De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Schadelyk gewas in zekeren tuin Ik stond in Huig ooms tuin, die heerlyk was aan 't bloeijen. Hy sprak: ik dank den Heer die ons zo veelbelooft! Ik laat in mynen hof geen schadelyk onkruid groeijen. 'k Zei vrind hier groeijt een kruid dat ziet gy over 't hoofd 't Zit diep geworteld, en gy dient het uit te roeijen. Waar is het, sprak de man: 'k zei daar gy gaat en staat. Men noemt het gierigheid, de wortel van al 't quaad. Vorige Volgende