wimpel op den top van den mast? De bemanning bestond uit een meisje, dat denzelfden naam droeg als het schip, en bovendien uit haar vader, een verwant van ons.
Zoodra zij aan wal waren gestegen, en ik met een goedig meewaren begroet was, verschool ik mij voor Marianne Pierrette, en zette mij vol smachtende droomen in de buurt neer van het vaartuig, dat háár woning was.
Eenmaal, op een stillen, warmen namiddag ontdekte ik, terwijl ik naar de vertrouwelijke dingen staarde op het dek, tusschen een rijtje van helderwit waschgoed, een kooitje met een vink er in aan een lijn opgehangen. Wat een kans was voor een waagziek hart. Op hetzelfde oogenblik had ik mij in het gevederde harlekijnspak van mijn hupschen vriend gestoken! Dadelijk daarop zeilden wij weg.
Tot de zon zonk, had ik het meisje vlak bij mij, nu eens met haar bruine armen in de tobbe knedend, dan weer naar de roerstang grijpend, of, de handpalm boven de oogen, naar de voorbijvarende schepen turende.
Toen het donker was geworden, haakte ze mij los van de lijn. Ze klom een laddertje af naar beneden, en dan hing ze mij op in het roefje, waar ze slapen zou. Klein was het daar alles, en dicht bij elkander, een doos leek het, om door een kind op zijn feestdag met