (p. 66), koordedanser, flierefluiter van mijn botten,.... (p. 106)...
Andere scheldwoorden en minachtende of misprijzende benamingen van mensen en spottende aanduiding van lichamelijke of morele gebreken:
Voorbeelden:
aalschijte, smerige boerenkinkel, dievengespuis, flikkerbeen, koppige fotse, kachelgat, domme kalle, kloten, krebbebijter, kwakkelgat, lammeling, lammepikkel, luizevel, lutte, meissefrutte, meisseteeuw, moossers, olijke muiker, pennelikker, roksneppe, schijtjongen, schijtjonk, smeerlap, snaterbek, snotjongen, snotterik, lelijke straatbrakke, lelijke topper, truntaard, sakkerse trunte, onnozele wiestergaaien, zatlap, lelijke zottekouse. | |||||||||||||||||||||
III. Woorden en wendingen uit vreemde talenGa naar voetnoot(1)In tegenstelling met wat algemeen gedacht, en nogal eens geschreven wordt, bevat Streuvels' taal een groot aantal vreemde | |||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||
woorden, bastaardwoorden, leenwoorden en vertaalde ontleningen. Dit is ongetwijfeld de neerslag van zijn lectuur die zich in de loop der jaren uitbreidde tot de buitenlandse literatuur. De invloed hiervan vinden we geregeld terug in de vreemde woorden en citaten. Op bepaalde plaatsen heeft het er de schijn van dat Streuvels zijn lectuur en zijn kennis eventjes wil etalerenGa naar voetnoot(1).
De invloed van vreemde talen is vooral merkbaar in de bewerkingen en vertalingen van buitenlandse werken. Streuvels vertaalt nogal letterlijk en zeer getrouw, zelfs de originele zinsbouw probeert hij te bewaren, zodat bepaalde vertalingen en bewerkingen lastig en soms ongenietbaar, ja zelfs onleesbaar worden. Zijn zelfverdediging formuleert hij als volgt: ‘Volgens mijne opvatting moet de vertaler den smaak, den geur, den zwaai van het oorspronkelijke in de vertaling trachten te bewaren en weer te geven; zover zelfs dat hij door wending en plooi, zijne eigene taal en stijl een beetje geweld mag aandoen op 't gevaar af van slecht vlaamsch te schrijven’Ga naar voetnoot(2)
Er komen geen vreemde woorden voor in: Lenteleven, (1899), Zomerland, (1900), Zonnetij (1900); Dodendans, (1901), Langs de Wegen (1902), Dagen (1903), Minnehandel, (1904), en Openlucht (1905).
De eerste vreemde woorden, een zestal: aether, chapiter, liber, temptatie, gealtereerd en autochtoon, verschijnen in ‘Dorpsgeheimen I en II’ (1904) | |||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||
Vooral in beschouwende, werken en waar het verhaal zich in ‘intellectuele’ kringen afspeelt, gebruikt Streuvels deze vreemde woorden, zoals moge blijken uit de volgende lijst, waarin de werken geordend zijn naar het aantal ontleningen die ze bevatten: Prutske ( ± 90); Levensbloesem ( ± 40); Stille avonden ( ± 25); Herinneringen ( ± 15); De Teleurgang van den Waterhoek ( ± 15); De blijde Dag, Beroering over het Dorp en Alma met de vlassen Haren ( ± 10); Werkmensen en De Maanden ( ± 7); Land en Leven in Vlaanderen ( ± 5). | |||||||||||||||||||||
1. Ontleningen uit het Frans.Het grootste aantal vreemde woorden haalt Streuvels uit het Frans. Dit hoeft ons niet te verwonderen als wij weten dat er in zijn streektaal veel Franse woorden voorkomen en dat de Franse literatuur hem bovenmate boeide. Vooral voor Flaubert had Streuvels een grote bewondering. | |||||||||||||||||||||
a)veel woorden ontleent Streuvels rechtstreeks uit het Frans, dit vooral in ‘Herinneringen uit het Verleden’ en ‘Op de Vlaamsche Binnenwateren’ waar hij technische gesprekken weergeeft.
Enkele voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||
b)Zeer veel woorden ontleent Streuvels aan het Frans via het dialect. De Zuidelijke dialecten bevatten zeer veel Franse woorden. En in Streuvels' taal vinden we hiervan veel sporen terug.
In de meeste gevallen past Streuvels de spelling aan.
Enkele voorbeelden uit de vele:
see-sa (c'est ça), Belgiek, Afriek, sikeneren (chicaner), toejoer (toujours), pertank (pourtant), liber (libre), avance, accroo, sprit-sel, chiek, chemiek, commersie, boekee, boetiek, faberdon, member, masseur, miskontent, affairen, rigoleren, plaizanse, placement...
Zie ook het tweede deel onder de letter ‘C’.
Enkele ook zijn naar Frans model gevormd: bleekbek, buut en blan. | |||||||||||||||||||||
c)De meeste bastaardwoorden en ‘geleerde’ woorden zijn eveneens van Franse oorsprong. Het grootste aantal komen voor in ‘Prutske’, ‘Levensbloesem’. In minder mate in ‘Alma met de vlassen haren’, ‘De Teleurgang van den Waterhoek’, ‘Beroering over het Dorp’ en ‘Stille avonden’.
Een paar ervan zijn door Streuvels zeer geliefd en komen tientallen malen terug in vele van zijn werken.
Voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||
Verder:
| |||||||||||||||||||||
2. Ontleningen uit het Duits.Na het Frans heeft het Duits aan Streuvels' taal het grootste aantal leenwoorden gegeven. Zeer vroeg reeds begon Streuvels Duitse werken te lezen: ‘Toen heb ik de Reclam-bibliothek ontdekt waar voor tien pfenning al de oude klassieken en heel de Duitse en andere letterkunden te krijgen waren, ik haperde geen stond en leerde Duits (...) Ik las een boekje van Björnson in | |||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||
een Duitse vertaling (...)’Ga naar voetnoot(1). De meeste woorden uit het Duits overgenomen en meestal letterlijk vertaald vinden we in de vertalingen en bewerkingen (o.a. Genoveva van Brabant) en in het ‘Oorlogsdagboek’.
Voorbeelden: (de context vindt men in het tweede deel).
Andere voorbeelden:
baanhof, beroessend, eenklank, erwerven, gepakwagen, inbijt, rekke, schuimgoud, schwadron, seneschaal, spender, spergebied, verspreken, wondmaal... | |||||||||||||||||||||
3. Ontleningen uit het Latijn.In ‘Genoveva van Brabant’ komen zeer veel Latijnse woorden voor. De verklaring van deze middeleeuws-latijnse woorden vindt men op het einde van het tweede deel: p. 2220-2227.
Andere voorbeelden zijn:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||
4. Ontleningen uit het Engels zijn minder talrijk.‘Kinderlectuur’, opgenomen in ‘Herinneringen uit het Verleden’ begint met een vrij lang citaat van Rabindranth TagoreGa naar voetnoot(1)
Voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||
5. Uit andere talen:volledigheidshalve noteerden en vermelden we:
|
|