| |
| |
| |
| |
| |
| |
Verkortingen.
Natuurlijk en begrijpelijk is het, dat men de gewoonte heeft aangenomen, om termen, die dikwijls voorkomen, niet voluit te schrijven, maar door eene verkorting aan te duiden.
Dit is, om iets te noemen, 't geval bij opgaven van maten, gewichten, windstreken, titels en meer.
Eens vroeg mij iemand van eenige nu en dan hem voorgekomen verkortingen de beteekenis. Ik deelde hem die meê, en voegde er nog wat aan toe, en zoo ontstond het onderstaande lijstje.
a. C. en p. C.: |
ante Christum en post Christum, vóór Christus en na Christus. (Daarom òòk wel v. C. en n. C.) Staat er nog eene n achter, dan is het ante Christum natum en post Christum natum, vóór Christus' geboorte en na Christus' geboorte. - Die het leest, mag er aan denken, dat bijzonder groot moet zijn geweest de persoon, die, zonder de macht te gebruiken van 't wapen en zonder de macht te bezitten van 't geld, voldoenden grond gaf, meer dan voldoenden grond, om met |
| |
| |
|
zijne komst in de wereld een nieuwe tijdrekening te beginnen. |
a.m. en p.m.: |
ante meridiem en post meridiem, vóór den middag en na den middag. De maatschappelijke vóór- en namiddagen wijken, met name in de groote steden, zeer ver van de natuurlijke af, gelijk, in 't algemeen, vooral dáár de maatschappelijke toestanden veel onnatuurlijks hebben aangenomen. Overigens, zaken worden meest gedaan a.m. Vele heeren zijn dan ook p.m. minder goed te spreken. |
ao.: |
anno, in den jare. Komt meest voor op oude steenen en in oude monden. Jongens zeggen nooit anno. Hunne grootvaders wel. |
a.p.: |
anno passato, ten vorigen jare. Als de zin deze opvatting niet toelaat, zal misschien Amsterdam's peil u van dienst kunnen zijn. |
a.s.: |
aanstaande. Iemand schrijft: ‘Ik zal tot u komen den 14den Mei a.s.’ - En als die iemand wijs is, denkt hij zich de conditie van JacobusGa naar voetnoot1) er bij. |
bl. of bladz.: |
Bladzijde (ook pag. en fol., dat is: pagina, folio.) Elk dezer vormen, mits dan nog een cijfer er achter sta, wijst een lezer den weg in een boek. Als nu het boek maar iets doet, om hem den weg te wijzen door 't leven. |
b.v. of bijv.: |
Bij voorbeeld. Vooral dienstig in een betoog. Want in een betoog is het aanvoeren van een voorbeeld, wat in een kamer het opdraaien van de lamp is. |
B. en W.: |
Burgemeester en Wethouders. Dat B. en W. vind ik wel wat speelsch tegenover de edelachtbaarheid. Ik stel voor, de Overheid onverkort te laten. |
| |
| |
c.a.: |
cum annexis, met hetgeen er bijbehoort. Zoo zal men, als men b.v. den predikant te vermelden heeft van Scherpenzeel, Spanga, Munnekeburen en Nyetryne, ter wille der eenvoudigheid waarschijnlijk liever zeggen: ‘predikant van Scherpenzeel c.a.’, gelijk men zijn collega van Oudeschoot, Nyeschoot, Oranjewoud, Mildam, Rottum en Katlijk, uit dezelfde beweegreden, denkelijk liever zal noemen: ‘predikant van Oudeschoot c.a.’ |
c.c.l.b.: |
cetera condonet lector benevolus, de overige vergeve de goedgunstige lezer. Dit zet een schrijver onder de lijst van fouten, die hij nog na het afdrukken in zijn boek heeft gevonden, namelijk, drukfouten. Voor andere fouten vraagt een schrijver doorgaans niet om vergeving. |
c.s.: |
cum suis, met de zijnen, of cum sociïs, met zijne gezellen. Daar kan verschil tusschen zijn. Want uwe gezellen zijn niet altijd, zijn dikwijls niet, de uwen. |
d.d.: |
de dato, van de dagteekening. ‘Mjn brief d.d. 5 Maart’ is mijn brief, dien ik op 5 Maart heb geschreven. In vele brieven, - vooral Regeeringsbrieven, notarieele brieven en handelsbrieven, is niets van teekening, dan de dagteekening er boven en de handteekening er onder. |
d.i.: |
dat is. Die dat dikwijls noodig heeft, lijdt aan onklaarheid. Bij klaarheid van gedachte en juistheid van woord begrijpt de lezer in eens, wat het is. |
D.V.: |
Deo volente, zoo God wil. De vromen denken dat altijd; de schijnvromen zeggen het dikwijls. |
d.w.z.: |
dat wil zeggen. Hierop kan toepasselijk zijn wat van d i. is gezegd. Overigens, die niet schrijft, maar spreekt, gebruikt wel eens dat wil zeggen, om er meê om te gooien, wat hij opgezet heeft. Bij voorbeeld, iemand geeft u op uwe vraag, of hij dit of dat gedaan heeft, ten antwoord: ‘ja, dat wil zeggen, neen...’ |
| |
| |
|
Of wel, iemand vertelt u: ‘ik ben wat onverschillig, ziet u? dat wil zeggen, onverschillig ben ik niet, maar...’ |
en Co: |
en Compagnie. Soms is de compagnon iemand en soms niemand. Er zijn lieden, die hun crediet zoeken te versterken, door aan zich denkbeeldige compagnons te verbinden. |
e.k.: |
eerstkomende. Kan van groot belang zijn. Als iemand belooft u te zullen betalen op 10 Juli e.k., daar hebt gij altijd iets meer aan, dan als hij u belooft, op 10 Juli te zullen betalen. |
enz. en etc.: |
en zoo voorts en et cetera. Wordt gebruikt, als men 't niet noodig acht, alles te noemen, en dus het opnoemen staakt, eer men 't eind heeft. Ook gebruikt men het wel, als men alles gezegd heeft, wat men weet, maar den schijn wil aannemen, als of men nog meer weet. |
f.i.: |
fiat insertio, het worde ingelascht. Zoo zal een secretaris kunnen notuleeren: ‘de vergadering besluit, het volgende stuk aan de Regeering te zenden, f.i.’ Dat is dan te zeggen, dat bij het in 't net schrijven dat stuk moet worden ingelascht. Naardien nu dat f.i. vaak tot het vol schrijven van vele bladzijden noopt, is het voor dien secretaris veelal gelijk staande met fatale inval. |
h.t.: |
hoc tempore, op dezen tijd, tijdelijk. Als ik mij noem ‘h.t. praeses’, duidt dit aan, dat het praesidium mij niet blijvend eigen is, maar dat ik het op dezen oogenblik heb. Zoo zou een Minister kunnen schrijven ‘h.t. Minister’ ook al ter aanduiding van het niet-blijvende. Maar dat is geen gewoonte. |
i.p.i.: |
in partibus infidelium, in de oorden der ongeloovigen. Bisschoppen i.p.i. zijn titulaire Bisschoppen, door den Paus in dien vorm benoemd, ten teeken, dat ze eigen- |
| |
| |
|
lijk dáár of dáár een Bisdom behoorden te bezitten. 't Is dus tevens een teeken, dat een mensch ook daar, waar hij feitelijk niets te zeggen heeft, nog iets te zeggen wil hebben. |
i.v.: |
in voce, op het woord. Wordt gebruikt bij verwijzing naar eene plaats in een Woordenboek. Bij voorbeeld, gij hebt een en ander over torpedo's geschreven en zet nu onder uw opstel: ‘zie verder Nieuwenhuis, i.v. Watermijnen.’ Zulk eene verwijzing is soms verre van overbodig. Zonder deze zou menigeen torpedo dáár niet zoeken, noch ook doodekop onder ijzeroxyde, noch ook waterrot onder veldmuis, en zoo meer. |
j.l.: |
jongstleden, achter een datum. 't Is volkomen het tegendeel van e.k., ofschoon het zelf dat eenmaal was. De Tijd is voortdurend bezig, ieder e.k. te veranderen in j.l., of ook, tot eenige variatie in dat eentonig werk, er van te maken l.l., dat laatstleden beduidt. |
jr. en sr.: |
junior en senior, de jongere en de oudere, tot onderscheiding van zoon en vader, als ze denzelfden naam dragen. Somtijds wordt soortgelijke onderscheiding aangeduid, door achter den naam van den jongere te zetten Azn., Bzn., of zoo. Maar men make de onderscheidingen zoo juist, als 't kan, altijd zijn er, die de zaak toch niet vatten. Ten voorbeelde de slimmerd, die zich hevig boos maakte, toen zijn bewering, dat Mr. Heemskerk Azn. een eigen broeder was van Mr. Heemskerk Bzn., geen instemming vond. |
L.B.: |
Lector benevole, goedgunstige lezer. Komt wel voor aan 't hoofd eener inleiding of eener voorrede. Daarmeê wil echter de schrijver niet zoo zeer zijn gevoelen uitdrukken, dat de lezer hem goedgunstig is, als wel aan zijn wensch lucht geven, dat de lezer hem goedgunstig zij. |
| |
| |
L.S.: |
Lectori salutem (dico), den lezer (breng ik) mijn heilgroet. Een eenigszins anderen vorm van toespraak koos Multatuli, toen hij in een boek, waarvoor hij natuurlijk den bijval van 't publiek toch wel wenschelijk achtte, de liefelijke woorden zette: ‘Publiek! ik veracht u!’ |
m.a.w.: |
met andere woorden. Kan te gemoet komen aan de onduidelijkheid van den schrijver of aan de onbevattelijkheid van den lezer of, ook wel, aan beiden. |
med. en ult.: |
medio en ultimo, bij maandnamen, ter aanduiding van het midden of het einde der maand. In betrekking tot een maand zal men zich daar wel nooit in vergissen. Maar in betrekking tot het leven kan men 't licht mis hebben en kan ultimo er zijn, als men denkt, dat men nog in medio is. |
m.i.: |
mijns inziens. Als iemand schrijft: ‘het is m.i. aldus’, dan bedoelt hij eigenlijk: zoo is het. |
N.B.: |
Nota bene, let wèl op. Wordt in ernst, en ook spottend, gebruikt. Een voorbeeld van 't eerste ontleen ik aan een drukproef: ‘N.B. hier moet een kleine ruimte open blijven voor een figuurtje.’ Een voorbeeld van het tweede ontleen ik aan 't leven: ‘hij zeî: ‘we moeten stand houden, mannen! en hij, N.B. ging het eerst aan den haal.’ |
nml. of nam.: |
namelijk. Geeft nadere verklaring. ‘Als de ezels en de prevesters er bij komen, zeî de dokterskoetsier, is meestal de uitkomst nabij, nml., het einde.’ |
n.n.: |
nomen nescio, ik weet den naam niet. Als een mij bekende gever uit bescheidenheid wenscht, dat ik zijne gift zal vermelden, met n.n. er bij, en ik doe zoo, dan is dat één van de onschuldigste gevallen, waarin ‘ik weet het niet’ beduidt ‘ik weet het wel, maar gij zult het niet weten.’ |
| |
| |
o.a.: |
onder anderen. - ‘Ik noem het o.a. eene dwaasheid, eene mode te volgen, die het lichaam misvormt.’ Daar wil ik, heel behoedzaam, meê zeggen, dat men dit niet zoo moet opvatten, als of ik geen andere dwaasheden meer weet. |
p.c.: |
pour condoler. Een naamkaartje, met deze letters er op, is rouwbeklag, - en wel, rouwbeklag op zijn dunst. |
p.f.: |
pour féliciter. Dus, een heilwensch. - Twee vrinden, die de letters p.f. op een kerkezakje zagen staan, waren 't niet eens over de bedoeling en dobberden tusschen pour féliciter, dat het niet kon zijn, en Prins Frederik, dat het ook niet kon zijn, en pia fraus (vroom bedrog), dat het toch ook niet kon zijn. Een boer, die achter hen zat, gaf hun licht, door de kennisgeving, dat het beduidde: predikanten-fonds. |
P.G.: |
Protestantsche godsdienst. ‘Men vraagt een drankvrijen koetsier, van de P.G.’ De aardigheid: van de pokken geschonden verdient niet eens neêrgeschreven te worden. Maar zij staat er nu al. |
p.o.: |
per order. Dat zet men, als men een stuk onderteekent in plaats en op last van een ander. Och of nooit iemand het gedaan had in plaats, bij ontstentenis van het op last! |
p.p.: |
per procuratie, bij volmacht. Dus, verwant aan het vorige. Die aan iemand het recht wil geven tot dat p.p., moet eerst alles wel goed overwegen. Want in dat p.p., kan blijkens de ervaring, ook schuilen: pecunieel perikel. |
p.p.c.: |
pour prendre congé. Een naamkaartje met p.p.c. vertegenwoordigt dus een afscheid. 't Is het afscheid nemen der beleefdheid. Het afscheid nemen der hartelijkheid is minder glad en minder plat. |
p.r.: |
pour remercier. Als ik in betrekking tot het danken een thermometerschaal moest maken, zou ik zeggen: niet dan- |
| |
| |
|
ken is vorst; danken met een kaartje is matig; danken met woorden is warm; danken, zonder woorden, met een handdruk en een traan, is bloedwarm. |
p.s.: |
post scriptum, naschrift. Men zegt, dat dames bijna nooit een brief schrijven zonder p.s. - Zekere juffrouw, die voor zich deze beschuldiging wenschte te ontgaan, zette eens onder haar brief: ‘p.s. Ziet gij nu wel, dat ik wel een brief kan schrijven zonder post scriptum?’ |
q.f.: |
quod factum, hetwelk geschied is. Als ik notuleer: ‘den secretaris wordt opgedragen, aan den vrager een toestemmend antwoord te zenden,’ en ik zet er achter q.f., dan beduidt dit, dat aan de opdracht voldaan is. In 't notulenboek van ieders leven staan echter vele opdrachten, waar het q.f. nog niet achter gezet worden kan. |
q.n.: |
quem novisti, dien gij kent. In gemeenzame brieven gebruikt men dit wel, in plaats van de naamteekening: ‘En nu eindig ik. Vaarwel! Ik blijf uw vriend, q.n.’ Dat q.n. is tevens een zeer weldadige uitsparing voor iemand, die niet heet Pot of Kip, maar een naam voert van wel 18 of 19 letters, als Schweerbeyderbeeke, Van Maarschalkerwaard, enz. |
q.q.: |
qualitate quâ, in hoedanigheid. Dat zet gij achter uwen naam, als ge iets schrijft of onderteekent of toezendt, niet uit en voor uzelven, maar krachtens een bepaalde betrekking of verhouding. Wat gij mij geeft, omdat en doordien gij zijt penningmeester van dit of dat, geeft gij mij q.q. Die 't uitspreekt, zegt gewoonlijk kuwe, kuwe. Daarom kon eens iemand zeggen tot een penningmeester, die bekend stond als zeer zuinig in zijn privé: ‘gij geeft veel kuwe, kuwe; dat beduidt: niet van 't uwe.’ |
R.C. of R.K.: |
Roomsch Catholiek of Roomsch Katholiek. Men vindt zoowel het een, als het ander. De C en |
| |
| |
|
de K vechten gestadig om den voorrang, gelijk de Curie en de Koningen. |
S.D.G.: |
Soli Deo gloria, Gode alleen zij de eere. De verkorting S.D.G. duidt een recht Gods aan, dat veelal sterk wordt verkort. |
s.t. en s.s.t.t.: |
salvo titulo en salvis titulis, behoudens den titel en behoudens de titels. Gij zendt een brief rond bij de Heeren die en die, s.s.t.t., dat is, zonder van ieder den titel er bij te zetten. Overigens, met het weglaten van titels moet gij voorzichtig zijn. Sommigen nemen u die weglating zeer kwalijk, vooral zij, van wie niet veel overschiet, als de titel er af is. |
t.a.p.: |
ter aangehaalder plaatse. Wordt gebruikt bij eene verwijzing naar een plaats in een boek, waarheen al meer is verwezen, zooals men a.w. kan zetten, aangehaald werk, als men naar een geheel boek verwijst, dat men al vroeger genoemd heeft. 't Is om noodelooze herhalingen te vermijden. Maar op andere punten is 't soms weêr niet zoo klaar, dat de schrijver tegen noodelooze herhalingen is. |
t.t.: |
totus tuus, geheel de uwe, - gelijkstaande alzoo met t. à t. en t. à v., tout à toi en tout à vous. Als men erg op onze gehechtheid gesteld was, zouden zich zware twisten daaraan kunnen verbinden. Want honderd personen, die brieven van ons hebben, konden allen zeggen: ‘hij is geheel de mijne; ik heb het zwart op wit.’ |
t.w.: |
te weten. - Als we daarbij voegen: d.i., d.w.z., m.a.w. en nml., dan hebben we vijf gebroeders, door een schrijver als gidsen in dienst genomen, om den lezer door zijn bosschen en over zijn bergen te helpen. |
u.s.: |
ut semper, als altoos. Gebruikt bij de onderteekening van |
| |
| |
|
een vriendschappelijken brief: ‘U. s. Uw u liefhebbende Piet.’ Weemoedig, dat nog eens te lezen, als Piet dood is. Bitter, dat nog eens te lezen, als Piet niet meer om u geeft. |
v.b. en v.o.: |
van boven en van onderen, bij verwijzing naar eene bladzijde. ‘Zie bl. 12 v.b. en 17 v.o.’ 't Heeft zijn nuttigheid, aangewezen te zien, dat men boven niet vinden zal, wat beneden is, en beneden niet zoeken moet, wat boven is te vinden. |
Verg. of vrg.: |
Vergelijk. Ook een practische wenk. Vergelijking is een zeer gewichtige zaak. Vergelijking is het complement van waarneming, zooals het eene been het complement is van 't andere. Waarneming en vergelijking zijn de twee beenen, waarop de wetenschap wandelt en waarmeê de wetenschap hare klimtochten doet. |
V.G.A.: |
Verzoeke gunstig antwoord. Dat laten mijnheer en mevrouw op hunne invitatiekaarten drukken, ofschoon ze tot elkaar zoo al eens hebben gezegd: ‘'t is warempel te hopen, dat er ook wat bedanken.’ |
v.h.: |
Van huis. Wat men niet mist, waardeert men veelal niet. Wie is dankbaar, als hij onder zijn briefje zet: v.h.? En toch... als hij eens heel lang en heel ver van zijn huis was verwijderd! En als hij eens geen te huis had! |
z.g. |
Zoogenaamd. Dat kan te pas komen bij allerlei: ‘Een vriend, z.g.’ - ‘Maderawijn, z.g.’ - ‘Vroomheid, z.g.’ - Boter, z.g.’ |
Al deze aangehaalde verkortingen, van a tot z, zijn al oud. Tot den nieuweren tijd behooren echter de sterkste, - sterker, dan die hier boven staan. Bij voorbeeld: ‘Een kamer met riant uitzicht wordt gevraagd door een h.z.b.b.h.h.’, dat is: een heer, zijne bezigheden buitenshuis hebbende. Of wel: ‘Eene dame, liefst
| |
| |
met eenig fortuin, wordt gezocht door een weduwnaar, g.k.t.z.l.h.’, dat is: geen kinderen tot zijn last hebbende.
Maar ik eindig. Intusschen, wijl bovenstaande lijst nog niet volledig is, wijl eigenlijk eene lijst als deze nooit volledig kan zijn, gevoel ik, dat ik eindigen moet met de verkorting:
Enz.
|
|