Die stond daar doodsbleek met de lippen op elkaar genepen, den degen in de hand.
‘Voort,’ riep de ander, ‘en wie je binnen vijf minuten nog in het oog krijgt, geef ik het recht, om je met de rijzweep te bewerken, als een schurftigen hond met den knuppel.’
En hierbij wees hij op zijn zes grijnzende knechten.
Een seconde later toonde ons de booswicht zijn in den galop dansenden rug, doch voor hij zich achter het kreupelhout onzichtbaar gemaakt had, stak hij een dreigende vuist op.
We zullen hem nog weerzien, heb ik toen voorvoeld.
‘Opstijgen,’ werd er geroepen.
Een van de pikeurs hield een reserve-schimmel bij den teugel vast. Die bleek voor mij bestemd te wezen. Dadelijk zetten wij ons in draf. Aan mijn rechterzijde reed mijn vader, grimmig en recht als een krijgsman, den steek in de oogen gedrukt; aan mijn linker mijnheer de Pomponne, rustig, strak en onbewogen, met zijn door rimpels en litteekens beschreven gezicht, en als een haag daaromheen de gewapende mannen.
‘Vader, vergun mij, dat ik U een verzoek doe, en een vraag.’
Er werd norsch en kort geknikt.
‘Genade voor den dief van mijn plunje, die mij mild behandeld heeft, en dan - welk besluit is over mij genomen?’