Christelijcke plicht-rymen om te singen of te leesen
(1648)–Cornelis de Leeuw– AuteursrechtvrijZangh: Weerelt met u schijn.
HElaas ! vol bedrogh
En schijn-heyligheden
Sijn de menschen noch als in tijdt voorleden.
Den uytterlijcken schijn
Van heyl'ghe zeden
Ghenoegh hem elck laat
| |
[pagina 142]
| |
zijn.
Doch t'recht betreden
Van 't veyligh pat der deughden
Schier yder schouwt als bo- ven krachten
(Hoe wel het is vol vreughden)
Seer weynigh ware deucht betrachten.
2 Vol van eyghen waan
Salmen 's naastens wercken
Keurighlijck gae slaan
En als quaat aanmercken
en straffen, om van sond
Hem te bevrijden,
Soo 't schijnt; maar in den grond
Ist om 't belijden,
Dat wy selfs 't quade haten,
En beter sijn dan die wy straffen.
Dreef u sonds-haat ghy laten
Soud' 't gheen ghy straft, en deucht verschaffen.
3 Van des Heeren woort
Weet elck een te spreecken;
Elck weet hoemen hoort
Van Gods wet te preecken.
Elck is een Predikant.
Men schijnt ghedreven
Door een gantsch Heyl'ghen brant
| |
[pagina 143]
| |
Om vroom te leven.
't Is schijn. Men pronckt daar meden
Datmen meer weet dan and're leden.
Was 't niet? Men sich besteden
Soud, nae ons kund tot heyligheden.
4 Vol medoghentheyt
Schijnen wy te wesen
En gheneghentheyt,
Teghen Weeu en Wesen.
Wy gheven rijckelijck
Aan die 't begheeren;
Of aan die armelijck
Haar selfs gheneeren.
't Is schijn. Men blaast Trompetten.
Wy nauw, die armen souden stercken,
Wou niemant daar op letten;
Of saghmen niet ons goede wercken.
5 All' Hoovaardigheydt
Schijnen wy te haten,
En de nedrigheyt
In 't hert plaats te laten
Ghemaeckt sagh ick 't, soo 't hert
Sigh met de kleeden
Hiel gantschelijck ververt
Van d' oude zeden.
Wy sluyten hooghmoet buyten
Die Weereltsch is en licht om mercken;
Maar soecken uyt te muyten
Om Menschen loff in heyl'ghe wercken.
6 Wy bestraffen haar
Die haar 's naastens daden
Maacken open-baar,
Om hem te versmaden.
't Schijnt liefd ons daar toe port
Tot 's naastens eere;
Maar neen: wy doen te kort
| |
[pagina 144]
| |
Selfs die ons leere.
Wy sijn zelfs gheern ghepreesen;
Dit ons beweeght om niet te lijden,
Dat hy veracht sou wesen,
Op dat hy voor ons eer sou strijden.
7 Christen, wie ghy zijt,
Laat u niet verblinden.
Dient Godt t'aller tijdt
Als recht Gods-ghesinden.
Stelt in gheen schijn, maar sijn
De Heyl'ghe seden.
Door deucht soeckt Gods aanschijn;
Wilt hem naa treden.
Gheen heyligheyt wilt achten
Een Heyl'ghen schijn, 't welck een kan maacken
Quaet blijvende. Betrachten
Wilt ware-deucht, die Godt doet naacken.
|
|