Vanden verlooren zoone
(1941)–Robert Lawet– Auteursrecht onbekend
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beschrijving van het handschriftHet handschrift waaruit de beide spelen van de Verlooren Zoone hier achter staan afgedrukt, berust in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, en draagt als katalogus nummer: II-154. Het is in een moderne band gebonden, waarvan de lederen rug gestempeld is met het opschrift: ‘Gheestelycke / Spelen / van Zinnen / HS. / 1572-1583’. Volgens een later aangebrachte nummering (Scharpé a.w. blz. 65 spreekt van ‘onlangs’) telt het hs. 173 bladen, terwijl zich vooraan en achterin een schutblad bevindt. Bij deze nummering echter is één bladnummer tweemaal gebruikt, n.l. 71. De bladen meten 20 bij 30 cm en zijn van een en dezelfde papiersoort, behalve de bladen 18, 47, 60, 86, 115 en 145, die uit grauw omslagpapier bestaan, en de scheiding vormen tussen de verschillende spelen. Behalve deze bladen zijn nog de volgende onbeschreven 1vo, 9vo, 16vo, 17vo, 19vo, 20vo, 45vo, 46, 48vo. 49vo, 61vo, 84vo, 85, 87vo, 88vo, 89vo, 116vo, 117vo, 146vo, 147vo, 148vo, 173vo, terwijl wat op 17ro staat niet tot de tekst van de spelen behoort. Wat daar staat is een schrijfproef, n.l.: ‘Alle de goene die dese presente / letteren sullen syn sien ofte(?) horen / salut(?) oyt(?) te wetene dat voor ons / ghecommen ende es gecomparert’ en verder de naam Guilielmus Halewyn. Over deze naam zegt Prof. Scharpé a.w. blz. 65 noot: Een Willem van Halewyn staat vermeld bij F. De Potter, Schets eener Gesch. van de stad Rousselare (Rouss., 1875) bl. 178, als koning, in 1622, en als keizer, in 1624, van de St. Jorisgilde. Guilielmus Halewyn komt niet voor op de lijst der Confraters van de Gilde. Maar wel zijn zoon: ‘nr. 694 Gillis van Hallewijn Filius Guilliame’.’ Bij het inbinden heeft de binder het dubbelblad 4-15 volgens de tegenwoordige nummering, verkeerd gelegd, zodat de tekst van fol. 3vo wordt voortgezet op fol. 15 en 15vo en dan weer op fol. 5, terwijl fol. 4 de voortzetting is van fol. 14vo, waar men dus achtereenvolgens heeft 14vo, 4, 4vo, 16 enz. Reeds dr. W. de Vreese wees op deze vergissing in een briefje, nu opgeplakt op het schutblad | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorin: De binder heeft zich hier vergist: het vel, waarvan de eene helft blz. 7-8, en de andere blz. 29-30 uitmaakt, is bij het innaaien verkeerd gelegd. Gent 7 Juli 1899 (get.) Willem de Vreese. Over het algemeen is het hs. in goede staat bewaard gebleven. Enkele bladzijden slechts zijn bruin verschoten en vuil geworden, doordat zij de buitenkant vormden van de kleinere handschriften waaruit ons hs. later is samengesteld. Prof. Scharpé, a.w. blz. 66 heeft op grond van de vorm der vochtvlekken opgemerkt, dat bij dat verzamelen tot één groot hs. door de binder het eerste pak van 9 dubbelbladen, nu fol. 1 tot en met fol. 17, (na fol. 16 is een blad weggesneden) verkeerd is omgevouwen, waardoor het spel van Jhesus ten twaelf jaren oudt voorop kwam te staan, en het spel dat in het oorspronkelijke kleinere hs. voorop stond, op de tweede plaats. Bovendien merkt Prof. Scharpé t.z.pl. op dat het bedoelde pak dubbelbladen er oorspronkelijk 10 zal hebben geteld; één dubbelblad is verloren gegaan, en wel tussen fol. 9 en 10; het was dus in het oorspronkelijke kleinere hs. het buitenste blad. Zo is verklaard dat het spel dat nu op fol. 10 begint, en dat wij het spel van Meest elcken hebben genoemd (zie blz. 19), zonder titel en opgaaf van personen in het hs. voorkomt, terwijl alle andere spelen wel een titel en een opgaaf van personen op een apart voorafgaand blad hebben. Dat reeds vóór het inbinden het onderstelde buitenste dubbelblad verloren was, bewijst de bruin verschoten kleur van fol. 9vo en 10ro. Eén blad in de bundel heeft aanzienlijke schade geleden, n.l. fol. 114. Bovenaan is een gedeelte weggescheurd, zodat een viertal regels op beide bladzijden geheel of gedeeltelijk is verloren gegaan. Door de gaatjes die in sommige bladen voorkomen, zijn meestal slechts enkele letters verloren gegaan, die makkelijk kunnen worden aangevuld. Met de benedenhoek die van fol. 11 gescheurd is, verdween slechts het laatste deel van het woord per[sonaje]. Het gehele hs. is van een en dezelfde, over het algemeen duidelijke, hand. Alleen is het onderscheiden tussen e en i soms, en tussen e en o dikwijls onmogelijk. Op welke gronden Prof. Scharpé, t.a.pl. blz. 65, het voor waarschijnlijk houdt dat wij hier met een autograaf van Lawet te doen hebben, is mij niet duidelijk. Er is wel niets dat ertegen pleit, maar ook niets dat er op wijst. Behalve het eerste spel dragen alle spelen de kenspreuk ‘Al qwaelcke ghewedt’ en de naam van de Kamer ‘Zebaer Herten’. Toch is dat eerste spel zeker ook van dezelfde auteur; taal, woordgebruik, rijm en uitwerking wijzen daarop. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een datum komt voor onder het 4e spel: 1571; onder het 5e: Vullent den 9en Septembere 1577; onder het 6e: Vollent tot Brugghe desen iijen Novembere 1582, en onder de beide spelen van de Verlooren Zoone, waaruit het 7e spel bestaat, resp. Vollendt tot Brugghe desen 13en van Septembere 1583, en Vullendt tot Brugghe desen 21en van Septembere 1583. Eigenaardig is dat vóór aan het 6e spel op fol. 87 onder de titel het jaartal 1582 staat, maar onder de titel op fol. 88, en onder de lijst der spelers op fol. 89 het jaartal 1583! In verband met de datum van het 6e spel zal 1583 wel een vergissing zijn. Deze data bij de laatste vier spelen en de vermelding ‘vollent tot Brugghe’ die onder het 6e en 7e spel voorkomt, leverden het stellig foutieve tweede gedeelte van de titel: ‘Verzameling van zeven gheestelycke Spelen van Zinnen / waarschijnlijk gespeelt tot Brugge tusschen de jaren / 1571 en 1583’, die later op de ro van het schutblad voorin geschreven is. Op te merken valt nog dat in het 6e spel, het spel van het Taruwe Graen, de bladen een eigen nummering in rood hebben, van 1 op fol. 90 tot 25 op fol. 114. In het eerste spel staan op fol. 2vo vóór Scriba, Phariseus en Saducheus namen gekrabbeld, waarschijnlijk van de personen met die rollen belast: d...., maeren(?), coorde. In de ledenlijst in het Gulde-bouk no. 2 komen een paar malen hierop gelijkende namen voor: no. 100 Henderick Onaere, no. 378 Jan Omaere, en no. 77 Clement Coorde, no. 185 Meester Matheus Coorde Priester. (Vgl. Scharpé, a.w. blz. 92, noot). Nog kan vermeld worden dat behalve op fol. 17ro, waarover boven reeds gesproken is, ook elders in het hs. nog enkele woorden voorkomen die niet tot de tekst behoren. Zo staat op fol. 16 links naast de opgave van de lengte van het daar eindigende 2e spel het woord ‘sapientie’; op fol. 48, het titelblad van het 4e spel, onderaan links het woord ‘Maet’. Het gehele hs. is met zwarte inkt geschreven, behalve de titels van de verschillende spelen en de daarbij behoorende lijst van spelers, die met rode inkt geschreven zijn. Eveneens in rode inkt zijn telkens de spelers aangegeven boven iedere claus. Nu eens rood, dan weer zwart, zijn de onderschriften van de spelen. Verder begint iedere claus met een rode hoofdletter, terwijl ook iedere nieuwe bladzijde met een rode hoofdletter begint. In het spel up den Vader Onse zijn nog een groot aantal woorden rood onderstreept. Het zijn in de regel de woorden die bij de voor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dracht meer moeten uitkomen. Wellicht zijn deze rode strepen ten behoeve van de spelers geplaatst. Overzicht van de inhoud van het handschrift
|
|