Alle de brieven. Deel 1: 1673-1676
(1939)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekendBrieven 1-21.
| |||||||
Gepubliceerd in:
| |||||||
Korte inhoud:Waarnemingen over den bouw en den groei van schimmel, den angel en de monddeelen van de bij, het oog van de bij, de monddeelen, de sprieten en de pooten van de luis. Toelichting van de bij deze observatiën behoorende teekeningen. | |||||||
Figuren:De oorspronkelijke teekeningen zijn verloren gegaan. Tien ervan zijn gepubliceerd in de Phil. Trans. Vol. VIII. No. 97. 6 Oct. 1673. Tab. I. Fig. 1 t/m 10. De bijbehoorende teekeningen over de luis ontbreken. | |||||||
Opmerkingen:Leeuwenhoeck's brief was door Regn. de Graaf naar de Royal Society te Londen gestuurd. De inhoud is slechts bekend door het hier gepubliceerde uittreksel in Engelsche vertaling, dat door den Secretaris der Royal Society, Henry Oldenburg, werd ingeleid. De hier gegeven vertaling in modern Hollandsch is van de hand van Prof. Swaen. Dit geldt ook voor de toelichting der figuren, die op verzoek van de Royal Society door Leeuwenhoeck later zijn nagezonden. | |||||||
Letter No. 1 [1].
| |||||||
Published in:
| |||||||
Summary:Observations on the structure and growth of mould (fungi); on the parts of a bee's mouth, its sting and its eye; on the feelers and legs of a louse and the parts of its mouth. Explanation of the drawings accompanying these observations. | |||||||
Figures:The original drawings are lost. Ten of them were published in the Phil. Trans. Vol. VIII. No. 97. 6 Oct. 1673. Tab. I, figs. 1-10. The drawings concerning the louse are wanting. | |||||||
Remarks:Leeuwenhoeck's original letter is lost. It was sent to the Royal Society in London by Regn. de Graaf. Its contents are known from the English extract which follows. It was published in the Philosophical Transactions with an introduction by Henry Oldenburg, the secretary of the Royal Society. In its turn the English text was translated into modern Dutch by Prof. Swaen, who also rendered into Dutch the explanations of the figures which L. afterwards sent at the request of the Royal Society. | |||||||
Proeve van eenige waarnemingen met een microscoop, uitgevonden door den Heer Leeuwenhoeck in Holland, onlangs medegedeeld door Dr. Regnerus de Graaf. Degene die deze waarnemingen - die zoo aanstonds zullen worden medegedeeld - bericht, vermeldt in een brief van 28 April 1673 uit Delft, dat een zekere Heer Leeuwenhoeck onlangs microscopen heeft uitgevonden, welke de tot nu toe door Eustachio Divini en anderen vervaardigde overtreffen. Hij voegt er aan toe, dat Leeuwenhoeck een proeve heeft gegeven van hun voortreffelijkheid door middel van verschillende waarnemingen en tevens bereid is moeilijke opdrachten te ontvangen voor verdere observatiën, indien de Liefhebbers dezulke mochten wenschen te zenden: wat zij stellig zullen wenschen te doen. De waarnemingen zelve. Ga naar margenoot+1. Door sommigen is het voorgesteldGa naar voetnoot1, dat de schimmel op het leer, het vleesch of andere dingen, uitschiet als de stengels van gewassen, zoodat sommige dier stengels zich voordeden met ronde knoppen aan hun uiteinde en andere met bloesemachtige bladeren. Maar ik neem waar, dat zulk een schimmel eerst opschiet met een rechten, doorschijnenden steel, in denwelken een uit globulen bestaande zelfstandigheid wordt opgedreven, welke zich voor het grootste gedeelte stelt bovenaan den steel en wordt gevolgd door een andere globule, welke de eerste voortdrijft hetzij zijwaarts of bovenaan, die weer wordt opgevolgd door een derde en meer globulen; en deze alle vormen ten leste één grooten knop op den steel, wel honderd maal zoo dik als de steel zelve. En in werkelijkheid bestaat deze knop uit niets anders dan vele kleine, rondachtige knopjes; en als deze in getal toenemen, begint de groote knop uiteen te barsten en heeft dan het voorkomen van een soort bloesem met bladerenGa naar voetnoot2. | |||||||
A specimen of some Observations made by a Microscope, contrived by M. Leewenhoeck in Holland, lately communicated by Dr. Regnerus de Graaf. The person communicating these Observations, by and by to be delivered, mentions in a Letter of his, written from Delpht April. 28. 1673. that one Mr. Leewenhoeck hath lately contrived Microscopes excelling those that have been hitherto made by Eustachio Divini and others; adding, that he hath given a specimen of their excellency by divers Observations, and is ready to receive difficult tasks for more, if the Curious here shall please to send him such: Which they are not like to be wanting in. The Observations themselves. Ga naar margenoot+1. The Mould upon skin, flesh, or other things, hath been by someGa naar voetnoot1 represented to be shott out in the form of the stalks of Vegetables, so as that some of those stalks appeared with round knobs at the end, some with blossom-like leaves. But I do observe such Mould to shoot up first with a straight transparent stalk, in which stalk is driven up a globous substance, which for the most part places it self at the top of the stalk, and is follow'd by another globul, driving out the first either side-ways, or at the top, and that is succeeded by a third and more such globuls; all which make up at last one great knob on the stalk, an hundred times thicker than the stalk it self. And this knob indeed consists of nothing else than of many small roundish knobs, which being multiplied, the big knob begins to burst asunder, and then represents a kind of Blossoms with LeavesGa naar voetnoot2. | |||||||
Ga naar margenoot+2. Ik bevind, dat de angel van een bij van een ander maaksel is dan door anderen is beschrevenGa naar voetnoot3, want ik heb er twee andere angels in waargenomen, gelegen binnen de dikte van den eersten, elk met zijn eigen scheede. Ga naar margenoot+3. Verder neem ik vóór aan den kop der bij twee leden waar met tanden, welke ik schrappersGa naar voetnoot4 noem, mij inbeeldende, dat dit de organen zijn waarmede de bij de wasachtige stof van de plant schrapt. Bovendien vind ik twee andere leden, elk met twee geledingen, die ik armen noem, waarmede ik geloof, dat dit insect werkt en de raten maakt. Bovendien is er een klein lichaampje, hetwelk ik den wisscher noem en dat ruw is en de andere leden in dikte en lengte overtreft; en hiermede beeld ik mij in, dat de bij de honingstof van de plant wischt. Alle vijf deze leden kan de bij, wanneer zij niet werkt, vernuftiglijk en in groote regelmaat dicht onder haar kop leggen. Ga naar margenoot+4. Wat nu het oog der bij aangaat, hetwelk ik uit haar kop heb genomen en deszelfs binnenste deel voor den microscoop heb gesteld, bevind ik, dat de bij haar licht ontvangt juist met dezelfde schaduw als wij de honingraat zien; waaruit ik geneigd ben op te maken, dat de bij niet door kunst of kennis, doch slechts volgens het patroon werkt, dat zij in haar oog ontvangtGa naar voetnoot5. Ga naar margenoot+5. In een luis bemerk ik, zooals ook anderenGa naar voetnoot6 hebben gedaan, | |||||||
Ga naar margenoot+2. The Sting of a Bee I find to be of another make than it hath been described by othersGa naar voetnoot3. For I have observed in it two other stings, that are lodged within the thickness of the first sting, each having its peculiar sheath. Ga naar margenoot+3. Further I observe, on the Head of a Bee before, two artus or limbs with teeth, which I call ScrapersGa naar voetnoot4, conceiving them to be the organs wherewith the Bee scrapes the Waxy substance from the Plant. Besides, I find two other limbs, each having two Joints, which I call Arms, wherewith I believe this Insect performs its work and maketh the Combs. Moreover, there is also a little Body, which I call the Wiper, being rough and exceeding the other Limbs in thickness and length, by which I am apt to believe the Bee wipes the Hony-substance from the Plant. All which five Limbs the Bee, when she doth not work, knows curiously to lay by close under her head, in very good order. Ga naar margenoot+4. As to the Eye of the Bee, which I have taken out of the Head, exposing its innermost part to the Microscope; I find, that the Bee receives her light just with the same shadow as we see the Hony-combs: Whence I am prone to collect, that the Bee works not by art or knowledge, but only after the pattern of the light received in the EyeGa naar voetnoot5. Ga naar margenoot+5. In a Lowse I observe indeed, as othersGa naar voetnoot6 have done, a | |||||||
een korten, spits toeloopenden neus met een holte erin, waaruit het diertje, wanneer het voedsel wil opzuigen, zijn angel steektGa naar voetnoot7, welke, althans in mijn oog, ten minste vijf en twintig maal zoo klein is als een enkel haarGa naar voetnoot8. Doch ik bevind, dat de kop overal elders in het rond zeer dicht is, zonder eenige dier naden, waarmede anderen hem hebben voorgesteld. De huid van den kop is ruw, gelijkende op een huid waarin vele putjes zijn. In de twee hoornenGa naar voetnoot6 vind ik vijf geledingen; anderen hebben er slechts vier in opgemerkt. Eén klauw van haar pootGa naar voetnoot9 is van de structuur van dien der arenden, maar de andere van denzelfden poot staat rechtuit en is zeer klein; en tusschen deze twee klauwen is een verheven gedeelte of knop om des te beter het haar te kunnen grijpen en vasthouden. De afbeeldingen van enkele der microscopische waarnemingen van den Heer Leeuwenhoeck, eerder gepubliceerd (in No. 94, blz. 6037-6038), tezamen met derzelver uitlegging. Ga naar margenoot+Deze weetgierige waarnemer, uitgenoodigd zijnde door den uitgever sedert zijn eerste mededeelingen (alreeds in deze verhandelingen afgedrukt) om welwillend de Afbeeldingen over te zenden van wat hij zoo wel had geobserveerd, heeft niet alleen vriendelijk aan dat verzoek voldaan, doch nieuwe waarnemingen daaraan toegevoegd. Wij hebben gemeend jegens hem verplicht te zijn zoowel de AfbeeldingenGa naar voetnoot10 als zijn toevoegsels daartoe af te drukken, ofschoon wij voor ditmaal moeten volstaan met eerstvermelde, terwijl wij de laatstgenoemde voor een volgende gelegenheid bewaren. En bij de uitlegging dezer afbeeldingen zullen wij U hier in het Engelsch weergeven, wat de waarnemer ons in het Hollandsch zond. | |||||||
short tapering Nose, with a hole in it, out of which that Insect, when it will draw food, thrusts its stingGa naar voetnoot7, which, to my Eye, was at least five and twenty times less than one single HairGa naar voetnoot8. But I find the Head every where else very close round about, and without any such sutures as some have repesented it. The Skin of the Head is rough, resembling a skin that hath many dints in it. In the two HornsGa naar voetnoot6 I find five Joints; others having marked but four. One Claw of her footGa naar voetnoot9 is of the structure of that of an Eagles, but the other of the same foot stands out straight, and is very small; and between these two claws there is a raised part or knob, the better to clasp and hold fast the hair. The figures of some of Mr. Leewenhoeck's Microscopical Observations, formerly publish't (in Numb. 94. p. 6037. 6038.) together with their Explication. Ga naar margenoot+This Curious observer, having been desired by the Publisher, since his first Communications, already printed in these Papers, that for further satisfaction, he would please to transmit the Figures of what he had so well observed, and he having not only very obligingly complied with that desire, but also added New Observations; we thought ourselves bound to do him right in publishing both the FiguresGa naar voetnoot10 of his former Communications, and his Additions thereunto; though for this time we must content our selves only with the former of these, reserving the latter for another opportunity. And in the Explication of these Figures we shall here give you in English, what the observer sent us in Dutch. | |||||||
Ga naar margenoot+In fig. 1 is AB de groote angel, of liever de scheede of het omhulsel der bij, waaruit de twee angels werden genomen (want dat de bij er twee heeft, heeft deze waarnemer ons reeds vroeger medegedeeld); E is de holte der scheede waarin de zoo aanstonds te beschrijven twee angels liggen; gelijk een schacht genomen uit een hoendervleugel en voor een derde harer lengte afgesneden en aan de kanten een weinig ingebogen naar ED is de dikte der scheede onderaan, en omtrent DA vertoonen zich de twee angels, ieder op zijn eigen plaats, hetwelk ik zelf heb gezien, toen ik dit gedeelte der scheede aan stukken brak. Ga naar margenoot+In fig. 2 is H I een gedeelte van den angel uit de scheede A B genomen, die zich een weinig zijwaarts vertoont, weshalve de haken of vorken K K niet zoo groot en scherp lijken als zij inderdaad zijn. L is de rug des angels zonder de haken, welke kant of rug bijna even breed is als een der zijden des angels, wanneer de haken zichtbaar zijn. Ga naar margenoot+In fig. 3 is M N de geheele angel, ook uit de scheede A B in fig. 1 genomen en met zijn rugzijde, waaraan de vorken ontbreken (zooals zichtbaar is in fig. 2 bij L), naar het oog gericht. Hier vertoonen zich de haken (ofschoon van het oog afgewend) door den angel heen, zooals bij R. Het bovengedeelte des angels, N Q, is allerzijds gesloten en hol van binnen, terwijl het benedengedeelte Q S open is. S M is een gedeelte van de afgebroken zenuw, welke bijkans even lang is als de geheele angel. Wanneer de zenuw in haar geheel uit het lichaam kan worden genomen, trekt zij samen als een halve maan in vorm en vertoont de kleur van schildpad, evenals de angel zelve. O P is het lichaam dat vastzit aan den angel en geplaatst is in het dikkere gedeelte van de scheede D C A (in de eerste fig.), te weten S omtrent A en T naar D. Ga naar margenoot+In fig. 4 zijn a b c de beide angels zooals zij tezamen vooraan liggen, dicht tegen de scheede; toch is een derzelve een weinig hooger dan de andere en aangezien er bij a nog iets van de scheede te zien is, schijnen de beide angels één te zijn, aan beide zijden van haakjes voorzien. Ga naar margenoot+In fig. 5 zijn e d f g h de beide angels, gedeeltelijk uit hun scheede. Toch steekt de angel e d h ietwat hooger uit de scheede dan de angel g f h. Zoo heb ik ze in rust in hun scheede vinden liggen. Ga naar margenoot+In fig. 6 ziet men twee angels een weinig uit hun scheede stekende. Wat nu aangaat de beweging dezer angels, verbeeld ik mij, dat zij als volgt geschiedt. Eerst trekt de bij haar scheede tezamen met derzelver angels uit haar lichaam en tracht deze [scheede] zoover mogelijk te duwen in het lichaam dat zij wil steken, tegelijk met een der angels, welken zij dan uit het omhulsel | |||||||
Ga naar margenoot+In Fig. 1. A B is the great Sting, or rather the Sheath or Case of the Bee, out of which were taken the two Stings (for, that the Bee hath two, this Observer formerly acquainted us with;) E is the cavity of the sheath, in which the two stings, by and by to be described, lye; like a quill pulled out of a fowl's wing, and of that cut off a third part in length, and by its sides bent a little inwards towards E. D is the thickness of the Case beneath: And about D A the two Stings shew themselves, each in a place by it self; which I have seen my self, when I broke this thick part of the Sheath in pieces. Ga naar margenoot+In Fig. 2. H I is part of the Sting taken out of the Sheath A B, which appears a little side-ways; whence it is, that the crooks or forks K K do not show so big nor sharp, as indeed they are. L. is the back of the sting without forks; which side or back is almost as broad as one of the sides of the sting, when the crooks appear. Ga naar margenoot+In Fig. 3. M N is the whole Sting, taken also out of the Sheath A B in Fig. 1, and with its back, which is without forks (as hath been shewn in Fig. 2 by L,) turn'd to the Eye. Here the crooks shew themselves, (though turn'd from the Eye) through the Sting, as appears by R. The upper part of the Sting N Q is closed round about, and hollow within; and the lower part Q S is open. S M is a part of the broken sinew, which is very near as long as the whole sting; and when it can be taken whole out of the body, it contracts it self into the shape of a half Moon, and appears of the colour of a Tortoise-shell, as also doth the Sting it self. O P is the body fastned to the Sting, and placed in the thicker part of the Case D C A (in the first Figure) to wit, S about A, and T towards D. Ga naar margenoot+In Fig. 4. a b c are both the Stings, as they lye together before, close against the sheath; yet is one of them a little higher than the other: And forasmuch as at a there is yet seen a little of the sheath, here both the stings seem to be one, furnish't on both sides with crooks. Ga naar margenoot+In Fig. 5. e d g f h are both the Stings, in part out of their Sheath; yet doth the Sting e d h stand a little higher out of the case than the sting g f h. Thus I have found them to lye in their sheath, when they are at rest. Ga naar margenoot+In Fig. 6. Two stings, standing also a little out of the sheath. As to the motion of these Stings, I conceive it thus to be made: First, the Bee draws her sheath, together with its stings out of the body, and endeavors to thrust it as far as she can into the body she will sting, together with one of the stings, which at that time she draws out of the case: which sting when she is drawing back again, but it not being able, by reason of the crooks, to return, she pulls the | |||||||
trekt: wanneer zij dezen angel weer tracht terug te trekken - wat zij niet kan vanwege de haakjes - steekt zij de scheede en den anderen angel dieper in het lichaam. Thans gebruikt zij den anderen angel, welken zij zoo diep doenlijk in het lichaam steekt en dan weer tracht terug te trekken, waardoor zij de scheede en den eersten angel nog dieper in het lichaam steekt. Hiermede gaat zij zoolang voort totdat zij de angels zoowel als de scheede tot aan het dikke gedeelte dezer laatste in het lichaam heeft gedrongen; daarna hebben de angels niet langer de beweging uit de scheede noodig, wanneer de angel in zijn geheel (fig. 3), O T P, van C naar D kan bewegen in het dikke der scheede C D A (in fig. 1). Dit dan wat betreft den angel der bij. Laat ons thans zien, hoe onze Waarnemer die zijner Afbeeldingen verklaart, welke de verschillende geledingen voorstelt, door hem waargenomen in den kop eener bij, kortelijks vermeld in het vorengenoemde No. 94. Ga naar margenoot+Zie dan diezelfde Plaat I, fig. 7, waar D A B C een der kleine leedjes is welke de bij op het voorste gedeelte van den kop heeft en welke hij armen noemt, waarmede hij meent dat zij haar honingraten maakt, en welke alle twee voorzien zijn van drie afzonderlijke geledingen, bij D A B. Ga naar margenoot+In fig. 8 is E F een der leedjes, welke de bij eveneens op het voorste van den kop draagt, door hem schrappers geheeten, waarmede, naar hij meent, zij de was van de bloemen schrapt. Ga naar margenoot+In fig. 9 is G H het leedje, ook voor op den kop geplaatst en door hem wisscherGa naar voetnoot11 geheeten, waarmede, zoo vermoedt hij, zij den honing van de bloemen afwischt. Ga naar margenoot+Fig. 10 K N stelt den schrapper eener wilde bij voor, welken hij hier met dat der overige vertoont, wijl ze in maaksel verschilt van den schrapper eener tamme bij (boven in fig. 8). | |||||||
sheath and the other sting deeper into the body. Now it is that she useth her other sting, which she then thrusts also into the body as deep as she can, and then endeavors to pull that back also; by which pulling back she thrusts her sheath and first sting yet deeper into the body: And this she continues so long till she gets both the stings and the sheath, as far as to the thick part of the sheath, into the body; which done, the stings need no more motion out of the sheath, when the body of the sting (in Fig. 3.) O T P in the thickness of the sheath C D A (in Fig. 1.) can move from C to D. And so much for the Stings of the Bee. Let us now see how our Observer explains his Figures, representing the several artus or limbs, he hath taken notice of about the Head of the Bee; which were also briefly mentioned in the aforesaid Numb. 94. Ga naar margenoot+See then the same TABLE I. Fig. 7. where L D A B C is one of the two small limbs, which the Bee has on the fore-part of her Head, and which he calls Arms, wherewith he judges she makes her Hony-combs, each furnish't with three peculiar joints, as at D, A, B. Ga naar margenoot+In Fig. 8. E F is one of the small limbs, which the Bee hath likewise on the fore-part of her Head, by him called Scrapers, by the help of which, he conceives, she scrapes the wax from flowers. Ga naar margenoot+In Fig. 9. G H is the small limb, which is also placed before on her head, and is by him call'd the WiperGa naar voetnoot11, wherewith he conjectures she wipes off the Hony from the flowers. Ga naar margenoot+Fig. 10. K N represents the Scraper of a wild Bee, which he exhibits here with the rest, because it is of a different make from the Scraper of a tame Bee, above in Fig. 8. |
|