Alle de brieven. Deel 3: 1679-1683
(1948)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekendGepubliceerd in:Geen publicatie bekend. | |
Korte inhoud:Bevestigend antwoord op den brief van Robert Hooke, waarin deze Leeuwenhoeck vraagt, of hij er prijs op stelt als lid van de Royal Society te worden voorgedragen. | |
Letter No. 56.
| |
Published in:No publication is known. | |
Summary:Affirmative reply to Robert Hooke's letter, asking Leeuwenhoeck whether he would appreciate being proposed for fellowship of the Royal Society. | |
d'Hr Robert Hooke
Delft in Hollant den 13. Febr. 1680
Mijn Heer.
Jck heb in UEd: aengenamen vanden 23. jann: O:S:Ga naar voetnoot1) gesien, dat UEd: mijn laeste missiven inde vergaderingh vande Roijale Societeit hadde gebragt,Ga naar voetnoot2) ende dat deselvige aldaer seer aen genaem waren, als oock mede gesien, dat UEd: met mij eens was omtrent de seer kleene delen vant water, het welcke mij lief was te verstaen. Het sap dat ick voor desen met gewelt, uijt verscheijde hout, als oock mede sappen uijt eenige kruijden, hadde gedruckt, en dan geobserveert, daer van en kan ick als noch (omtrent eenich levend schepsel daer in) nietGa naar voetnoot3) van seggen. Jck heb inde na somer bij mij vast gestelt,Ga naar voetnoot4) omme in toe comende, als de wasdom int hout is, en oock int midden vande soomer, verscheijde observatien daer omtrent te doen. Vorders heb ick gesien, dat UE. sigh verwondert, dat ick niet en sta op de lijst vande Roijale Societeit,Ga naar voetnoot5) wat mij belangt, ick heb noeijt gedachten gehadt, sulcx te pretenderen, van Monsr Oldenburgh, en bij aldien den selven heer, in sijn leven eenige openingh | |
Mr. Robert Hooke.
Delft, Holland, 13 February 1680.
Sir,
I see from your kind letter of 23 January, O.S.Ga naar voetnoot1), that you read out my last missives in a meeting of the Royal SocietyGa naar voetnoot2), that they were welcome and that you agree with me as regards the very small particles of water, which I was glad to read. I cannot as yet say anything about living animals in the sap which, some time ago, I pressed from various sorts of wood and from certain plants and then observed. Last autumn I resolved to make several observations on this point as soon as there is growth in the wood, and also in the middle of summer. I also saw that you wonder that my name is not in the list of the Royal SocietyGa naar voetnoot3). Personally I have never thought of expecting this from Mr. Oldenburgh. If, during his lifetime. he had brought | |
daer omtrent hadde gedaen,Ga naar voetnoot6) ick soude het met een danckbaer gemoet geaccepteert hebben; en nademael een generues gemoet, altijt moet gelegen laten,Ga naar voetnoot7) om de eer meer en meer te doen aenwassen,Ga naar voetnoot8) ende datGa naar voetnoot9) de voor stellen die bij UEd: t mijwaertsGa naar voetnoot10) werden gedaen, te weten, om mij als een lit vande societeit aen te nemen, ende daer voor te erkennen, de grooste eer ter werelt soude toe brengen: soo sal UEd: mij ten hooghsten verobligeren, en sonderlinge dienst doen,Ga naar voetnoot11) soo UEd: mij soodanigen hoogen caracter procureert.Ga naar voetnoot12) Jck ben tegenwoordigh doende, met twee distincteGa naar voetnoot13) observatien, die ick UEd: ende de seer geleerde heeren PhilosophenGa naar voetnoot14) binnen Weijnich dagen sal laten toe comen. Jck ben ten hooghsten danckbaer, voor de Collections, en voor de lijst vande heeren leden vande Roijale Societeit, gelieft mijn onderdanige groetenisse te doen aende geseijde heeren leden, en ick sal al de dagen van mijn leven blijven.
Mijn Heer.
UEdts ten hooghst verplichten en seer onderdanige Dienaer
Antonj Leeuwenhoeck. | |
the matter up, I would gratefully have accepted the prospect. Seeing that an honourable mind should always consider an increase of honour importantGa naar voetnoot4) and that your offer to make me a fellow of your Society would confer on me the greatest honour in the world, I should be greatly obliged to you in case you could render me the service of procuring for me such a high distinction. I am just now occupied with two different observations which I hope to send to you and to the learned Philosophers within a few days. I thank you very much for the Collections and for the list of fellows of the Royal Society. Please give my humble greetings to those gentlemen, and I shall remain all the days of my life, Sir,
Your greatly obliged and very humble servant,
Antonj Leeuwenhoeck. |
|