De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 446] [p. 446] Kranken troost. Een dorppaap zag een boer met Potegreuze beenen, En sprak, myn lieve Kees, ik kan u niet zien weenen: Kom by my in de kerk, dan zalf ik licht uw' wond Met balsem giliats, gedropen uit myn mond. Och Heeroom, sprak de boer, ik ken zo ver niet loopen: Maar stuurtse met de maaijt, ik wil ze gaeren koopen. Myn balsem, sprak de paap, bestaat alleen in troost. Is 't angders niet, zei Kees, dan roep ik meester Joost. Vorige Volgende