Worm en donder. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1700-1800: de Republiek
(2017)–Gert-Jan Johannes, Inger Leemans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 725]
| |
[pagina 727]
| |
Heel graag hadden wij gezien dat dit deel in de reeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur op naam van onze goede vriend en collega Joost Kloek zou hebben gestaan. Hij was immers de oorspronkelijk beoogde auteur, hij verzamelde veel waardevol materiaal en schreef al verschillende stukken. Helaas was het hem door ziekte niet vergund er een boek van te maken. Bij het samenstellen van Worm en donder hebben we schaamteloos gebruikgemaakt van zijn werk. We danken Joost voor zijn vertrouwen in onze competentie en voor de bijzonder prettige contacten met hem en zijn echtgenote Meik. Een groot gedeelte van hoofdstuk 1.3 en een aantal onderdelen van 9.1 en 9.2 werden in eerste aanleg geschreven door onze Vlaamse collega Tom Verschaffel, die wij hiervoor hartelijk danken. Dit boek zou niet tot stand zijn gekomen als het gastvrije nias te Wassenaar ons niet in staat had gesteld om tijdens een verblijf van tien maanden geconcentreerd aan dit project te werken. We denken met plezier terug aan de prettige samenwerking met de medewerkers en de fellows die we op het nias leerden kennen. Onze werkgevers (voor Inger Leemans de afdeling Geschiedenis van de Vrije Universiteit Amsterdam, in de persoon van Koen Goudriaan en Susan Legêne, voor Gert-Jan Johannes het Onderzoekcentrum voor Geschiedenis en Cultuur van de Universiteit Utrecht, in de persoon van Joost Dankers) zijn wij erkentelijk voor medefinanciering en tijdelijke vrijstelling van andere werkzaamheden. nwo/fwo en de Nederlandse Taalunie - de initiatiefneemster en opdrachtgeefster van de reeks - voorzagen ons van financiële bijdragen en ondersteuning. De leden van de hoofdredactie en de adviesraad lazen onze stukken met aandacht en gaven ons vele waardevolle adviezen en suggesties. Arie Jan Gelderblom danken wij tevens voor zijn aandeel in de correctie van de drukproeven, en voor zijn zorgzame ondersteuning. Een steun in de rug waren ook de plezierige contacten met Marieke van Oostrom, Suzanne Aben en de andere medewerkers van Uitgeverij Bert Bakker. Een boek als dit betekent niet alleen een aanslag op de tijd en energie van de auteurs en andere direct betrokkenen, maar ook op die van talloze bibliotheeken archiefmedewerkers. Chantal Keijsper gaf ons toestemming om stapels achttiende-eeuwse boeken uit de Universiteitsbibliotheek Leiden over te laten komen naar het nias. René van Stipriaan verzamelde de auteursportretten uit de dbnl voor ons. De dbnl is ook via de vele gedigitaliseerde bronnen en studies voor ons onderzoek van grote waarde geweest. De medewerkers van Early Dutch Books Online stelden hun digitale tekstbestanden voor ons ter beschikking, nog voordat hun website online kwam. De stcn leverde haar hele achttiende-eeuwse titelbestand in databasevorm aan, zodat we berekeningen over de letterkundige productie konden maken. Ook het Bilderdijk Museum en de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek der Vrije Uni- | |
[pagina 728]
| |
versiteit stelden ons veel waardevol materiaal ter beschikking. Een woord van dank aan de medewerkers van al deze organisaties is dan ook bepaald niet overbodig. Voor het overnemen van taken, hulp bij het onderzoek en het leveren van commentaar op onze teksten danken we verder Marco de Niet, Ewoud Sanders, Huib Zuidervaart, Edwina Hagen, Hans de Waardt, Fred van Lieburg, Eric Jorink, Ton van Kalmthout, Connie Klützow, Willem van den Berg, Gijsbert Rutten, Rudolf Dekker, Peter Altena, Kornee van der Haven, Lieke van Deinsen, Mark Loeffen, Fernie Maas, Jordy Geerlings en Egbert de Haan. Lex Raat en Eveline Koolhaas-Grosfeld gaven ons beeldadviezen en Olga Witmer assisteerde bij het verzamelen van het beeldmateriaal. Zoals altijd hadden onze partners, Han van der Vegt en Debora Duyvis, weer heel wat met ons en ons project te stellen. We danken hen voor hun liefdevolle geduld. De vrolijkheid van Charlie Leemans werkte aanstekelijk. Zij heeft zeker een hoed vol pruimen verdiend. Ten slotte enkele opmerkingen van redactionele aard. We hebben onze citaten niet hertaald; alleen in de spelling en interpunctie ervan hebben we ons enkele kleine wijzigingen veroorloofd. Achttiende-eeuwse auteurs schrijven bijvoorbeeld allerlei namen en begrippen in hoofdletters, waar wij onderkast of cursivering zouden toepassen. De apostrof waarmee ze het wegvallen van een verbuigings- of vervoegingsuitgang aangeven, hebben we weggelaten wanneer dat voor de hedendaagse lezer verwarrend zou werken. Ook hebben we hier en daar een punt of komma gezet waar die in het origineel niet stond. De citaten zijn zoveel mogelijk verantwoord in de literatuuraanwijzingen, maar bij bronnen waaruit we veel korte passages citeren en die in gedigitaliseerde vorm beschikbaar zijn, hebben we niet steeds de precieze pagina- of versaanduiding gegeven. In de tekst hebben we personen alleen van geboorte- en sterfdata voorzien wanneer het gaat om achttiende-eeuwse letterkundigen.
Amsterdam, januari 2013 Inger Leemans en Gert-Jan Johannes |
|