Alle de brieven. Deel 10: 1694-1695
(1979)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||
Korte inhoud:Over de eieren en de bloedvaten van de rog. | ||
Opmerking:De hier afgedrukte tekst is gebaseerd op [A]. Blijkens het door Rabus geschreven opschrift is deze brief niet volledig, maar in uittreksel door hem gepubliceerd: Uittreksel uit een brief van den grooten onderzoeker der Natuur-geheimen den Heere Antoni van Leeuwenhoek, geschreven aan den Schrijver van de Boekzaal... | ||
Letter No. 145
| ||
Published in:
| ||
Summary:On the eggs and the blood vessels of the ray. | ||
Remark:The text as here printed is based on [A]. As appears from the superscription written by Rabus, this letter is not complete; an extract was published by him: Extract from a letter of the great investigator of the secrets of Nature, Mr. Antoni van Leeuwenhoek, written to the Author of the ‘Boekzaal’... | ||
Delft dezen 21. Mey 1695.
Hooggeleerde, enz.
Uw' zeer aangename brief, nevens het...Ga naar voetnoot1) is my op zijn tijd wel geworden; ik blijve enz. Ga naar margenoot+Op uwe voorstellingeGa naar voetnoot2), in een uwer voorgaande brieven, aangaande de gestalte van den Visch, dien wy Roch heten, aan my gedaan, hebbe ik zoo nu en dan eenige bedenkingen gehad, en geoordeelt, dat die Vissen begaafd zijn met een EyernestGa naar voetnoot3), zeer veel verschillende van meest alle andere Vissen, welke Eyernesten by ons Kuit genaamd worden. Want gelijk in de Eyernesten, anders Kuit gezegd, alle derzelver kleine Eyeren zeer na by van een en dezelve grootte zijn, en in een overgroot getal by malkanderen leggen, en alle in korte dagenGa naar voetnoot4), als ze rijp zijn, gelost worden; zoo komen de Eyeren van de Roch, en het lossen van dezelve beter over een met de Eyeren van de Vogelen. Ja de Eyeren in de Roch verschillen in grootte wel zoo veel van malkanderen, als de Eyeren in de Hoenderen doen. Dewijl nu in dezen tijd de Eyeren in den Roch nog klein zijn hoewelze zedert eenigen tijd herwaarts al vryGa naar voetnoot5) in grootte zijn toegenomen, hebbe ik voor weinige dagen twee a drie Eyeren uit een Roch genomen, en zag in 't openen, dat 'er een geelachtige stoffe uitvloeide, bestaande uit een onbegrijpelijk getal van kleine deelen, dien ik geen ander figuur dan bolletjes konde gevenGa naar voetnoot6). Maar alzoo dusdanige Eyeren, welke ik op dien tijd quam te zien, wel vijf en twintig maal grooter zullen worden, zal ik niet nalaten eenige verdere nasporinge daar omtrent te doen, en het gene ik aanmerkens waardig vinde UE. mede te deelen. Ik hebbe al voor vele Jaren menigmaal met verachtinge van de Roch hooren spreken, om dat men oordeelde dat die hare maandelijke ziektens hadde, en dat men in dien tijd de Roch moest schuwenGa naar voetnoot7). Dog, mijn's oordeels, komt dit onnoozel gevoelen alleen daar van daan, om dat de Rochchen aan hare uiterste Visdeelen, als mede aan den darm, die velen een stukje uit het lijf hangt, dikwils zeer rood zijn. | ||
Delft, 21 May 1695.
Highly Learned Sir, etc.
Your very pleasant letter as well as the...Ga naar voetnoot1) has reached me in due time; I remain... etc. Ga naar margenoot+I have been thinking from time to time about your conception, intimated to me in one of your previous letters, as to the shape of the Fish we call RayGa naar voetnoot2), and I am of the opinion that those Fishes are provided with Ovaries which differ very much from those of all other Fishes, whose Ovaries are called Roes by us. Indeed, whereas in the Ovaries, or Roes, all the small Eggs are very nearly the same size and lie close together in extremely large numbers, and are all discharged in a few days, when they are ripe, the Eggs of the Ray and their discharge rather resemble the Eggs of Birds. Indeed, the Eggs in the Ray differ as much in size from each other as do the Eggs of Fowl. Now while in these days the Eggs in the Ray are still small, although for some time past they have already increased considerably in size, a few days ago I removed two or three Eggs from a Ray, and in opening them I saw that a yellowish substance flowed out of them, which substance consisted of an incredible number of small particles, whose form I could only observe as being globularGa naar voetnoot3). But since these Eggs, which I saw at that time, will become at least twenty-five times bigger, I will not omit to investigate this matter further and to inform you of what I consider interesting. Many Years ago I already often heard people speak with scorn of the Ray, because they thought it had a menstrual cycle and in those days the Ray should be shunnedGa naar voetnoot4). But in my view this silly idea is only due to the fact that the Rays are often very red on their extreme Fishy Parts as well as on the intestine, which hangs a short distance out of the body of many of them. | ||
Ga naar margenoot+Als ik dit waangevoelen meermaal overdagt, stelde ik vastGa naar voetnoot8), dat de voorverhaalde roodheid alleen veroorzaakt word, om dat, wanneer de Roch begint te sterven, de bloeddeelen, die het bloed in de dunste deelen van de zelve of anders in den ommetrekGa naar voetnoot9) (alwaar zeer vele, van de engste bloedvaten by den anderenGa naar voetnoot10) leggen, en het bloed veel circuleert) rood maken, komen te stremmen, en dat de dunne bloedstoffe nog wel eenigzins tussen de gestremde bloeddeelen zoo lang word doorgedrongen, dat de kleine bloedvaten gansch verstopt zijn, en opzwellen; waar door de gezeide plaatsen, buiten de andere deelen van de Vis in roodheid uitstekenGa naar voetnoot11). Anders zijn die deelen van het bloed, die 't zelve rood maken, in de Vissen zoo veel niet als in de viervoetige dieren, uitgezonderd het bloed in de Zalm, dat in de deeltjes, die 't zelve rood maken, verre overtreft alle het bloed, dat ik ooit gezien hebbeGa naar voetnoot12). Ik moet UE. hier byvoegen, hoe mijne gedagten verder gesterkt wierden, by voorval van dat zeker Heer, in mijn huis gekomen zijnde, my gevraagd had, of ik de watervaten in de huid van een Roch wel hadde gezien? Mijn antwoord was; dat ik in die soort van Visschen na geen watervaten gezogt had: dog ik nam aanGa naar voetnoot13), de huid van de Roch by gelegentheid te zullen beschouwen. Dit deed ik, mijn Heer, en ik bekenne, dat in die beschouwinge my wel te voren zijn gekomen vele groote en kleine vaten, die men lichtelijk voor Watervaten zoude konnen aanzien, om dat 'er geen stoffe in was, die het bloed rood maakte, en zy alleen een waterige vogt in zig schenen te hebben: maar wanneer ik het verhaalde zag, stond straxGa naar voetnoot14) by my vast, dat alle die groote en kleine vaten met hare takjes, welke ik quam te zien, in der daad geen Water- maar Bloedvaten waren, en dat meest alle de stoffe, die het bloed rood gemaakt had, toen de Vis levendig was, nu met deszelfs sterven in de uiterste en dunste deelen wel meest, als hier voren gezegd is, over hoopGa naar voetnoot15) waren te zamen gestremd. Het kan echter wel zijn, dat de voorschreve Heer Watervaten gezien heeft, die mij niet zijn te voren gekomenGa naar voetnoot16). Maar ik ben hier op gegaan na Vissers, die onder andere Vissen ook Roch vangen, en ter mart brengen, hen vragende; als de Roch levend is, of eerstGa naar voetnoot17) | ||
Ga naar margenoot+When I repeatedly thought about this fallacy, I reached the firm conviction that the aforesaid redness is merely caused by the fact that when the Ray begins to die, the blood particles which make the blood red in its thinnest parts, or else on the surface (where a great many of the narrowest blood vessels lie close together and the blood circulates a good deal) will coagulate and the thin substance of the blood penetrates somewhat between the coagulated blood particles until the narrow blood vessels are clogged altogether and swell. As a result of this the said parts are redder than the other parts of the FishGa naar voetnoot5). For that matter, those parts of the blood which make it red are not as numerous in Fishes as in quadrupeds, except the blood in the Salmon, in whose blood the number of the particles which make it red far exceeds that of all the blood I have ever seenGa naar voetnoot6). I must also add how my ideas were confirmed by the incident in which a certain Gentleman, who had entered my house, asked me whether I had seen the water vessels in the skin of a Ray. My reply was that I had not searched for water vessels in Fishes of that kind, but that I undertook to study the skin of the Ray at some future time. I did so, Sir, and I confess that during this study I saw many wide and narrow vessels which might easily be taken to be Water vessels, because they did not contain any substance making the blood red and they only seemed to contain an aqueous fluid. But when I saw this, I was at once convinced that all those wide and narrow vessels with their small branches which I saw were not indeed Water, but Blood vessels, and that nearly all the substance which had made the blood red when the Fish was alive, had now, as it was dying, coagulated, as stated hereinbefore, in a disorderly fashion in the extreme and the thinnest parts. It is, however, quite possible that the aforesaid Gentleman has seen Water vessels which I have not seenGa naar voetnoot7). After this, however, I went to see certain Fishermen who, amongs other Fishes, also catch Ray and put it on the market. I asked them whether, when | ||
gevangen word, of dan de Vinnen (want zoo noemen zy de uiterste of dunste deelen van de Roch) ook rood zijn. Het antwoord, dat ik bequam, was, dat, wanneer de Roch dood is, of sterft, de Vinnen dan eerst rood worden, en dat anders geen de minste roode couleur aan dezelve te bekennen is. Nu geve ik UE. het overige zelf te bedenken, enz.... afbrekende blijve ik,
Hooggeleerde enz.
UE. verpligte dienaar
Antony van Leeuwenhoek. | ||
the Ray is alive or has just been caught, the Fins (for that is what they call the extreme or the thinnest parts of the Ray) are also red. The reply I received was that only when the Ray is dead or dying do the Fins become red, and that otherwise not the slightest red colour is to be detected on it. Now I would submit the rest to your own consideration, etc.... Concluding, I remain,
Highly Learned Sir, etc.
Your obedient servant
Antoni van Leeuwenhoek. |
|