Alle de brieven. Deel 10: 1694-1695
(1979)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||
Korte inhoud:Over de onmogelijkheid, dat kleine vliegen uit grote rupsen kunnen voortkomen. | ||
Letter No. 146
| ||
Published in:
| ||
Summary:On the impossibility of small flies being generated from big caterpillars. | ||
D'Hr Matt: van Velden.Ga naar voetnoot1)
Hoogh geleerde Heer.
Ik hebbe UEd: seer beleefde en aangename vande 2e Meij op den 9e der selver maant nevens de twee geleerde Theses ende het doosje wel ontfangen. BlijveGa naar voetnoot2),Ga naar voetnoota) voor het Present ten hoogsten dankbaar. Wanneer ik het doosje quam te openen sag ik verscheijde Vliegjens als in desselfsGa naar voetnoot3) missive gemelt, uijt het doosje vliege, daar van ik er eenige doode en andere op vong. Dese Vliegjens waren na mijn oordeel gekome uijt de omspinsels die geelstGa naar voetnoot4) van couluur waren, ende datGa naar voetnoot5) uijt de minder geele omspinsels die op het verdroogde blad lagen, dat daar uijt de Vliegjens voor leden jaar waren gevlogen. Want het soude mij niet vreemt voor komen dat soo danige Vliegjens 2. 3. en meer malen in een jaar voor teelden. Dat nu volgens UEd: gevoelen uijt groote Ruspen soo danige kleijne Vliegjens, en dat op een gereguleerde wijseGa naar voetnoot6) soude voort kome, strijd gans tegen mijne gevoelen, en stellingeGa naar voetnoot7); want een groote Rijp oft Rusp moet een groot Schepsel dat weijnig ofte niet kleijnder als de Rusp is, voort brengen; soo de Rusp wel verandertGa naar voetnoot8) en niet ontijdig komt te sterven. Dat nu groote Ruspen op UEd. kamer komen en die als bestormen, en sig aan de balken komen te hegten, en aldaar blijve, en verdroge sonder in TonnekensGa naar voetnoot9) te veranderen, beeld ik mij inGa naar voetnoot10), geschiet uijt gebrek van voetsel, of ook wel dat sij uijt de boomen vallende, die niet weder konnende vinden, als verdwaalt sijndeGa naar voetnoot11) soo op UEd: kamer kome, en uijt gebrek van voetsel hare volmaakheijtGa naar voetnoot12) niet hebbende ontfangen, ook niet en konnen tot veranderingeGa naar voetnoot13) komen, maar moeten weg drogen. Hiervan hebben wij ondervindinge, want als wij na mijn gissinge, ontrent twaelf jaaren geleden, op veele plaatsen in ons land soo veel Ruspen hadden, dat aan gantsche Plantagiens van fruijt boomen niet een blat te sien was, en dat de aarde vande Ruspen die de boomen verlaten hadden, wit gesponnen wasGa naar voetnoot14), soo ware veel Mensche van gevoele dat int volgende jaar, nog veel meerder Ruspen soude wesen. | ||
To Mr. Matt. van Velden.Ga naar voetnoot1)
Highly Learned Sir,
I duly received your very courteous and pleasant letter of the 2nd of May on the 9th of the same month, and also the two learned Theses and the little box. I am extremely grateful for the Present. When I opened the little box, I saw several small Flies, as mentioned in your letter, flying out of the box, of which I killed some specimens and caught the others. These small Flies in my opinion had emerged from the cocoons whose colour was yellowest, and I think that last year the small Flies had flown out of the less yellow cocoons lying on the shrivelled leaf. Indeed, I should not be surprised if such small Flies procreated two, three, and more times a year. Now it is altogether against my opinion and conception that, as you think, such small Flies should emerge from big Caterpillars, and this according to the rules. For a big Caterpillar is bound to generate a big Creature which is hardly smaller than the Caterpillar, if at all, if the Caterpillar is properly metamorphosed and does not die prematurely. Now I think that the fact that big Caterpillars enter your room and besiege it as it were, and stick to the beams and remain there, and shrivel without being metamorphosed into Pupae, is due to lack of nourishment; or they may also, falling from the trees and being unable to find them again, get lost as it were and thus enter your room, and not having reached their full growth owing to lack of nourishment, cannot undergo metamorphosis, but are bound to shrivel. We have experience of this, for when, presumably some twelve years ago, in many places in this country we had so many Caterpillars that in entire Orchards of fruit trees not a single leaf was to be seen and the earth was covered with white cocoons by the Caterpillars which had left the trees, many People thought that the next year there would be a great many more Cater- | ||
Welk gevoele ik tegen sprak, als oordeelendeGa naar voetnoot15) dat van alle die tegenwoordige Ruspen die wij daar sagen, niet een Dierke soude te regt komen; die sijn geslagt soude voort setten, om dat alle die Ruspen uijt gebrek van voetsel, hare volmaakheijt niet en souden bereijken, om in Vliegende Schepsels te veranderen, en dus alle sonder voor teelinge souden vergaan, gelijk ook geschiede. Wij weten datter DierenGa naar voetnoot16) sijn die nog gras, nog boom vrugten eeten, en alleen van Vlees eeten bestaan, ende dat dit ook plaats heeft in het Gevogelte, ende dat veele Vissen niet dan Vissen eeten, en dit vinden wij ook dat plaats heeft in kleijne Vliegende Schepsels, want seker soort van Vliegen, en komen tot geen voorteelinge, ten sij hare jongen die uijt de Eijere komen die wij Wormen of Made noemen, van Vlees werden groot gemaakt, en daar om sullen soo danige soort van Vliegen inde Soomer al waar Vlees is, swermen, om haar Eijeren op het Vlees te leggen, en dit heeft ook plaats in kleijnder Vliegjens. Nu kan het wel wesen dat groote Ruspen sig op UEd: kamer hebben[de] vast gehegt en komende te sterven of ook wel dat die in hare verandering leggendeGa naar voetnoot17), als wanneerGa naar voetnoot18) sij haar niet veel konnen verweren, een kleijn Vliegje 10. 20. of meer Eijeren heeft geleijt opGa naar voetnoot19) een stervende Rusp, ende dat de Wormkens uijt de Eijeren van het Vliegje voortkomende, haar voetsel ende groot makingeGa naar voetnoot20) uijt de Rusp bekomen hebbende, de Rusp verlaten, en haar selven begeven tot het omspinnen, en dat bij gevolg dan geen ander Schepsel uijt de verdroogdeGa naar voetnoota) Rusp kan voortkomen. Want ijder Schepsel moet sijn geslagt voort brengen, uijtgesond[ert] als twee verscheijde Dieren met den anderen komen te versamelenGa naar voetnoot21), dat daar dan een Schepsel moet van voort komen dat dan na Vader nog na Moeder en gelijkt, als daar van breder in mijne voor gaande stellingeGa naar voetnoot22). Hier hebt gij Hoogh Geleerde Heer het geene ik op UEd: aangename voor dees tijd weet te antwoorde, en sal onder des blijven.
Hoogh geleerde Heer. UEd: Dienst bereijde
Antoni van Leeuwenhoek. Delft dese 23e Meij 1695 | ||
pillars still. I denied this, because I held that of all the Caterpillars then present which we saw there not one would live and reproduce its kind, because all those Caterpillars, owing to lack of nourishment, would not attain their full growth and thus be metamorphosed into Flying Creatures, so that they would all die without reproducing their kind, which actually happened. We know that there are Mammals which eat neither grass nor fruit from trees, and solely live on Flesh, and that this also occurs with Birds, and that many Fishes eat nothing but Fishes. And we find that this also happens with small Flying Creatures, for Flies of a certain kind do not reproduce their kind unless their young ones emerging from the Eggs, which we call Worms or Maggots, are brought up on Flesh. And that is why Flies of this kind will swarm in Summer in places where there is Flesh, in order to lay their Eggs on the Flesh. And this also occurs with smaller Flies. Now it is quite possible that when big Caterpillars have attached themselves [to the beams] in your room and die, or also perhaps when they are undergoing metamorphosis, in which condition they cannot defend themselves very well, a small Fly had laid 10, 20, or more Eggs on a dying CaterpillarGa naar voetnoot2) and the little Worms, when they emerge from the Eggs of the Fly after having obtained their nourishment and growth from the Caterpillar, leave the Caterpillar and proceed to spin a cocoon around themselves, and consequently no other Creature can then emerge from the shrivelled Caterpillar. For every Creature must reproduce its own kind, except when two different Animals copulate, in which case a Creature is bound to be generated which resembles neither its Father nor its Mother, as I have discussed at greater length in my previous statementGa naar voetnoot3). This is, Highly Learned Sir, what I am able to reply for the moment to your pleasant letter, and meanwhile I remain.,
Highly Learned Sir, yours obediently,
Antoni van Leeuwenhoek. Delft, the 23rd of May 1695. |
|