Den hemel op aarden
(1703)–Frederik van Leenhof– Auteursrechtvrij
[pagina 112]
| |
Middelen van voortplantinge der waare blijdschap, omtrent zig zelven, zamenkomsten, huisgezinnen, schoolen, enz.Ga naar margenoot+ ALs elk een van zig zelven begint, en de waare Blijdschap door regte middelen aanqueekt, zoo kan dat werk in 't openbaar by de Politie en Kerke te beter voortgaan. 't Gemeen bestaat uit bezondere menschen, en de grond van de gemeene hervorminge is in yeders goede bestieringe gelegen. Wy zullen dan eerst van ons zelven aanvangen in deze tweede rang van middelen. Ga naar margenoot+ 1. Die zig niet bestieren kan, en kan niets by na in de menschelijke by een komsten bestieren; zig te kennen, en zig te konnen bestieren, is even omtrent het zelve; die zig kent en zijn zwakheid weet, kan wet en regel aan zig geven, en zig bewaaren van door zijn swakheid geen roof te zijn van een anders begeerlijkeheid; die zoo verre geraken kan, dat hy hem zelven in voorvallen, zoo als ze komen, bezit, en meester is, kan zijne zaken en handelingen naar 't voorschrift van de reden stieren, en heeft hy hartstogten, tegen zijn natuir strijdende, die hem daar in verhinderen, hy moet ze in haare voorvallen en gelegentheden ontgaan, en ze tragten te kennen; om ze ten minsten te ontgaan, of meerder meester te worden; maar voor al moet hy meester worden van de oneedele droefheid, en naargeestigheid; 't welk best op volgende maniere geschieden kan, dat hy, behalven een vaste overweginge van de re- | |
[pagina 113]
| |
denen, die voor de waare blijdschap pleiten, en de beschouwinge van de afschuwelijkheid en dwaasheid der naargeestigheid, door een sterker drift van lust tot lof, gezontheid, verkrijginge van zoo veele en heerelijke beloonignen in 't Rijke der Blijdschap, daar alle droevige inbeeldingen worden afgetrokken; of; om wat nader aanwijzinge te doen, voor eerst, brengt alle uwe moejelijke gedagten tot de Goddelijke eeuwige liefde, die noodzakelijk, gestadig voorgedragen aan de ziele, alle hartstogten, en met namen de droefheid verslint: leert daar en boven den aard der droefheid zelve verstaan, en de eeuwige ordre daar van, in 't vormen van een evenmatig denkbeelt van uwe droefheid, zoo zal die verdreven worden, na de mate van de klaarheid en tegenwoordigheid van dat denkbeeld; maak ook, overwegende de oorzaken van uwe droefheid en naargeestigheid, dat gy de zelve van uwe droefheid afscheit, en ze tot and're dingen overbrengt: want daar kan my geen reden van droefheid voorkomen, of ik kan ze als ydel aanmerken; ik kan ze tot wat anders, zelfs tot de blijdschap brengen, ik kan ook de redenen en oorzaken verspreijen, om te minder kragt te konnen oeffenen op mijn gemoet; ik kan ze verdeelt, en in magt vermindert, te beter met wapenen bestrijden en meester worden; om ze als een bullebak te leeren veragten, en de smaak van de blijdschap al aangenamer wordende, de zelve als nevel, voor haare klaarheid doen wegstuiven: gelijk hy, die 't beproeft, zal gewaar worden: voor al draag zorge, dat gy nooit u daar in toegeeft, dat ze u lichchaam bederve, en dat het ongeneeslijk worden mag, door een doodelijke halsterrigheid; komt u droefheid over, zit niet, | |
[pagina 114]
| |
doet iets anders, en laat u geest door and're voorwerpen worden afgetrokken, en door jok, en spel, en tijdkortingen, die u vermaken, en tot niemants schade wezen konnen. Kiest menschen, die u ongevoelig van u quaad aftrekken en vrolijk maken; maak u lichchaam sterk door goede spijs en drank; en wel, die nog traagheid nog melancholije baren, en oeffen het met matige bewegingen, (zoo 't niet te lank zou vallen) men zou ligtelijk alle deze zaken door voorbeelden konnen bevestigen; omtrent de droefheid byzonder: alzoo de swaardere naargeestigheid, inzonderheid, als 't temperament 'er wat naar helt, beswaarlijk is, om te overwinnen. Ga naar margenoot+ 2. Die wijkt zomtijds, als ze iets is ingewortelt, zelve voor geen Musijk, daar anders Sauls booze geest van naargeestigheid meermalen wat door verligt wierd 1 Sam. 16. een Konst den geleerden zeer noodig, en allen menschen van ernstige en veele bezigheden; om de dofheid van haaren geest te herstellen: gelijk die (latende 't misbruik varen, dat in de beste zaken is) alle tijd een groot behulpmiddel van blijdschap en aanmoediginge geweest is; en alzoo die konst een zeer groote heerschappije heeft, om de blijdschap en harmonie van gemoederen door te zetten, en de rouwheid en ongeschaaftheid van zeden te verbeteren; zoo is 't, dat we de zelve alhier in de tweede plaatze stellen, zonder dat we ons daar omtrent tegenwoordig verder inlaten: gelijk wy iets meer daar van omtrent het middel van Salomons blijdschap in de Prediker hebben nagelaten. En alzoo deze Konst van yeder beminnaar en voor zig zelven kan ter verquikkinge verstrekken; zoo is ze byzonder, 't zy met de stemme, of werktuigen, of beide zeer nuttig voor gezelschap- | |
[pagina 115]
| |
pen; om aan de zelve vreugde aan te doen, ja voor de gantsche Borgerstaat, haar geluit kan door Steden gaan met Klokwerk, door Kerken met Orgelen, Stemmen, en velerhande Instrumenten, door 't Leger met Trommels, Trompetten, Bazuinen, Cornetten, en diergelijke gevondene werktuigen; om de Soldaten ordre, en moed te geven, en tot den krijg aan te hitsen: 3. En alzoo wy van zelfs tot de zamenlevinge, Ga naar margenoot+ buiten elk op zig zelven geraken, en de vriendschap aldaar ter blijdschap moet worden aangequeekt; zoo is 't zeer noodzakelijk tot voortplanting de wetten der zamenlevinge te verstaan, daar van wy dit volgende gaan aanteekenen. Die lustig zijn pligt zonder parade en edelmoedig Ga naar margenoot+ waar neemt, en daar in vergenoegt is, God kennende, en wetende, dat men een kleed van gemak in huis mag dragen, en iets meerder na 't gemeen opgeschikt, (om zinnebeeldig te spreken) moet voor den dag komen, is in staat; om 't genoegen en de blijdschap in de zamenlevinge ook tot zijne naasten te brengen; indien hy maar op volgende zaken agt geeft, die ik mede Ga naar margenoot+ door ervarentheid heb beproeft, dat goed zijn, en die elk verstandige zal moeten toestemmen. Handelt bedagtzaam en vriendelijk; leert de Ga naar margenoot+ menschen kennen; zy zijn verscheiden van aard, en eerge u met yemand in laat, spreekt en handelt eerst in 't gemeen met zulke zede plichten, die aan al de waerelt moeten regtveerdig en goed geoordeelt, genoegen geven, en die uit de menschelijke natuire zelve zijn gehaalt. Veragt niemant om zijn Godsdienst, als hy Ga naar margenoot+ 'er door maar vreedzaam leeft: 't is Gods werk, het geloove te schenken. Wikkelt u zelden in geschillen daar over: zy baren tweedragt, yeder | |
[pagina 116]
| |
wil winnen, en liever de ziele van de Godsdienst, de liefde verzaken: nogtans moet men elkand'ren stigten t' aller tijd en gelegentheid; maar 't heeft een byzondere behandelinge en wijsheid van nooden, daar wy nu niet van spreken: buiten dat is 't gemaakt, of eigen lof, of schijn van Godzaligheid, of veroordeelinge van zijn evenmensch. Ga naar margenoot+ En aldus moet men haar, die altijd gelijk willen hebben, en te vuir en swaard als 't ware strijden voor 't geen ze eens hebben gezegt, sagtkens laten varen; of gaan ze voorts, is 't noodig, door een vrage, als onnoozel voortgebragt, zonder dat haar drift kan gaande worden, by haar zelven verlegen maken; of is de onbeschaamtheid te groot; mag men 't gezelschap wel vermaken met zulk eenen ten spotte te stellen; op dat hy wijzer werde: zoo 't de nood gebiet. Uit stuirsheid en eigenzinnigheid spruit nooit vriendschap en blijdschap; mijd ze daarom en oeffent vriendelijkheid en gevoeglijkheid; 't zal u by een genoegde geest behouden, en and'ren vermaken. Ga naar margenoot+ Weest in Gewaad, Sieraden en and're uitwendigheden nog slordig, nog popagtig; slordigheid is geen heiligheid, en doorgaans gehaat, en gy maakt uwen ommegank vrugteloos: en popagtig te zijn, met namen voor een Mansperzoon, is belachchelijk, en 't geeft ligtveerdigheid te kennen, en is gemeenlijk een teeken, dat de ziele weinig op geschikt is; die de waare blijdschap heeft, vergaapt zig aan geen kinderlijk mooy. Vlijtigheid en vaardigheid geven een gerust en bly gemoet te kennen, en zijn uitwerkingen van een gezont lichchaam beide aangenaam; om te aanschouwen, en na te volgen. | |
[pagina 117]
| |
Laat 'er in gank, en trony, en woorden niets Ga naar margenoot+ gemaakt zijn, het toont glory, en doet een gezelschap van u de walge krijgen, en zoo strijd het tegen de vriendelijke blijdschap: inzonderheid indien 'er schijnheiligheid onder loopt, en de teekenen van de trony de veragtinge van and're klaarlijk te kennen geven; en nog meer, indien de woorden scherp en hekelagtig bevonden worden, 't geen in een regt lustig en vergenoegt mensch nooit geschieden zal. Eigen lof, die stinkt, laat een ander en niet u Ga naar margenoot+ eigen mond u prijzen, en prijst ook niemand in zijne trony, en voor een gezelschap, dan als ge 't niet verby kont, en dan moet het als van ter zijden en zedig geschieden, 't geen de ervarentheid een verstandige leeren moet. Mijd boersheid, en ongeschaaftheid in gank Ga naar margenoot+ en bewegingen van 't lichchaam, en 't houden van u postuir, en voor al in 't uitbrengen van uwe redenen, 't geeft te kennen, dat u opvoedinge, en waereltkunde kleen is, dat ge u zelven niet wel meester zijt, en dat ge de delicatesse (om te spreken) van de zamenlevinge, om u aan allen aangenaam te maken, niet verstaat, of veragt. Spreek altijd wel van afwezende, van uwe Ga naar margenoot+ Overigheid, van de Godsdienst, van Ouderen en Vrienden, en Medegenooten van u ampt: die tegenwoordige konnen ligt denken, dat ze, als ze afwezig zijn, al mede ten toon zullen staan; en 't is een algemeene misslag by na, dat men veeltijds niet gunstig spreekt van menschen, die uit het gezelschap treden. Dat men in alles toone zeekere hertelijke toegenegentheid Ga naar margenoot+ voor menschen, en dat men resoluit en openhertig zig drage, 't baart vertrouwen | |
[pagina 118]
| |
op u, en daarom vrede en blijdschap: en deze deugt met voorzigtigheid gepaart, behoeft yemand nogtans zoo verre niet te brengen, dat hy als een dwaas zijn gantschen geest uithale. Ga naar margenoot+ In gezelschappen moet men niet juist, 't geen we weten aanstonts zeggen; of, als zommige menschen doen, geen genoegen toonen, voor en al eer ze iets van haare zoetigheden konnen voort brengen, die ze als een register opzeggen, en t' elkens op een and're tijd of plaatze wederom het zelve; zoo datze haar belachchelijk, en hatelijk maken: men moet elk zijne redenen in stilheid aanhooren, zedig daar in vergenoeginge scheppen, of met meerder hartelijkheid, naar dat de zaken zijn. Ga naar margenoot+ Men moet zelve spreken op tijd en wijze, en halen zijn woorden niet anders, als uit het gene ongemaakt, uit de tegenwoordige discoursen geboren word, daar mede behoorlijk zamen hangt. In lustige by een komsten troppen gelijke by gelijke, en 't gaat dan zoo precijs niet toe. By dit alles is Blijdschap. Ga naar margenoot+ In by eenkomste tot blijdschap spreek geen diepe zaken; alles zy gemakkelijk, en tot opwekkinge van de geest: verliest om geen vernuftige schetzery een goed vriend; yeder wil graagst door lof geleit worden. Spreek van zaken,die de meeste vermakelijkheid indagtig maken, alles egter zedig en eerbaar. Spreek van reyzen, gewoonten van Volkeren, van 't geen 'er tot voedinge van een wettige nieuwsgierigheid van de menschen is voorgevallen, hebt u spreekwoorden, aardigheden, en zoete boerterijen zoodanig dat ge u character en waardigheid, en die van 't gezelschap bewaart, en laat 'er uit alles, dat ge spreekt en doet, en jok en spel en ernst, | |
[pagina 119]
| |
Zoete leerzaamheid en vaste ongeveinsde vriendschap ontstaan. En dit zal te beter geschieden; indien gy regt Ga naar margenoot+ overweegt, dat om 't nut van 't gantsche gezelschap te hebben, daar vele menschen u konnen dienst doen, gy ook genootzaakt zijt u eigen zinnelijkheid af te leggen, en met verstand, het genoegen van de meeste menigte op te volgen, en u naar haren aard te schikken. De vrouwelijke Sexe, moet als zwakkere vaten, Ga naar margenoot+ eere ontfangen naar 't zeggen van Petrus 1 Petr. 3:7. Lof en gedienstigheid zijn de twee aspunten, daar op de vrede en blijdschap by de zelve voornamentlijk onderhouden word; men doet ze goed, als men haar nut, en 't voordeel dat ze toebrengen, en 't vermaak aan de gezelligheid zedig melt, en toont, dat men 'er liefde en agtinge en trouwe voor heeft; hoe verre dit omtrent Vrouwen, en Maagden gaat, en na de jaren; moet uit haaren aard, en liefde en zedigheid, en wetten en gewoonten van de Borgerstaat bepaalt worden, en daar van alleen was wel een Boek te schrijven. In alles neem tijd, plaatze en omstandigheden Ga naar margenoot+ in agt, die de zaken, en 't geen nuttig en niet dienstig is, zeer konnen veranderen. Speelt men in gezelschappen, hoe 't ook wezen Ga naar margenoot+ mag, men moet het doen met een gemeen genoegen, en daar moet geen krakeel door ontstaan; men moet 'er zig niet aan overgeven en 't moet ons onverschillig zijn; of men speelt of niet naar gelegentheid, als mede moet het gemoet even eens te vreden zijn, of men wint of verliest, 't strijd anders kragtig tegen de blijdschap en vrede. Omtrent Groote en Aanzienelijke verkeert Ga naar margenoot+ met eerbied, en zekere onderwerpinge, na dat het | |
[pagina 120]
| |
de zake vereist; groote gemeenzaamheid past 'er niet by, byzonder, als ze haare bedieninge en character hanthaven; en is hier groot onderscheid, van Vader, Voogden, Magistraten, Heeren en Meesteren, die alle nog iets zonderlinks vereischen. Ga naar margenoot+ Met zijns gelijke, gelijk elk een zijns gelijke zoekt, en daar by liefst is, verkeertmen onverschillig, gulhertig, en met gelijke eerbewijzinge, en met hoe weiniger complimenten, hoe beter en geruster; daar ze in een statieuse Visite en gemengt gezelschap vermenigvuldigen, is 't moejelijk zig behoorlijk te schikken, en 't is gemeenlijk met vreeze gemengt, en 't is best, dat ze zoo veel niet voorvallen, en dat men met yeder 't zijne te geven naar zijn beste weten, gerustelijk bestaan kan. Ga naar margenoot+ In den ommegank met u minderen, hout agtinge: maar met vriendelijkheid gepaart, en gy zult zekerder van haar gedient zijn; indien gy ze aanmoedigt, en wel doet, en meer u doet beminnen, als vreezen. Ga naar margenoot+ 't Is ook dienstig in een Gezelschap yeder even eens te behagen: hier gelt geen aanneminge des persoons; doet ze nooit blijken, 't baart droefheid, en tweedragt, inzonderheid geeft de oirluistering quaad vermoeden, en loopt tot gramsteurigheid uit. Ga naar margenoot+ Mengt u niet in eens anders zaken, nog weest geen bedillaar en moeyal; als of u naasten haar eigen zaken niet verstonden. Laat yeder een 't zijne beminnen, en 't zal de blijdschap vermeerderen. Ga naar margenoot+ Draagt zorge van niet te ligt te vertrouwen, gelooft, als de slegte alle zaken niet, leert de fauten, en bedriegerijen verstaan; om ze te ontgaan, en ze niet gaande te maaken. Zijt niet | |
[pagina 121]
| |
ligt borge voor yemand: 't belemmert de gedagten, maakt ongerust, en neemt de blijdschap weg: als ook, als men zig in schulden steekt. Maakt in de waereltze veranderingen geen Ga naar margenoot+ nieuwe mode, en gebruiken; maar zoo ze by de meeste, of voornaamste zijn bevestigt: zoo staat ze niet tegen; volgt ze zediglijk na: die stroom is niet tegen te staan, en gy zoud u veragt maken, en uwe gaven, die 't gemeen anders zou konnen deelagtig worden, vrugteloos, en zoo zout ge u zelven en andere tot droefheid en verdriet wezen. Neemtg' een trou vriend aan, of meer; dient Ga naar margenoot+ hem getrouw, zoo wel in tegenspoet als in voorspoet: 't zijn raare juweelen; en 't is zekerst op zig te konnen bestaan, en zijn gerustheid allezins by zig zelven te hebben; die van mindere dingen afhangt, is zekerder en gelukkiger in genoegen en blijdschap, en komt nader aan God,die nergens van afhangt; gelijk wy hier na in God zullen volmaakt zijn. Verwint u Vianden door wel te doen, en den Ga naar margenoot+ haat door liefde. Openbaar geen secreten, hoort, ziet en zwijgt, en dat ge niet wilt dat u geschiede, doet het ook niet aan and'ren. En dit is zoo al 't voornaamste, dat blijdschap Ga naar margenoot+ in de zamenlevinge baren kan; daar zijn de zedelessen, maar gy moet ze zelve oeffenen, en gelijk in alle onderwijzinge, zoo ook hier, gevende en nemende na voorval, en wijsheid van oordeel, u dit alles te nutte maken, en ter stigtinge van 't gemeen doen dienen, met ongedronge behandelingen. 4. Maar daar komt de kinderqueeking; een Ga naar margenoot+ zaake van groten gewigte, daar de grond legt van de welstand van 't gemeen; en 't geene nogtans zoo onordentelijk toegaat, dat men twijfe- | |
[pagina 122]
| |
len kan of zomtijds d' Ouderen beesten, dan redelijke menschen na Gods Beeld geschapen, opvoeden willen; de Regering legt gemeenlijk ook te weinig te koste aan de Schoolen, en de Jeugt, die voor weinig geld, daar naaulijx Schoolmeester van bestaan kan, ondewezen word, en men is mildadig in gebouwen, plantagien, ja verquistingen van 't gemeen, 't geen nogtans vervallen moet, met het verval van de Jeugt. Eerst dan vande Huisgezinnen, en wat ze doen moeten tot voedinge van de blijdschap, zoo de Ouderen door zig zelfs, als door haare bediende, en knegten en maagden. 't Is goed, is de Moeder wat sterk van lichchaam en ziel, en vrolijk van aard, en vol geesten, als een aangenaam steengeitie; 't kint trekt dat voedzel, en werd opgevoet in de moedertaal en schept de eerste vryheid van handelen, en eerlijke zeden. Als 't onder Vaders opzigt ook komen moet; gelijk de Moeder 't zelve de beginzelen der Godsdienst leert: 't moet zijn tot meerder gerustheid, liefde Gods en vertrouwen op hem, met een goed voorbeeld van de beide Ouderen; aan welkers liefde, een kint na zijn aard op gequeekt, zoo wennen kan, dat het, schoon met and're kinderen, die spook en toovery vreezen; en zekere naargeestige gedagten hebben, nogtans daar niet besmet door zal worden, ja zulke kinderen zullen and're belachchen, als ze bemerken, dat ze in 't donker beter derven zijn, als de zelve, en of 'er nog al iets aankleefde, 't kan door de Ouderen ligt verbetert worden. Ik weet het en heb het meenigmalen gezien in and're, welkers Ouderen lachchen met spook en toovery, die zoo onversaagt waren, dat ze, als ze maar buiten stank waren, of in een goed bedde gelegen, zon- | |
[pagina 123]
| |
der schroom zouden ze in dood-kelders, in duistere gaten, en by doodsbeenderen en bekkeneelen geslapen hebben. Zijn de Kinderen van grooten huize, en de Ouderen rijk, men kan ze geven Perzoonen, die haar de opvoedinge in vryheid, en goede zeden, en 't geene haar in 't gezellig leven van nooden is, met zoetheid leeren, en ze met een edele en blijde geest voorgaan. Maar als men kinderen aan knegten, en gelijk 't meest geschiet, aan maagden toevertrout, gelijk 't de meeste menschen niet wel konnen ontgaan, zy moeten zorge dragen, dat ze die met bullebakken en spoken niet en vervaren; om ze te stillen en te beter onder vreeze en bedwang te houden, 't is een verderf voor de vryheid en edelheid van verstand en ommegank, en die kinderen derven naaulijx alleen, 'k late staan, in 't donker wezen, en te bedde leggen. De jonkheid is teeder en ligt geloovig, en genegen om na te volgen; daarom zijn de beeltenissen en indrukselen in 't lichchaam en hersenen zoo strerk, en door gewoonte zoo vast, dat, als 'er daar na door redenkaveling, onderwijs en ervarenheid gedagten van twijfeling ontstaan, die denkbeelden 'er nogtans ten grooten deele blijven, en nooit zoo worden weggenomen, of de mensch werd verrast, eer hy 'er op denkt, of ('t geen altijd niet mogelijk is) eer hy zijne wapenen vaardig heeft, om ze te bestrijden. Eer men tot vaste wapenen komt wat al werk is 'er, en studie en aflegginge van vooroordeelen van nooden, eer men 'er toe komt, men beelt zig in 't donkere te zien, dat 'er niet en is, en door vreeze (de geesten ingetrokken zijnde) aan 't lichchaam te voelen, als van buiten aan ko- | |
[pagina 124]
| |
mende, dat 'er niet en is; en elk een ziet een duivel en spook, of een geest en afgestorvene ziele elders, en in 't Pausdom, of weerwolven en hexerijen in Duitsland, na dat hy 'er van gehoort heeft, en inbeeldingen van gemaakt. In ons Vaderland, en wel in deze Stad, daar een vrijen aard van Inwoonderen is, vind men minder noot en die sotternijen hebben 'er meest gedaan, en die niets gelooven zien ook niets, en gaan en staan, en slapen zonder vreeze; zoo geschiet haar na haar geloove, en d' and're naar haare vreeze, dwaasheid en inbeeldinge; en zoo neemt droefheid en naargeestigheid plaats voor de waare en bestendige blijdschap, door de opvoedinge kragtig moetende bevestigt worden. Ga naar margenoot+ 5. Nevens de Huisgezinnen gaan de Schoolen, zoo van Spellen, Lezen, Schrijven, Cijferen, Godsiensts-gronden, en and're Wetenschappen, als mede van Talen, Outheden, en and're dingen, die men in de hooge Schoolen onderwijst; in allen dezen is 'er een Staat en Stad gantsch veel aangelegen, dat ze goede en edelmoedige Schoolmeesters, Preceptoren, Rekters; en Professoren hebben, vol van kennisse in 't haare, vol genoegen en blijdschap en goede zeden, en men moet dan geen kosten ontzien om de zelve, een yeder naar zijn staat, rijkelijk te beloonen, en ze tot haaren pligt behoorlijk te houden. Daar door zal 't gebeuren, dat de Huisgezinnen, en Politie en Kerke en and're vergaderingen zullen vervult worden van brave en lustige Mannen, die and're leeren lustig en vrolijk zijn, en haar pligt en dienste van 't gemeen, edelmoedig waar nemen in alle getrouwigheid, en 't zal de Regenten eere zijn geen ezelen, en magere of al te dartele paarden te berijden: maar een braaf | |
[pagina 125]
| |
paard, zoo als het van Job beschreven word in 't 39. kapittel. Zoodanige Borgeren en Inwoonderen zullen vol lust, en deugt, en vreede zijn, door zeden en konsten, en wetenschappen, en Goddelijke wijsheid pronken, in Gods ordre en genade onverschrikt bevonden worden; zy zullen die van buiten komen, met glans toelachchen, en lokken tot haare gemeenschap, en zoo een staat zal by de Volkeren gezegent zijn. De Heer Burnet verhaalt in zijne reize door Italien, wat onderscheit hy zag in die Republijkjes en Steden, daar de vryheid heerschte, die in 't gelaat, beleeftheid, en vrije en trouwe ommegank uit blonk, en tusschen die slaafs en dwingelandig beheerscht wierden. Hoe braver, lustiger, en deugdelijker, en vrijer onderdanen, hoe meer eere voor de opperste Magten, hoe vaster inwooninge Gods. En hier hebt ge, aandagtige Lezer, mein ik, Ga naar margenoot+ alle de middelen om 't Koninkrijke der stantvastige Blijdschap voort te zetten; daar is niets onaangeroert, of 't kan hier onder begrepen worden: 't komt maar op de oeffeninge aan, 't volmaakste is, als 't behoort, gezegt: wat de vloed der menschen, en d' opperste Magt zal toelaten en verbeteren, moet de tijd leeren: yeder kan 'er 't zijne uit trekken tot zijn behoudenisse, en nu gaan wy zien, hoe men in de swaarste voorvallen zelve de kloekmoedigheid en blijdschap in God, wiens genade ons genoeg is, moet aanprediken. |
|