gemist konden worden. Zoo vindt men herhaaldelijk in lange regels g in woorden, waar overigens gh regel is.
Vooral ook inconsequenties in het aaneenschrijven der woorden komen hieruit voort. Zoo wordt b.v. Dr. D.H. vs. 305 aldus aan één woord geschreven, terwijl het elders in het Hulth. hs. steeds twee woorden zijn.
Kennelijke verschrijvingen als in Esm. 53 heb ik verbeterd, maar steeds in de noten de lezing van het hs. medegedeeld. Waar echter in de oude drukken u voor n, c voor e staat, helpt voor helpt enz., is dat stilzwijgend verbeterd.
De afkortingen heb ik aangevuld, zonder daarvoor cursiefdruk te nemen, wat ik bij het lezen hinderlijk vind. Maar overal waar maar eenige twijfel aan de bedoeling kon zijn, is de afkorting in de noten vermeld.
In de spelling met i en j, u en v heb ik de hss. en oude drukken niet gevolgd, omdat dit slechts verschillende teekens voor denzelfden klank zijn.
Daarentegen heb ik in het gebruik van y en ij mij nauwkeurig aan de hss. gehouden, voor zooverre deze tusschen die letters onderscheid maken, omdat dit misschien op een verschil in uitspraak berust.
Waar w het teeken is voor de dubbele u, heb ik uu geschreven.
Wat in de hss. en oude drukken van interpunctie gevonden wordt, kan men hiervoor (bl. IX, XII, XV, XXX, XXXVI, XLII, LVI, LVIII) in de beschrijving der hss. lezen. Deze was voor eene uitgave niet bruikbaar en de interpunctie, zooals men die nu hier vindt, is dus door mij bijgevoegd. Dat daarbij zeer veel komma's gebruikt zijn, ligt aan den eigenaardigen, sterk parataktischen zinsbouw.
Ook in het gebruik der hoofdletters ben ik van de hss. en de oude drukken afgeweken. Ik heb regelmatig het eerste woord van elken versregel en alle eigennamen met eene hoofdletter gezet. Alleen den naam van den emir van Abelant in den Gloriant heb ik met eene kleine letter laten staan, omdat de schrijver daarin blijkbaar geen eigennaam zag, of er ten minste niet zeker van was, of hij hier een eigennaam voor zich had. Vandaar dat hij nu eens het lidwoord er voor plaatst, dan weer niet; soms is ook de naam aan één, dan weer aan twee woorden geschreven.
Deelteekens komen in de hss. niet voor en zijn dus door mij bijgevoegd.
Het aanbrengen van samentrekkingsteekens heb ik echter onnoodig geacht. Zelfs in Maegden vss. 407 en 408 bij voorbeeld zal toch niet licht iemand daaraan behoefte gevoelen.