Dye hystorien ende fabulen van Esopus
(2013)–Gheraert Leeu– Auteursrechtelijk beschermdFabels en anekdotesGa naar voetnoot7Het genre van de fabel is moeilijk te omschrijven en scherp af te grenzen van verwante genres als het exempel en de parabel.Ga naar voetnoot8 Der neue Pauly geeft een bruikbare definitie van dit genre. Een fabel is een kort fictief verhaal met een inherente moraal. De handelende personen kunnen sprekende dieren zijn, maar ook natuurfenomenen (zon, maan, sterren, regen of de wind), bomen, planten en gebruiksvoorwerpen. De protagonisten gaan vaak onderlinge geschillen aan over wie de meeste macht heeft. Ook mensen raken in gesprek met elkaar en met de hierboven genoemde protagonisten. Een goede fabel bevat naast een pakkend verhaal ook een directe boodschap en een moraal waar lering uit getrokken kan worden.Ga naar voetnoot9 De definitie van de fabel komt overeen met die van Jill Mann in haar studie From Aesop to Reynard.Ga naar voetnoot10 In het hoofdstuk ‘How animals mean’, dat vol zit met talloze voorbeelden uit de fabels, die te veel zijn om hier op te noemen, behandelt zij uitgebreid de eigenschappen van de fabel.Ga naar voetnoot11 Omdat zij een aantal verhelderende aanvullingen geeft op de bestaande definities, volgen hier summier enkele van haar belangrijkste beweringen. Mann haalt veelvuldig Klaus Doderer aan die onderzoek heeft gedaan naar de kenmerken van de fabel.Ga naar voetnoot12 Fabels spelen zich af op een ‘emptied stage’. Alleen de noodzakelijke rekwisieten worden genoemd: ‘hinter diesem Requisit ist die Bühne leer.’Ga naar voetnoot13 Het ontbreken van alledaagse details voorkomt dat men de dieren als mensen gaat beschouwen. De dieren hebben geen verleden. Ze zijn gekozen puur op grond van hun functionele eigenschappen: de kraanvogel vanwege zijn lange hals, de vos vanwege zijn sluwheid, de wolf vanwege zijn vraatzucht. Het handelen van de dieren wordt bepaald door de natuur, niet door menselijke overwegingen. Als dieren zich tegennatuurlijk gedragen, loopt het slecht met ze af. De ezel die een schoothondje wil zijn, wordt geslagen, de ekster die zich met pauwenveren opdoft, krijgt van zijn soortgenoten een pak slaag. Dieren die het slachtoffer worden van de streken die hen door andere dieren worden geleverd, worden niet als zielig beschreven. Niet: ‘en de wrede wolf vrat het arme lammetje op’, maar: ‘en de wolf vrat het lam op’. In veel fabels wordt gewaarschuwd voor misleidend taalgebruik (verba blanda). Alleen zotten hechten waarde aan vleierijen, bluf, bedreigingen, beloftes of argumenten. Het doel van de eenvoudige verhalen is om de boodschap, de moraal ontdaan van alle emotionele ruis, kort en bondig tot zijn recht te laten komen. De moraal is niet christelijk, maar pragmatisch, gebaseerd op verstandelijke en wereldwijze overwegingen. Arnold Henderson omschrijft de fabel als een heidens genre ingevoerd in een christelijke wereld.Ga naar voetnoot14 Aan het eind van haar lezenswaardige betoog citeert Mann Doderder: ‘für sie [die Fabel] gelten kaum Demut, Mitgefühl, Gläubigkeit oder Frommsein als erstrebenswerte Lebensinhalte, viel eher Schläue, Listigkeit, Klugheit und Einsichtigkeit...Gott hat in der Fabel wenig zu suchen.’Ga naar voetnoot15 De goden (bijvoorbeeld Jupiter, Apollo en Mercurius) daarentegen komen in de vita, maar ook in de fabels regelmatig voor. Met name in de vita speelt Apollo een belangrijke rol. Opmerkelijk is bovendien dat de fabels in de vita vaak etiologisch van aard zijn. Ze eindigen steevast op: ‘en daarom ...’ (vliegt de vleermuis alleen ‘s nachts; broedt de adelaar in een ander seizoen; kijken mensen achterom als ze gedefeceerd hebben etc.) De Esopus kwam in 1485 van de pers. Het is interessant om te weten wat men in de vijftiende eeuw onder een fabel verstond. Anda Schippers onderzocht de voorreden en prologen in zes Nederlandse fabelverzamelingen om zo een indruk te krijgen van wat de middeleeuwse en vroegmoderne auteurs in de teksten zelf over het begrip fabel te melden hadden.Ga naar voetnoot16 Zij kwam tot de conclusie dat er in de zes bundels geen vastomlijnde omschrijving van het genre is terug te vinden. Fabels kunnen de lezers wat leren; dit komt terug in alle onderzochte fabelbundels. De lessen uit de fabels kunnen het zelfinzicht vergroten, waardoor men beter in staat is een deugdzaam leven te leiden, in de hoop op een plaats in de hemel. Vaak wordt vermeld dat fabels dierlijke, sprekende personages ten tonele voeren en dat fabels vermakelijk en ontspannend zijn. Hierdoor wordt de les, die er in verwerkt zit, beter begrepen en onthouden.Ga naar voetnoot17 In de Esopus treffen we behalve fabels met dieren ook fabels aan waarin mensen voorkomen die met elkaar een dialoog aangaan. Schippers merkt hierover op dat wij dit naar moderne maatstaven anekdotes zouden noemen. Zij gebruikt de term anekdote ‘om een breed scala aan verhalende teksten aan te duiden waarin uitsluitend menselijke personages optreden die uitsluitend menselijke beslommeringen tot onderwerp hebben. Vaak is er sprake van een probleem of conflict, dat op een verbazingwekkende of slimme manier opgelost wordt. Naar middeleeuwse standaard kunnen ook fabels onder deze omschrijving vallen.’ Zij hanteert de term anekdotes in dit verband alleen om de moderne opvatting waarin een duidelijk onderscheid tussen fabel en anekdote verondersteld wordt, weer te geven.Ga naar voetnoot18 |
|