| |
| |
| |
II. Nieuwe uitgaven.
1. Esmoreit.
a. | Horae Belgicae. Studio atque opera Henrici Hoffmann Fallerslebensis. Pars sexta. Vratislaviae, 1838.
Ook onder den titel:
Altniederländsche Schaubühne. Abele Spelen ende Sotternien.
Hoffman geeft hierin naar een afschrift van Willems, dat hij zelf eerst met het hs. vergeleek, alle dramatische stukken uit het Hulthemsche hs..
Wat spelling en taalvormen betreft, is hij nogal van het hs. afgeweken. Hij zegt daarvan (bladz. xxxi): ‘Es schien mir also auch für diese Schauspiele eine ältere Schreibung nothwendig, da auch sie gewiss um mehrere Jahrzehende älter sind als die Hs. selbst. Uebrigens bin ich in allem was den Text anbelangt sehr vorsichtig gewesen: ich habe nur geändert wo es mir nothwendig schien, und alles was ich als Eigenthümlichkeit des Dichters erkennen musste, zu bewahren gesucht.’
Van de veranderingen in den tekst wordt in de Einleitung rekenschap gegeven. Daar vindt men verder nog enkele mededeelingen omtrent het hs., opmerkingen over de taal en de rijmen, eene lijst van spreekwoorden, spreekwoordelijke uitdrukkingen, uitroepen en vloeken, benevens enkele mededeelingen omtrent de wijze van vertoonen in de middeleeuwen.
Het grootste gedeelte echter van de inleiding wordt gebruikt voor eene verhandeling over den achteruitgang van het Vlaamsch tegenover het Fransch.
Op den tekst volgen (bladz. 169-242) aanteekeningen, waarvan enkele nog van waarde zijn, en een glossarium (bladz. 243-263).
De tekst van den Esmoreit beslaat hier bl. 3-39. |
b. | E. Verwijs. Bloemlezing uit Middelnederlandsche Dichters. Zutfen, z.j. (1867).
In het 3de deel, bladz. 157-188, is de Esmoreit opgenomen met den tekst van Hoffmann.
In den tweeden, door Prof. Dr. J. Verdam bezorgden, druk (1884) staat de Esmoreit op dezelfde bladzijden. |
c. | De Middelnederlandsche Dramatische Poezie, ingeleid en toegelicht door Mr. H.E. Moltzer, Groningen 1875.
De eerste aflevering van dit werk, waarin bladz. 1-60 den Esmoreit bevat, verscheen in 1868.
|
| |
| |
|
De grootste helft van de Inleiding wordt ingenomen door een overzicht der geschiedenis van het middeleeuwsche tooneel en eene bespreking van de verhouding van het wereldlijke en het kerkelijke tooneel. Verder bevat zij een onderzoek naar de bronnen der uitgegeven stukken en naar den tijd van vervaardiging. Ten slotte mededeelingen omtrent de wijze van uitgeven.
Moltzer geeft den tekst van het hs., dat hij voor zijne uitgave gebruikt heeft, maar niet altijd zoo nauwkeurig als wij dat wel zouden wenschen.
Onder den tekst staan critische, maar vooral een groot aantal verklarende aanteekeningen, die over het algemeen goed zijn.
Eene woordenlijst sluit het werk. |
d. | Een abel spel van Esmoreit, z. pl. o.j. en zonder naam van den uitgever, maar gedrukt bij Excelsior te Amsterdam, werd in 1901 als tekstboekje verkocht bij de opvoeringen door de Rotterdamsche onderwijzers.
De tekst is genomen uit b met enkele veranderingen naar onze uitgave. Onder aan de bladzijden staan zeer bruikbare verklarende aanteekeningen. |
e. | Van alle tijden, onder redactie van C.G. Kaakebeen en Jan Ligthart. No. I. Esmoreit, Groningen 1901, 2de dr. ib. 1902, 3de dr. ib. 1906.
De tekst is naar onze uitgave. De verklarende aanteekeningen staan naast den tekst, terwijl tooneelaanwijzingen zijn bijgevoegd.
Eene inleiding en inhoudsopgave gaan vooraf. |
f. | Esmoreit. Middeleeuwsch drama, uitgegeven door Dr. P. Leendertz Jr. Leiden, z.j. (1907).
In den tekst is de spelling genormaliseerd. De verklarende aanteekeningen staan naast den tekst, terwijl eenigszins uitvoerige tooneelaanwijzingen zijn bijgevoegd.
In de inleiding wordt het karakter van het stuk en de wijze van opvoering besproken. |
| |
2. Lippijn.
a. | Horae Belgicae VI, bladz. 40-48. Zie bij Esmoreit a. |
b. | Het Nederlandsche Kluchtspel van de 14de tot de 18de eeuw, door J. van Vloten, Haarlem 1854, 2de dr. 1878.
In deze bloemlezing, die van eene korte inleiding wordt voorafgegaan, zijn van alle toen bekende middeleeuwsche kluchten gedeelten opgenomen. Korte toelichtingen voor den tekst en woordverklaringen onder aan de bladzijden zijn bijgevoegd.
|
| |
| |
|
Bladz. 15-18Ga naar voetnoot1) bevatten Lippijn vss. 64-153. |
c. | Verwijs, Bloemlezing IV, bladz. 189-196; 2de druk 1884. Zie bij Esmoreit b. |
d. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 60-74. Zie bij Esmoreit c. |
| |
3. Gloriant.
a. | Horae Belgicae VI, bladz. 49-89. Zie bij Esmoreit a. |
b. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 75-126. Zie bij Esmoreit c. |
| |
4. Die Buskenblaser.
a. | Horae Belgicae VI, bladz. 90-99. Zie bij Esmoreit a. |
b. | Van Vloten, Het Nederlandsche Kluchtspel, bladz. 19-20 (vss. 102-147). Zie bij Lippijn b. |
c. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 126-137. Zie bij Esmoreit c. |
d. | Nederlandsche Dicht- en Prozawerken door G. Penon, voortgezet door C. Honig, II Groningen, 1896.
Hierin op bladz. 283-294 een tekstafdruk naar c. |
| |
5. Lanseloet.
a. | Horae Belgicae V, Vratislaviae 1837.
Ook onder den titel:
Lantsloot ende die scone Sandrijn. Renout van Montalbaen.
Van den bibliothecaris te Lübeck, Dr. E. Deecke, had Hoffmann een nauwkeurig afschrift gekregen van den druk van Govert van Ghemen (G). Hiervan geeft hij een zeer nauwkeurigen afdruk, wat den tekst betreft. Maar spelling en buigingsvormen had hij geregeld ‘nach einfachen durchgreifenden Gesetzen, wie sie in den besten und ältesten Handschriften gewöhnlich beobachtet werden.’
Het spel zelf beslaat bladz. 1-32, terwijl bladz. 33-44 de Anmerkungen bevatten.
Wat hij de ‘nicht dramatischen Einschiebsel’ noemde (vss. 249-250, 272-273, 287-295, 496-500, 904-925, in onze uitgave 2803-4, 314-315, 31911-19, 5179-13, 929-93714), liet hij met kleinere letter drukken, omdat hij meende, dat deze gedeelten door een heraut moesten gesproken worden.
In zijne tekstverbeteringen is Hoffmann hier niet gelukkig geweest; zie de aant. bij vss. 439 en 866.
Toen hij later het hs. had leeren kennen, gaf hij in Horae Belgicae VI geen nieuwen druk van het geheel, maar alleen op bladz.
|
| |
[pagina LXVII]
[p. LXVII] | |
| 157-166 de voornaamste varianten, naar de tegenwoordige opvatting te weinig. |
b. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 141-182. Zie bij Esmoreit c.
Hier en daar deelt Moltzer varianten uit G mede, in de lezing van Hoffmann; zelf heeft hij den incunabel niet gebruikt. Ook K is door Moltzer niet vergeleken, ofschoon hij de uitgave van Norrenberg noemt. |
c. | Nederlandsche Dicht- en Prozawerken II, bladz. 249-282. Zie bij Buskenblaser d. |
d. | Een Abel spel van Lanseloet van Denemerken, met inleiding en aanteekeningen door M. Menkes, Groningen 1901. 2de dr. ib. 1902.
De tekst is naar b, de verklarende aanteekeningen staan naast den tekst. |
e. | Een seer ghenoechlike ende amoroeze historie vanden eedelē Lantsloet en die scone Sandrijn (Facsimiledruk naar G)'s Gravenhage 1902. |
f. | Een abel spel van Lanseloet van Denemerken. Laren 1907.
Dr. K.H. de Raaf schreef hierbij eene korte inleiding en verklaringen.
De tekst is naar b, met enkele lezingen uit G. De verklarende aanteekeningen staan onder den tekst. |
g. | Lanseloot van Denemerken, uitg. door P. Leendertz Jr. Zwolle z.j. (1907).
Deze uitgave is op dezelfde wijze bewerkt als Esmoreit f; de aanteekeningen staan hier echter onder den tekst. |
| |
6. Die hexe.
a. | Horae Belgicae VI, bladz. 100-104. Zie bij Esmoreit a. |
b. | Van Vloten, Het Nederlandsche Kluchtspel, bladz. 21-22 (vss. 72-111). Zie bij Lippijn b. |
c. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 183-189. Zie bij Esmoreit c. |
| |
7. Drie Daghe Here.
a. | Horae Belgicae VI, bladz. 105-120. Zie bij Esmoreit a. |
b. | Van Vloten, Het Nederlandsche Kluchtspel, bladz. 22-27 (vss. 1-41, 46-69, 118-141, 194-209, 334-341, 360-364, 394-403). Zie bij Lippijn b. |
c. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 190-209. Zie bij Esmoreit c. |
| |
8. Truwanten.
a. | Horae Belgicae VI, bladz. 121-124. Zie bij Esmoreit a. |
b. | Van Vloten, Het Nederlandsche Kluchtspel, bladz. 28-30 (vss. 33-73, 82-93). Zie bij Lippijn b. |
c. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 210-215. Zie bij Esmoreit c. |
| |
| |
[pagina LXVIII]
[p. LXVIII] | |
9. Vanden Winter ende vanden Somer.
a. | Horae Belgicae VI, bladz. 125-146. Zie bij Esmoreit a. |
b. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 216-241 Zie bij Esmoreit c. |
| |
10. Rubben.
a. | Horae Belgicae VI, bladz. 147-156. Zie bij Esmoreit a. |
b. | Van Vloten, Het Nederlandsche Kluchtspel, bladz. 30-36 (vss. 1-24, 61-84, 87-194, 197-208). Zie bij Lippijn b. |
c. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 242-255. Zie bij Esmoreit c. |
| |
11. Plaijerwater.
a. | Een Cluyte van Playerwater, uitg. door F.K. Mertens. Antwerpen 1838.
Na eene korte Voorrede (4 bladzz.) volgt de tekst met varianten en verklarende aanteekeningen aan den voet der bladzijde (29 bladzz.). Een glossarium (3 bladzz.) sluit het boekje. |
b. | Van Vloten, Het Nederlandsche Kluchtspel, bladz. 36-39 (vss. 28-49, 291-326, 332-348). Zie Lippijn b. |
c. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 257-284. Zie bij Esmoreit c.
Behalve a heeft Moltzer voor deze uitgave ook het hs. gebruikt. |
| |
12. Een Tafelspeelken van twee Personagen om up der Drij Conijnghen avond te spelen.
a. | Belgisch Museum II, bladz. 102-106.
Willems gaf het hier uit naar het hs. met enkele aanteekeningen onder aan de bladzijde. |
b. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 285-290. Zie bij Esmoreit c.
Moltzer gebruikte hiervoor den tekst van a; het hs. had hij niet kunnen krijgen. |
| |
13. Een Tafelspeelken van twee Personagien, ghecleet up zij boersche.
a. | Willems in Belgisch Museum II, bladz. 121-134. Zie bij no. 12 a. |
b. | Van Vloten, Het Nederlandsche Kluchtspel, bladz. 74-77 (vss. 146-215). Zie bij Lippijn b. |
c. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 312-328. Zie bij no. 12 b. |
| |
14. Nu Noch.
a. | Willems in Belgisch Museum, II, bladz. 107-120. Zie bij no. 12 a. |
b. | Van Vloten, Het Nederlandsche Kluchtspel, bladz. 40-44 (vss. 1-32, 40, 42-62, 110-116, 194-202, 218-234). Zie bij Lippijn b. |
c. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 291-311. Zie bij no. 12 b. |
| |
| |
| |
15. Vanden Sacramente vander Nyeuwervaert.
a. | C.R. Hermans, Geschiedenis der Rederijkers in Noordbrabant. 2de stuk (het eerste is nooit verschenen), 's-Hertogenbosch 1867.
Bladz. 1-5 bevat een uittreksel uit het prozagedeelte van het hs., bladz. 6-10 het gedicht met de uitlegging van de schilderij; bladz. 11-94 het spel met de beide prologhen; bladz. 94-96 eene beschrijving van het hs.; bladz. 336-350 aanteekeningen.
Voor deze uitgave heeft Hermans het hs. gebruikt, dat hij echter niet overal even goed heeft gelezen en verstaan. |
b. | Dit is tspel vanden Heiligen Sacramente vander Nyeuwervaert, uitg. E. Verwijs, Leeuwarden 1867.
Het hs. is door Verwijs niet gebruikt; hij heeft alleen in den tekst van a een aantal verbeteringen gemaakt. Eene korte Inleiding (I-VIII) gaat vooraf, terwijl aanteekeningen (bladz. 83-90) en eene woordenlijst (bladz. 94-107) het werkje sluiten. |
c. | Moltzer, Mnl. Dram. Poezie, bladz. 419-495. Zie bij Esmoreit c. Het hs. is door Moltzer voor deze uitgave gebruikt. |
| |
16. Mariken van Nieumeghen.
a. | Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen. 2de Série. Werken voor de leden alleen bestemd. Nr. V.
Een schoone Historie van Mariken van Nimweghen enz. Gent 1853.
Bladz. I-X bevat eene Voorrede van Bon Jul. De Saint-Genois, bladz. 1-78 den tekst zonder eenige aanteekeningen.
Als alle uitgaven voor de leden alleen (in 1853 waren er 34) is ook dit boek mooi gedrukt op best papier in groot formaat, met Duitsche letter.
De tekst is genomen uit den druk van Stroobant (S), hier en daar ook naar den nadruk daarvan (Str). De Voorrede eindigt: ‘dat wy geen der twee teksten slavelyk hebben gevolgd, maer dat wy zoo veel mogelyk, wanneer het er op aenkwam, den duidelyksten hebben verkozen. De verzen liepen dikwyls, in beide, als proza, door elkaer, en wy gelooven er in geslaegd te zyn om ze hare gewone snyding terug te geven. Overigens hebben wy slechts de spelling die verandering of wyziging doen ondergaen, welke er vereischt scheen om ze, in onze uitgave, regelmatig te maken.’
Heel regelmatig is de spelling nog niet geworden, en naar welke beginselen de tekst gekozen is, valt moeilijk te ontdekken. Vooral waar de druk in het voorbeeld onduidelijk was, heeft deze uitgave dikwijls eene lezing, die van beide afwijkt. Soms is dit wel eene verbetering, b.v. vs. 235 wane, maar ook wel eene verslechtering
|
| |
| |
| van den tekst, b.v. vs. 185 becoeyt, vs. 665 Dat een paep hadde mijn gherief, vs. 819 pratinghe enz.
De houtsneden van S zijn voor deze uitgave nauwkeurig nageteekend door K. Onghena, maar te scherp, zoodat hier soms den indruk maakt van misteekend te zijn, wat in het oorspronkelijke eenvoud en ongekunsteldheid is. |
b. | Marieken van Nijmegen; eene Nederlandsche volkslegende uit de 16e eeuw, 's Gravenhage, 1854.
De ongenoemde uitgever - hij teekent zich alleen V. in de opdracht aan Hoffmann van Fallersleben - was J. van Vloten.
Bladz. V-XIII bevat de inleiding; bladz. 1-48 den tekst met woordverklaringen onder aan de bladzijde; bladz. 51-58 aanteekeningen.
De tekst is bewerkt naar de uitgave der Bibliophilen en den druk van Van Borculo (U), maar van den laatsten heeft Van Vloten een veel te spaarzaam gebruik gemaakt. Soms wijkt hij van beide teksten af, en heeft uit die twee een nieuwen gemaakt, die dan de waarde van eene conjectuur heeft. |
c. | Historie van Mariken van Nieumeghen. (Facsimiledruk naar A) 's Gravenhage, 1904.
Op het eigenlijke werk volgt een naschrift van P. Leendertz Jr. (bladz. 1-7) over den oudsten druk van het boek, over den tijd van het ontstaan der legende, over hare verspreiding, benevens eenige opmerkingen over den inhoud. |
| |
17. Die Sevenste Bliscap van Maria.
De Sevenste Bliscap van Maria, Mysteriespel der XVde eeuw. Uitgegeven op last der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taalen Letterkunde door K. Stallaert. Gent, 1887.
Bladz. I-XXXII bevat de Inleiding; bladz. 1-116 den tekst, met aanteekeningen onder aan de bladzijde.
In den tekst heeft Stallaert het hs. zoo nauwkeurig mogelijk gevolgd.
In de Inleiding wordt eene nauwkeurige beschrijving van het hs. gegeven en eenige opmerkingen over de taal en de opvoering. Bovendien bevat zij eene uitvoerige beschrijving van den omgang te Brussel in het jaar 1556 (juister 1549, zie bladz. XCVI, noot).
| |
18. Het Spel van de V Vroede ende van de V Dwaeze Maegden.
In de uitgaven van de Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen is dit stuk opgenomen als no. 6 der 2de serie. Gent 1846.
| |
| |
Het is naar het hs. uitgegeven door J. K(etele). De inleiding (bladz. 7-9) bevat weinig belangrijks. De tekst (bladz. 11 54) is vrij slecht verzorgd. ‘Wat aengaet de aenteekeningen en verklaringen, dewijl de uitgave van dit werkje alleen voor taelkundigen bestemd is, zijn wy zoo matig als mogelyk daeromtrent geweest, slechts eenige weinig gebruikte woorden en sommige hier te lande nog in zwang zynde spreekwyzen aenstippende.’ Het verklaren der moeilijkheden en het terechtbrengen van den zeer bedorven (ook door den uitgever?) tekst wordt aan de taalkundigen overgelaten.
Maar - laat ons dankbaar zijn, dat door deze uitgave althans het stuk niet geheel verloren gegaan is. |
-
voetnoot1)
- Hier en bij de volgende aanhalingen uit dit werk worden de bladzijden van den 2den druk opgegeven.
|