Middelnederlandsche dramatische poëzie
(1907)–P. Leendertz (jr.)– Auteursrecht onbekendX. De taal.In het algemeen is het zeker wenschelijk, dat in de inleiding voor eene uitgave ook over de taal gesproken wordt. De uitgever, die zich een geruimen tijd met een tekst heeft beziggehouden, schijnt daarvoor toch wel de aangewezen persoon. Maar bij een verzamelwerk als dit, is het onmogelijk. De taal der verschillende stukken wijkt te veel af voor eene gezamenlijke behandeling, en de bespreking zou dus af te omvangrijk òf oppervlakkig worden. Eene uitzondering maak ik alleen voor den Plaijerwater. Deze tekst bevat zooveel merkwaardige taalvormen, dat een overzicht | |
[pagina CCIII]
| |
daarvan zeer gewenscht is, vooral omdat hij nog veel te weinig de aandacht der grammatici heeft getrokken. En toch zijn het juist de minder zorgvuldig geschreven handschriften, die ons de betrouwbaarste gegevens verschaffen voor de kennis der gesproken taal. De afwijkingen van de gewone spelling zijn het voornaamste hulpmiddel om de klankwaarde der teekens vast te stellen. Daarom worden hier die afwijkingen gegroepeerd. | |
I. Vocalen.Als laatste lid der twee- en drieklanken wordt geregeld ij geschreven, nooit iGa naar voetnoot1). Dit wijst waarschijnlijk wel op een duidelijk hoorbaar j-element in die klanken. Als eerste lid van den tweeklank daarentegen is i regel, en is ij alleen geschreven in ijet vss. 88, 256, 325, wije vs. 168, gerijef vs. 205. De lange i in open lettergreep wordt altijd voorgesteld door ij, dus altijd mij, ghij, sij enz., nooit mi, ghi, si. De eenige uitzondering is Marien in vs. 344; op andere plaatsen komt dit woord niet voor. De schrijfwijze ghijoelken vs. 19 en wijsevasen vs. 64 past dus geheel in deze spelling. Ook in gesloten lettergreep wordt de lange i steeds door ij voorgesteld. De eenige uitzonderingen zijn lif vs. 331, verwit vs. 341, Vids vs. 313 (tegenover Wijds vs. 120); alle drie plaatsen dus aan het einde van het stuk. Daarentegen is het achtervoegsel zonder uitzondering -lic, wat op eene verkorting van den vocaal wijst. Zeer dikwijls vinden wij in eene gesloten lettergreep ij waar men i zou verwachten. Gewoonlijk heeft dit plaats voor n, voor welke letter ook nu nog in dialecten i dikwijls verlengd of gediphthongeerd wordt: bijnen, bijnnen (= ‘binnen’) vss. 108, 312; blijndeman vss. 117, 119; pijntken vss. 256, 258; scijncken: drincken vss. 264, 303; vijnden vs. 182, vijnen vss. 127, 147; vijndi vs. 312; vrijndeliken vs. 171. Opmerkelijk zijn kijnde: alleijnde vs. 186 en bekijnt: verseijnt vs. 177, waardoor althans voor een deel dezer plaatsen de diphthongische uitspraak bewezen wordt. Verder vindt men ij voor i in wijmpelken vs. 173, tijmpelken vs. 174, lijcdij (= ‘light ghij’) vs. 237, dijte (= ditte) vs. 184, frijsch vs. 286, sijt vss. 26, 171, 210, 218, 284. | |
[pagina CCIV]
| |
Welken klank wij moeten aannemen in ontwijste vss. 38, 112, 183 is niet zeker. In mij = ‘en’ vs. 36, 37, 75, 144, 147 heeft men geene bijzondere klankontwikkeling te zien, maar de gewone verwisseling van mij, mijn en me, men. De twee laatste vormen komen in dit stuk niet voor; mij i. pl. v. mijn in vss, 7, 12, 93, 173, 174, 216 en 340, naast mijn in vss. 17, 21, 53, 55, 58, 77, 84, 97, 125, 166, 172, 235 en 280. Mijn voor mij komt niet voor. Voor de schrijfwijze der tweeklanken zie men nog niewe in vs. 76 en eeij vs. 320 naast eij in denzelfden regel. Verlenging van de vocaal voor een spirant of r vinden wij in bedruecht vs. 1, genuechte vs. 263, duencht vs. 64, maecht vs. 227 (of is dit de verlenging in de oorspronkelijk open lettergreep?), ees (?) vs. 258, coost vs. 31, loost vss. 31, 96, 159, 322, doerst vss. 35, 97, 290, doerft vss. 146, 339, coerffe vs. 141, onbesoercht: corft vs. 131, woerptij vs. 45. Voor andere letters vinden wij deze verlenging in verleet vs. 47, steelt vs. 52 en ghescuut vs. 207. Schrijffouten zijn zeker wel scoecken: bestoppen vs. 157, naecht: dacht vs. 19 (in denzelfden regel nacht) en waarschijnlijk ook toeten vs. 129. Ook verkorting komt voor, maar is met zekerheid alleen daar aan te wijzen, waar de volgende consonant verdubbeld wordt: wannen vs. 86, taffel vss. 202, 251, cappuijn vs. 252, loppen vs. 82, oppenbaerlic vs. 242, drofheijden vs. 38, druppen vs. 319. Gef in vs. 267 is de gewone imperatief met korte vocaal. In alle andere gevallen kan men ook de veel voorkomende spelling hebben van den langen klinker in gesloten lettergreep met het enkelvoudige letterteeken. Zeker hebben wij die, waar het rijmwoord de spelling met dubbele vocaal heeft: vrucht: juecht vs. 284, dus ook wel in vss. 5 en 257. Naar analogie hiervan is het ook waarschijnlijk in gevracht vs. 36, gerachter vs. 43, macht (= maect) vs. 156, claechde vs. 185, plecht vss. 117, 189. Evenzoo wijst onververt: heert vs. 139 op eene lange vocaal in verclert vs. 100, beghert vss. 101, 175, touwert vs. 176, derlic vs. 10, werdinne vss. 248, 303, merder vs. 98, mer vss. 68, 189, wer vs. 68, misschien ook in gherne vss. 63, 113, 117, 228, 343, her vss. 85, 272, 307, doch niet in her = ‘hierheen’ vss. 134, 142. Naar analogie van corft: onbesoercht vs. 132 heeft men misschien ook lange vocaal in orlof vss. 53, 66. Het rijm wet: gereet in vs. 74 doet ook in wet vss. 88, 148, 152, | |
[pagina CCV]
| |
154, 232, 300 lange vocaal vermoeden. Waarschijnlijk heeft men deze ook in het (= ‘heeft’) vss. 97, 106 naast heet vss. 121, 220, 245, 289. Onzeker, maar waarschijnlijk wel lang, is de vocaal in ghender vs. 73, gewest vs. 7, meste vs. 314, est vss. 46, 95, 276, 288, 291, gelofsij (= ‘geloofd zij’) vs. 259, nempt vs. 145, scempte vs. 341 en ook in het slechts tweemaal voorkomende en vss. 69, 122. In open lettergrepen worden a, e, o regelmatig met het enkele letterteeken geschreven, bv. pape, qualic vs. 8, ere vs. 76, we vs. 103, ste vs. 253, ne (= ‘neen’) vs. 302, nene (is dit = neen, neen, of neen met achtgevoegde e?) vs. 300, begerijs (= begeert di des) vs. 303. Uitzonderingen zijn hae (= hebbe of hadde) vss. 228, 256, 260 (daarentegen in vs. 151 ha = hadde), gedaene vs. 286, hee (= heden) vs. 165, nee vs. 270, stee vs. 230, verleenen vs. 247, soe vss. 9, 46, 141, 240, 309, foereest vs. 118, voere vs. 226, voeren vs. 270, toelic (= te olic) vs. 293 en met verdubbeling van den consonant laetten vss. 217, 249, roettaert vs. 219. De u wordt geregeld verdubbeld, behalve voor de w: avontueren vs. 56, uuten vs. 62, duere vs. 58, berueren vs. 57 enz.; uwe pass., uus vs. 189. De oe wordt dikwijls door o voorgesteld: groten: zoete vs. 169, ropen vs. 6, vercolen vs. 27 (naast coelen vs. 29), spolen vs. 28, proven: besoeven vs. 63, horen vs. 317; ook in gesloten lettergreep: honder vs. 80, genoch vs. 338, bevroijen vs. 127 (maar floeijt vs. 129). Daarentegen is de verdubbeling der o meestal oe en wel in gesloten lettergreep 44 oe tegen 9 oo (hiervan viermaal doot: vss. 121, 150, 226, 328), terwijl in open lettergreep de verdubbeling steeds (10 maal) oe is. Vóór ch wordt geregeld ă gebruikt i. pl. v. ĕ: Werrenbracht pass., racht, rachts vss. 112, 144, 161, 195, 201, 269, knacht: vacht vs. 273, wach vs. 274. Uitgezonderd zijn wech vs. 42, ewech vs. 164 en de vormen van seggen. In plecht vss. 117, 189 heeft men de lange vocaal. Vóór andere consonanten wordt deze ă gevonden in lacker vs. 193, tampteren vs. 106. Hierbij sluit zich aan wael = wel vs. 286. Naast ĭ is ĕ zeldzaam, alleen in necker vs 124. Naast ĕ vinden wij ă in in als bijvorm van en, ende, en wel 36 maal in tegen 16 maal en en 5 maal ende (vss. 241, 241, 263, 345, 347). Soms vinden wij beide vormen in één regel: en en in vss. 60, 81, 260, ende en in vs. 263. Talrijk zijn de gevallen van eij i. pl. v. e voor eene volgende n + dentaal: eijnde vss. 5, 23, alleijnde vs. 185, alleijndich vss. 2, | |
[pagina CCVI]
| |
3, seijnden vs. 126, verseijnden vss. 75, 106, 107, 163, 178, 181, 186, 220, 221, weijnden vs. 164, gesceijnde vs. 6, zelfs meijnsch vs. 290. Seijnt = ‘zegene het’ behoort hier natuurlijk niet bij. Voor ee staat eij in: cleijn vs. 147, meijne vs. 31, meijninghe vs. 105, gemeijne vs. 241. Naast ŭ komt ŏ, ō voor in lost vs. 100, lostelic vs. 203, loest vss. 31, 96, 159, 322. Naast ŏ vinden wij ŭ in druppen vs. 319. Afwisseling van u en ou in douwer vs. 23, douwe (= ‘het uwe’) vs. 311, douwet (= ‘duwt’) vs. 25. | |
II. Consonanten.Herhaaldelijk wordt de consonant verdubbeld na een consonant: hertte vss. 1, 53, 125, 145, 175, 280, 284, herttelic vss. 169, smerttelic vs. 104, coerffe vs. 141; ook na een langen klinker: moetter vs. 276 laetten vss. 217, 249, roettaert vs. 219. Wanneer het proclitische lidwoord met het volgende woord verbonden wordt, wordt voor eene zachte beginletter de t verzacht: dliefste vs. 4, dbeste vss. 167, 248, douwe vs. 311, dwijf vs. 324. Deze d kan overtollig geschreven worden, wanneer het lidwoord reeds enclitisch met het voorafgaande woord verbonden is: opt dlijf vs. 26, evenals de t: int treijsen vs. 83, int tgoeije vs. 235, int tghemeijne vs. 239. Evenzoo met dallen vss. 25, 184 naast met allen vs. 6. Invoeging vinden wij van eene p in nempt vss. 42, 145, compt vss. 200, 207, 246, 275, scempte vs. 341, van eene t in duijchten: verstuijcken vs. 222. Geene invoeging is te zien in hebts (= heb des) vss. 31, 340, behoefts (= behoeve des) vss. 22. Achteraanvoeging van eene t komt voor in dacht vs. 20 (oor spronkelijk ook wel in vs. 7), siecht (= ‘ziek’) vs. 93, corft vs. 132Ga naar voetnoot1). Gedeeltelijke assimilatie komt voor in ombesoercht vs. 431. De z wordt alleen gebruikt, maar daar ook zonder uitzondering, in zere vss. 1, 8, 26, 45, 48, 50. Naast t vinden wij ts in tsegen vs. 45. Of de w in wijsevasen vs. 61 op eene andere uitspraak wijst, is onzeker: in sommige hss. schijnen w en v volkomen gelijkwaardig te zijn. Behalve in samentrekkingen als moetict vs. 44, ict vs. 236, lijcdij vs. 237 gaat voor de t de gutturale tenuis regelmatig over in den | |
[pagina CCVII]
| |
spirant: maecht vss. 27, 292, 310, 317, geracht vs. 43, siecht: ghesciet vs. 93, siechte, vss. 73, 116, vercroecht vs. 173, schencht vs. 211, duncht vss. 167, 243 en met verlenging van de vocaal duencht vs. 64, sincht vs. 270, ook éénmaal voor s: volchs vs. 230 en driemaal aan het einde van het woord, n.l. gebrech vs. 12, nach vs. 222 (wat ten onrechte uit den tekst naar de noten verplaatst is) en duchtich (= duchtic) vs. 340. De eenige uitzondering is druct vs. 49. |
|