Den hemel op aarden
(1703)–Frederik van Leenhof– AuteursrechtvrijVan de gewrogten en vrugten der waare blijdschap.Ga naar margenoot+ GElijkerwijs als uit het goede niets tevoorschijn komen kan, dan het gene, dat ook goed en aangenaam is; alzoo moet men oordeelen, dat het noodzakelijk volgt; dat uit de goede, of | |
[pagina 31]
| |
waare, en bestendige blijdschap alles moet uitspruiten, 't gene dat wenschelijk, zoet, liefelijk en begeerlijk is. 't Is namentlijk een volstrekte tegenstrijdigheid, dat een bestendige overgank tot meerder volmaaktheid, niet al met 'er tijd aangroeje, en meer en meer heilzame vrugten doe zien, en uitwerkingen Ga naar margenoot+ van veelerley gaven en werkingen von olle genoegen en heil vertoone, die niet anders in de menschen (yeder naar haar aord en wezentheid nog al in zommige gaven en volmaoktheden van molkanderen verschillende) als een gestadige vreugde, en gerustheid baaren, wanneer ze de zelve bezielen, en tot gemeen nut naor haare verscheidentheid konnen mede deelen. In tegendeel valt de blijdschap en onregte Ga naar margenoot+ vreugde, die uit onwetenheid en dwaasheid spruit, en onredelijk is/ haostelijk of met 'er tijd zeer af, en zy zal de menschen ligtelijk verlaten, en in plaots van geesten en lustigheid naar te laten, verdooft ze noderhand door rouwe en verlegentheid, en uitputtinge, de zappen en geesten, zy doet de menschen quijnen, en door duizend rompen, die 'er onvermijdelijk op volgen konnen, verlooren gaan. En neemt, doe zoo een onwetend mensch egter zoo veel kennisse, ervorentheid, of gelegentheid heeft, dat hy zig weet in zijne blijdschap te koesteren, en door velerley veranderingen, en aonqueekinge van nieuwe blijdschap de zelve weet als te bevestigen, zoo is hy egter zoodanig onder 't geval, dat hy nooit met een vaste gerustheid in een bestendige stoat en maniere van leven zig vergenoegen kan; als de geduirige gezogte veranderingen, een teeken van ongenoegen, ons duidelijk aanwijzen: zoo dat yemand, die eens | |
[pagina 32]
| |
maar een korten tijd, de rechte blijdschap gesmaakt heeft, die uit de eeuwige reden en 't verstand vloeit, voor alle die veranderlijke vermaken, hoe schoon ook zig voordoende, dezelve niet en zou begeeren te verwisselen. Want wat waar goed is 'er in yemand, wiens pogingen vol drift zijn, en gestadig veranderen, en die door vreeze en zorgen, die zig gestadig op doen, geduirig van 't een op 't ander gaat; om dat hy nergens bestendigheid en waare ruste vinden kan; zoo dat zulk een aan zig zelven nimmermeer en gelijkt, als in zijn geduirige ongestadigheid, en zomtijts zoo verre vervalt, dat hy zijn plaisier met kragt en gewelt, en verderf van and're wil staande houden en voortzetten; niet willende zoo verre aan zig zelven openbaar worden, dat hy zie, dat hy niets bestendigs en wezentlijks bezit; alzoo hy zoo veele knoopen van ongeregtigheid en losse blijdschap heeft gemaakt, dat hy dezelve niet en kan los maaken, en ontwarren, en aldus is hy buiten de ruste der zielen, en blijfter eeuwig van uitgesloten. Ga naar margenoot+ De waare Blijdschap is altijd de zelve, en blijft onverwelkelijk, zoo zeeker en vast zijnde, als de onveranderlijke deugt en waarheid zijn, die God uitdrukken, de welke in eeuwigheid bestaat, en een Vader der ligten is, by welke geen veranderinge is, nog schaduwe zelfs van omkeeringe Jac. 1:17. gelijk die geene weten, die de vastigheid des Deugts gesmaakt hebben, en de zeekerheid van 't verstand beproeft in 't onderzoeken van kennise en wijsheid. Laat ons maar ten voorbeelde iets aanroeren van gemeene waarheden; om 't van alle en ook van de zoo byzonder Goddelijke genaamt, te konnen besluiten. Laat dan yemand zeekere | |
[pagina 33]
| |
wetenschap, of een konst leeren op natuirlijke grond-waarheden bevestigt, hoe meer in hem de kennisse van die konst aanwast; hoe hy ook meer met blijdschap werd aangedaan, en laat hy al vorder gaan, 't stantvastig genoegen, en liefde daar van zal vermeerderen; en laat hy die wetenschap of konst, of haare grond-waarheden en schakelinge naderhand meermalen beschouwen, ten valt niet af, maar 't zelve verstandig genoegen openbaart en vertegenwoordigt zig weder aan den geest, en zoo is 't met deugt en Ga naar margenoot+ alle zaligmakende waarheid op een byzondere wijze gelegen; zy baren een onuitsprekelijke vrede en vreugde des gemoets: maar de vreugde des waerelts slijt, eens en andermalen genoten, allengskens af, zy mindert van tijd tot tijd; daarom moet 'er wederom wat anders bedagt worden, en zoo werd het 't and're ook al tot droefheid, en veeltijts tot wanhoope. Maar wederom tot de blijdschap der vrome, Ga naar margenoot+ hoe kan hy een goede God anders aanschouwen, als een fonteine van alle licht en gaven, hoe kan hy anders zig in de nature vermaken, als in een toneel van Gods eeuwige en onverbrekelijke ordre, en een toneel mede van allerlei leeringen voor alle voorvallen, in de oneindige veranderingen met vermaak de zelve ordre beziende; hoe kan hy de genade anders gevoelen, als in een liefelijke neiginge van zijnen wille, en schikkinge van zijne geestelijke verbeeldinge tot gehoorzaamheid, en een gestadig gevoelen van de Goddelijke liefde, in de Soone Gods geopenbaart, en in zijn herte uitgestort: Als hy zijne gaven en volmaaktheden beschout, en als zoodanig erkent; het sluit in een eeuwige blijdschap in God, en een yverig voornemen tot zijne heerlijkheid. | |
[pagina 34]
| |
Ga naar margenoot+ En die God bemint, hoe kan hy zig anders als in de mensch verheugen, die zijn beeld draagt, en aldus zijne naasten met liefde aanschouwen: want de liefde is blijdschap in 't denkbeelt van zijne naasten; en te meer, als ze overvloejen van gaven; en gelijk als yeder graag zijne blijdschap vertegenwoordigt, zoo wil hy zig nader met haar vereenigen; om zig die gaven mede deelagtig te maken, en zoo veel 't wezen kan zelve met zijne vianden; om haar als door vuirige kolen, beschaamt makende, te dwingen tot zekere wederliefde Rom. 12:20. en 't quaad door 't goede overwinnen. Ga naar margenoot+ Dus vloeit het uit de blijdschap zijn naasten met zig te vereenigen, vrede na te jagen, vriendschappen te queeken, twist en tweedragt ter neder te leggen, en alle bedenkelijk nut aan 't menschelijk geslagt toe te brengen. Waar uit dan openbaar is, wat algemeene vrugten de bestendige blijdschap uit levert; alzoo zig de liefde tot de naasten over al in mengelt, als de vervullinge van de Wet. Rom. 13:10. Ga naar margenoot+ Of, om nog wat nader te komen, daar zijn geene deugden, ooit bespeurt in Gods volk, die niet en zijn zeekere zoorte van liefde, die haare verscheide betrekkingen, voorvallen en uitwerkingen heeft: want tot de gezontheid van mijn lichchaam betrokken, 't geen wederom verscheidentlijk geschieden kan, zoo is 't matigheid, vrolijkheid, enz. tot de geest overgebragt, nederigheid, lijdzaamheid, gerustheid, vrede enz. Tot God, is 't Godzaligheid, eerbiedigheid omtrent hem, en hope en vertrouwen op hem, en de dankbaarheid is een blijdschap in de gaven Gods, en daarom in God, op alle manieren uitgedrukt: tot onze naasten betrokken, verschillen | |
[pagina 35]
| |
de zoorten van liefde, na de sexe, ampten, staaten, jaaren, en dus zijn de geboden van de tweede Tafel een uitdrukkinge van liefde tot de agtinge van Ouderen, en alle die boven my zijn, een liefde voor haar leven en gezontheid, voor haar eerbaarheid, en band des houwelijks, voor haar goed, en voor haare naam en agtinge. De liefde dan nergens uitgeslooten, mengelt zig over al in, en is de sause, die alles goed maakt. De geest des menschen dan, gelijk 'er geen leugen uit de Waarheid is 1 Joh. 2:21. word al volmaakter in de waarheid en liefde, zig gestadig gelijk; als een teerlink, die hoe ze valt, op een van haare ses zijden, of vierkanten valt, en vast is; gelijk als de Oude hebben aangemerckt: hy werd t'elkens met nieuwe lust aangedaan; om in de liefde al gelukkiger te worden; hy is lankmoedig, goedertieren, gunstig, geschikt, weldoende, alles hopende, bedekkende, geloovende, verdragende 1 Cor. 12:4—7. en in eeuwigheid vergaat die liefde niet vs 8.en zoo een mensch is vol van de hemelsche Wijsheid, die zuiver, vreedzaam, bescheiden, gezeggelijk, barmhartig, en onpartijdig is. Jac. 3:17. Dus is hy niemand tot een last: maar strekt allen tot genoegen; en zoo is een blijd mensch bequaam voor allerlei gezelschappen en zamenkomsten; Ga naar margenoot+ om die met verstandige, beproefde, en vrolijke zamenlevinge te onderhouden, en te stigten: en om dat hy zig zelven bezit, en bezadigt bestieren kan, zoo kan hy hooren, en zien, opmerken, en spreken, en onbeteutert handelen ten goede, alles met een vrolijk en rustig gelaat, dat zig altijd gelijkformig openbaart; en zoo leeft hy zalig, en dus sterft hy met een geruste gewisse, en geduirige maaltijd, of als de dood aan- | |
[pagina 36]
| |
stonts ondergaande met evenmatige denkbeelden, die altijd genoegen insluiten; of hy valt buiten zig en zijn verstand met de zelve gerustheid in God, wiens wille de zijne is, met verzeekeringe, dat hem alle voorvallen zullen ten goede medewerken. Rom. 8:28. Ga naar margenoot+ En alzoo is een mensch, dus verre gevordert, altijd wel, en daar is voor hem niets quaats; zoo dat in genaamde tegenspoet hy lijdzaam en gerust is, in voorspoet, dankbaar en vreugdig; en de tegenspoet, om dat ze hem meer met God vereenigt, is hem voorspoedig en heilzaam: maar 't werd tijt, datwe eens eenige voorname bedieningen, en zamenkomsten doorlopen; om de vrugten der bestendige blijdschap nader te betoonen. Ga naar margenoot+ Hoe heerlijk zijn te bespeuren in de Politie, en regeeringe der Borgerstaat, de vrugten van verstand en genoegen; zulx heeft de ervarenheid van alle tijden de menschen geleert; gelijk de gewijde en ongewijde geschiedenissen ons overvloedig bevestigen, hoedanige dingen de leerlingen in de Scholen bekent zijn, en door de geduirige ervarentheid aan allen openbaar. Een Staatkundig Regent, die de zijne en haare zaken behoorlijk bestieren zal, moet een gezette blijdschap, en alzo vaste gedagten voeden; om nergens aan slaafagtig, maar vry, als Gods dienaar, trouwe te houden, en met een edelmoedig gemoet handelen, hy moet 't oogmerk van de Wetten en haare wezentheid stantvastig behouden, dog met voorzigtigheid; voorts wat gevende en nemende, na perzoonen, tijden en voorvallen; en de welstand van 't gemeen moet hem altijd de hoogste Wet wezen; waar van hy bequaamst in zoo menigvuldige voorvallen kan | |
[pagina 37]
| |
oordeelen, als hy onbelemmert, met een genoegt en blijmoedig herte, en aldus met een vry oordeel, alles kan wikken en overwegen: hy moet verstandelijk de swakheid der onderdaanen vieren; zoo veel 't wezen kan, de menschen door gewillige gehoorzaamheid gelukkig maaken, en zig geduirig gelijkende, de bescherminge der goede, met strenge doorzoekinge en straffe van overgegevene menschen, die hy ten schrik zijn moet, voort zetten, en altijd maken, dat de voornaamste, en 't gemeen, tot haar nut, geregeert, hem wel willen en met genegentheid beschermen. Als hem iets onverwagts voorkomt, gelijk byzonder in die waereltze veranderingen gebeuren kan, moet hy zonder vreeze zijn, lijdzaam in 't dragen van swaare dingen, onbelemmert in 't oordeelen voor de vuist, en voorzigtig en te gelijk spoedig en neerstig in 't uitvoeren. Als hem de wisselvalligheid schijnt te dreigen, hy heeft een gerust gemoet, en is in staat, om 't quaad af te keeren, op een wettige en natuirlijke wijze, en daar 't van nooden is. Hy gaat regt door zonder aanzien des persoons: want hy begeert geen gaven, nog word met geen drift aan gedaan: om dat hy zig verblijt in de waarheid, en niet in de ongeregtigheid; en aldus handelende is hy zig tot een vermaak, 't gemeen ten stutte, den goeden een gejuig, en hy gaat al tot meerder blijdschap en volmaaktheid over; om al met 'er tijd meer kragt, en adresse te gebruiken, om zoo swaare en menigvuldige lasten op zijne schouderen te dragen, en stantvastig en gelukkig over te brengen. Wat den Heiligen Dienst betreft, die God als altijd Ga naar margenoot+ gelukzalig werd opgedragen, zy heeft niet als de edelste vrugen van een stantvastige blijdschap te | |
[pagina 38]
| |
erlangen; de Predikanten en Bedienaren van het Evangelium, of die over groote blijdschap Luc. kap. 2:10. die ze den haaren moeten inscherpen, hebben grooten ingank, wanneer ze zelve vrolijk, blijde, en vergenoegt leven, en met haar gelaat de gerustheid in God betoonen, en de opregte genegentheid voor de welstand, liefde en blijdschap der gener, die haare kroone en blijdschap in den Heere wezen moeten, en zig moeten ten allen tijden verheugen 1 Thess. 5:16. en wateren met vreugde scheppen uit de fonteine des Heils Esa. 12:3. daarom is t' eenemaal noodzakelijk, dat de Dienaren des Woords haar gelaat en aangezigt als met Oly gesalft, vertoonen, verre van de stuirsheid der Phariseeuwen, Matth. 6:16—18. en datze zig met woorden, daden, en ommegank betoonen te zijn Voorgangeren van die deftige blijdschap, die in de Kerke baart zoo veele en heerlijke vrugten van lust, yver, onderwijzinge, arbeid om te vorderen in kennisse en heiligmakinge, en vrywillige aanlegginge van de gaven der geloovige, en voortzettinge van alles, dat waaragtig en eerlijk is, van al wat regveerdig en rein is, van al, dat wel luit, en deugt en lof kan uitdrukken. Phil. 4: vs 8. ten einde Christus erfdeel werde opgeregt, en aangemoedigt; om met vreugde God te dienen, en als een vrywillig volk Psal. 110. te gehoorzamen haaren Konink. Ga naar margenoot+ Indien men op de Koopmanschap agt geeft, daar ons Vaderland in groeit; hoe kan een Koopman bestaan zonder gerustheid in 't midden van alle die geduirige en moejelijke bezigheid, en ommegang met alle slag van menschen; in boekhouden, inkoopen, uitleveren, handel en wissel regt te verstaan, met voorzigtigheid, en | |
[pagina 39]
| |
trouwe, en zeekere Koopmans edelmoedigheid en opregtigheid te wandelen? hoe zal hy zig troosten en kommer ter zijden stellen, zonder Gods voorzienigheid te schatten, en voor onkreukbaar met genoegen te waarderen, alles dat hem God toezend; en 't is onmogelijk, dat hy swaare slagen drage, en alles door zijn hooft late gaan; indien hy met droevige gedagten te worstelen heeft. Ook zijn de vrugten van de waare blijdschap Ga naar margenoot+ en gerustheid groot en onwaardeerlijk in de Krijg, en by Veld-oversten, Officieren en Soldaten kragtig te speuren; daar Helden-moet te pas komt, met beproefde kennisse en gerustheid van oordeel, door veel voorvallen verkregen; en vernuft, en list, en een onbelemmert voornemen in ongelegentheid opgenomen, en uitgewrogt met stantvastige volhardinge, die 't werk ten besten moeten stieren en goed maaken. Hier kan geen vreeze en droefheid nut doen; een vreesagtige kan zig niet redden, hy raakt, eer hy 't zelve weet, tot een proije van zijne vianden: dog die met een onverschrokken couragie voortgaat, doet wat groots, en verrigt zaaken, die hy zelve niet hadde gedagt te konnen uitvoeren. De vreeze des Doots te bannen, is de vrugt der waare Blijdschap, de gerustheid en 't verstandelijk oordeel, sluiten de zelve uit, en maken, dat men bezadigt, zonder op de dood met moejelijkheid te denken, zijn viand verrast, verlegen maakt, en haar een goede kans af ziet: de blijdschap dan is den krijgeren voor al van nooden. Leonidas van Sparta, als Valerius Maximus verhaalt, was gewoon te zeggen, dat zijne medestrijderen zoodanig middag-maal hielden, als of ze by de onder-aardse zouden avond-malen: | |
[pagina 40]
| |
zoo onverschillig was haar de dood en 't leven, als beide in der Goden hand. Wat heeft Horatius Cocles, Manlius Torquatus, Mutius Scevola, en veele and're Helden onder Grieken en Romeinen zulke daden doen uitwerken, als een stantvastige blijdschap, en zeekere gerustheid in haar eerlijk voornemen en haar trouwe ten dienste van 't Vaderland, zoo hoog gewaardeert? en voornamentlijk heeft de blijdschap in God en gerustheid in zijne gemeenschap voortgebragt wonderlijke vrugten in die Goddelijke Helden, die Paulus, Hebr. 11. optelt; als door 't geloove en vertrouwen op de Goddelijke voorzienigheid, in zijne liefde, en genade gewrogt, daar van getuigt hy volgens de Schriften, dat ze Koninkrijken hebben overwonnen, de muilen der Leeuwen toegestopt, de kragt des vuirs uitgeblust; dat ze uit swakheid kragt hebben gekregen, in den krijg sterk zijn geworden, en Heirlegers der vreemden hebben op de vlugt gebragt. vs. 33/34. Alles om te bewijzen, dat de vaste blijdschap en 't vertrouwen zeer noodzakelijk zijn in den oorlog. Ga naar margenoot+ Beziet ook eens de Schoolen van Taalen, Konsten, en Wetenschappen, en nutte oeffeningen van 't lichchaam ten dienste van 't gemeen: zy konnen zonder lust en genoegen, en een eerlijke gerustheid, en verposingen van vreugde geensins bestaan; of gaat het met strafheid en droefheid toe, de geest, en 't verstand werden verdooft en uitgeblust; maar andersins lustig gemaakt, en met moet begonnen, en met een hoope van welstand onderhouden, is't den leerlingen maar half werk, en zy raaken als ongevoelig en met vermaak tot haar oogmerk. Ga naar margenoot+ Als men zamen praat, en elkanderen de geest tot nutte tijtkortinge onderhout en scherpt, | |
[pagina 41]
| |
de blijdschap en 't genoegen maken alles goed en stigtelijk. In de Huisgezinnen doen de Hoofden door Ga naar margenoot+ blijdschap haare zaaken ordentelijk, vaardig, en voordeelig, de Kinderen, raken na 't voorbeeld der Ouderen, al spelende tot kennisse en oeffeninge van deugt en waarheid. De bediende doen de moejelijkste werken getrouw, en voeren alles uit met een hertelijk genoegen, en vrolijkheid, lustig en vaardig en verstandig in alle haare ondernemingen: en in spel en jok en vermaakelijke oeffeningen tot de gezontheid; zoo spreekt de zake van selfs, dat de blijdschap 't heele werk uitmaakt. Dog wy hebben ons wijtlustig genoeg uitgebreit: alleenlijk zou het onredelijk zijn, dat we de kragt der blijdschap omtrent de Medicijne Ga naar margenoot+ t' eenemaal zouden vergeten; gelijk dan de ervarenheid leert, dat de blijde als van zelfs gezont blijven en worden, en dat de droevige gestadig blijven quijnen, en onder alle Geneesmiddelen, verloren gaan. Immers zegt met regt Salomon, Prov. 17:22. dat een vrolijk of blijd' herte de Medicijne goed maakt: want zoo een herte gebruikt de Medicijne met een goede gedagte, en hoope, en rust zonder zorge in God, zonder beknellinge, en zamentrekkinge van 't herte en and're musculen, en verstoppinge van geesten, waar door de werkzaamheid ophout, die anders het quaad moet na buiten uitdrijven. Een blijde en geruste raakt zijne qualen quijt eer hy 't weet, en hy heeft weinig geneesmiddelen van nooden. Werd een droevige en vreesagtige ziek, en werd hy te zeer bekommert voor zijn leven, aanstonts moet 'er den Doctor wezen, die om winst (want de edelmoedige en verstandige maken 't minste getal uit) een dwaas en half inbeel- | |
[pagina 42]
| |
dige zieke in zijne dwaasheid voet, en onder kostelijke, en onnodige geneesmiddelen in de beurs tast, en hem 't leven elendig maakt; zoo dat zijn gebeente verdroogt, zijne zorge hem verteert, meer als of hy at en dronk met gerustheid van gemoet, als een gezonde gewoon is. Ga naar margenoot+ Dewijle dan de blijdschap zulke heilzame vrugten uitlevert, en zoo hoog daarom van alle menschen behoorde geschat te worden; zoo is 't yeder zijn pligt daar na te tragten, dat hy ze zoo oeffene in dien staat, waar in hy gestelt is, dat hy ze met kragt in zig zelven bevestige, en in alle voorvallen zig daar van tot zijn eigen volmaakinge en dienst van 't gemeen bedienen mag; 't welk nog met meer kragt zal konnen werden in 't werk gestelt; wanneer hy ernstig overweegt de tegengestelde gewrogten van de droefheid en naargeestigheid; waar van ons (schoon uit het gezegde ten deelen openbaar) nu nog wat breeder en nadrukkelijker te handelen staat; 't geen we nu in 't volgende Hooftdeel gaan aanvangen. Ga naar margenoot+ En alhoewel 't bekent is, dat de droefheid uit dezelve eeuwige ordre, als de blijdschap vloeit, en daarom een mensch, daar omtrent lijdig, ter medogentheid, dan bespottinge verdient; zoo leert nogtans de ervarenheid, dat de menschen, gelijk ze graag door lof geleit worden, zoo ook door aanmerkinge van 't geen veragtelijk en belachchelijk geschat word, van dwaasheid leeren afstand doen; gelijk daarom Elias de Baals priesteren bespot heeft 1 Reg. 18. want als ze vergeefs den Baal van 's morgens tot 's middags hadden aangeroepen; zoo staat 'er vs. 27. Ende het geschiede op den middag, dat Elias met haar spottede, ende zeide; roept met luider stem- | |
[pagina 43]
| |
me; want hy een God is; om dat hy in gepeins is; ofte, om dat hy wat te doen heeft; ofte om dat hy een reize heeft: misschien slaapt hy, en zal wakker worden: Ook werd God gezegt den Zondaar te bespotten, Psal. 2:4. Prov. 1: vs 26. en in meer and're plaatzen. Dit 's na den mensch geschikt, die in waare spotterny verwert werd, als hy waardig is; of beschaamt gemaakt; en and're werden te kragtiger in 't goede bevestigt door lof en toejuichinge. Door dronken gemaakte slaven, en haare bespottelijke manieren hebben de Oude de kinderen van dronkenschap afkeerig gemaakt; en daar is niet gemeender, als dat in geschikte en gereguleerde toneelspelen de ondeugden hatelijk en verfoejelijk worden ten spotte gesteelt; om de menschen daar van zeeker afkeer te geven, en ze de tegengestelde deugt te doen gehoorzamen. En alhoewel, dat dit niet en is met 't zuiver verstand over een komende; maar naar de menschelijke swakheden geschikt is: dient het nogtans tot beschaamtmaakinge van die menschen, die de zamenlevinge zeer schadelijk bevonden worden, en 't werd meermalen bespeurt van een zeer goed gebruik en nuttigheid. En wy zullen 't zoo doen, dat hetzelve en verstanelijk en na de menschelijke hartstogten geschikt zal wezen, die d' eene hartstogt, die quaad is, door een tegengestelde verdrijven; en zoo zullen we, gelijk dat ook ons oogmerk is, dit voor 't gemeen schrijven, moeten geoordeelt worden niet qualijk te hebben gedaan; dat wy ons van allerlei middelen dienen; om de loffelijke blijdschap allen smakelijk te maken, en de menschen van naargeestigheid af te houden. Wy zullen derhalven maar gerust voortgaan. |
|