Christelijcke plicht-rymen om te singen of te leesen
(1648)–Cornelis de Leeuw– AuteursrechtvrijZangh: Die door des Weerelts woeste Baren.
SOrvuldiglijck wilt daer op mercken,
Dat ghy doch niet ten quaesten duyt
Uws naastens twijffelijc- ke wercken
Door een onheb- belijck besluyt.
2 Dat dienen kan om te vermeeren
Eens anders goe of quade naam,
Wilt gunstighlijck dat altijt keeren
Tot stijvingh van sijn goede faam.
3 Gheen oorsaack wilt u naasten wesen,
| |
[pagina 150]
| |
Dat hy van and'ren wert versmaat;
Of dat hy niet (schoon waard ghepresen)
Kan raacken tot een hoogher staat.
4 Soo Oordeelt van uws naastens reden,
Soo als ghy wenscht dat hy u dee
U oordeel wilt met liefd' bekleeden.
Voorsichtigheyt gheeft by u stee.
5 Niet dat ghy haar voor goet sult keuren,
Wiens deucht u niet bekent en is.
Neen. (Dan soudt lichtelijck ghebeuren
Dat 't geen ghy meent, onwaarheyt is.)
6 Maar dat ghy hem niet quaat sult achten
Soo langh hy selfs geen blijck en gheeft,
Door 't uyten van sijn qua ghedachten
En wercken, dat hy sondigh leeft.
7 Soolangh ghy niet en weet sijn handel
By hem, als heel oprecht verkeert
In u ghemeenen dienst en wandel;
Tot dat ghy hem recht kennen leert.
8 Nochtans verbiet ons niet de Heere
Dat wy (om een ghebeurlijck quaat
Van ons en d'onsen afteweere)
Ons hoeden voor die met ons gaat.
9 Want al hoe wel wy dien niet kennen
Dan voor oprecht; het nochtans kan
Ghebeuren, dat hy soud schennen,
Die ghy recht acht een deughd'lijck man.
10 De liefde sal het quaat niet dencken
Soo langh als sy gheen quaat en siet;
Doch denckt wel, dat die gheen kan krencken,
Van welck u noyt is deucht gheschiet.
11 Treet niet int oordeel Gods, sijn straffen
Op dat ghy niet op u en laat.
Hy kan en sal elck recht verschaffen,
Den goeden goet den quaaden quaat.
12 Een yder recht heeft tot sijn eere
| |
[pagina 151]
| |
Als tot sijn pant by u bewaart.
Sijn goeden naem wilt niet kleyneere
Tot dat hy die selfs niet en spaart.
|
|