De gedichten. Deel 3
(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij
[pagina 406]
| |
Ter bruilofte van den heere Bernard Schermer en mejuffrouw Johanna Catharina DelcourtWy zullen op dit vrolyk uur
De krachten van de Liefde zingen,
Die door haar schichten, toorts en vuur,
De grooste Helden weet te dwingen;
Die Mars noch Herkules ontziet,
En lacht om hun geweer of wapen;
Die Spiets en Sabel breekt als riet,
En kogels acht als vooze raapen.
Voor wien geen Schermer kon bestaan
In 't worstelperk van 't oude Romen,
Die Cezar zelf zyn Lauwerblaân
Heeft van een gladden kruin genomen,
En aan de schoone Nylvorstin
Kleopatra ten roof gegeeven,
| |
[pagina 407]
| |
Als hy gevangen door de Min
Zyn wellust had den toom gegeeven.
ô Liefde die aldus uw kracht
Betoont in alle Waerelds deelen,
Kon myn Thalye een blanke schacht
Uit God Kupidoos wieken steelen,
Dan zou zy schryven naden eisch,
Hoe gy een Schermer houdt gevangen,
In uw betov'rend Minpaleis,
Alwaar hy blyft in de armen hangen,
Van zyn beminde Zielsvrindin;
Een nimf zo schoon en welgeschapen,
Dat hy verwonnen door de min,
Haar offert zyn geweer en wapen.
Koomt Nimfen, dochters van den Ryn,
Vlegt Bloemfestoen en Bruiloftskranssen;
Het zal dees dag een Courdag zyn.
De Minnewichtjes zullen danssen,
Rondom 't gezegend Bruiloftsbed,
Tot dat de blyde nacht zal komen,
Daar zonder harnas en helmet
Een zoeten stryd word ondernomen;
Daar Schermer als een dapper held,
Gehuld met frissche Mirtebladen,
Zich in de bres der Liefde stelt,
En loon wacht voor zyn heldendaaden.
Gy zult Delcourt, uw tweede Ziel,
ô Schermer een beschermer strekken
| |
[pagina 408]
| |
En haar, wiens schoonheid u beviel,
Door 't Schild der zuivre liefde dekken:
Een Liefde die op deugd gegrond,
U beide kan gelukkig maeken
In uw gezegend Echtverbond,
Zo lang gy blyft in liefde blaaken.
Dan houdt de Naam van Schermer stand,
En blinkt met eenen nieuwen luister,
Een naam vermaard in 't Vaderland,
Die nooit verdwynen zal in 't duister,
Zo lang de lof der poëzy,
Zal rollen van der dichteren tongen,
Of herders liefdekozery,
En heldendicht word opgezongen,
Uit dien vermaarden geest gevloeijd,
Uws broeders, die ten roem van 't Spaaren,
Gelyk een bloem is uitgebloeijd,
In d' opgang van zyn leevens jaaren.
MochtGa naar voetnoot* Lucas (die in 't hemels licht
Geen oogen slaat, op stervelingen:
Maar zich vermaaktin hemels dicht,)
Hier zynen zwaanenzang herzingen!
Hoe klonk dan 't zegenryk geluid,
ô Bernard in uw Bruiloftzaalen,
Dan lokte hy de Nimfen uit,
En schiep een choor van nachtegaalen,
| |
[pagina 409]
| |
Als eertyds aan den Spaarenstroom,
Toen 't windtje door zyn haeren speelde,
En hy voor beeken, veld en boom,
Het oor der waternimfen streelde;
Dan zong hy mooglyk deezen toon:
ô Liefde daal van 's Hemels boogen!
En vlecht uw roozen tot een kroon.
Uw Duifjes zyn vooruit gevlogen.
De blyde Hymen staat gereed!
Myn Broeder heeft den stryd gewonnen.
Hy triumfeert in 't Bruiloftskleed;
Zyn Min in 's Hemels naam begonnen,
Strek' tot een zegen onzer stam.
Nu gaat de Bruilofts Tempel open.
Twee harten blaaken in één vlam,
En doen ons 't heil der liefde hoopen.
Nu druipt van 's Hemels dischbanket
De zuivre Nektar in uw schaalen,
Waar by geen zoetheid van Hymet,
Noch Chioos druivensap kan haalen.
Dees beker schuimt van helder nat,
Dien my Menalkas heeft geschonken,
Als ik aan Sparens oever zat,
Waar uit Apol zelf heeft gedronken,
Toen hy Admetus ossen dreef,
En weidde langs de Arkader beeken;
Die by den vroomsten herder bleef,
Toen hy van 't aardryk was geweken:
| |
[pagina 410]
| |
Wy schenken ze uwen Bruiloftsdisch,
Myn Bernard met uw Dischgenooten!
Bloeij met uw Lief gezond en frisch,
Van 's Hemels zegen overgoten.
Queek door de deugd het Stamhuis aan,
Strek uw Johannaas Kroost een hoeder,
Zo treed gy beide op roozeblaân,
Zo werde uw Schoone eens blyde moeder.
Vlieg op de vleuglen van de Min
By ons, hier na, ten Hemel in.
|
|