De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 391] [p. 391] Jok en ernst. [pagina 393] [p. 393] Aan de dichtkundige liefhebbers van heuschen boert, punt en sneldicht. 'k Heb Huigens toegestemd in myne jonge jaaren Dat woorden zonder zout en lachen zusters waren: Maar de ondervinding leert dat laffe boertery Een dwaaze dochters is van dartle zotterny; Wie dan met vuilen klap en zonder zout van reden De dwaasheid van den mensch al lachend waant te ontleden [pagina 394] [p. 394] Is zelfs belachens waard en smoort in zynen drek. Men meng' dan boert met ernst, en gesel' 't vuil gebrek, Bedil ik u wat snaaks, gy kunt my ook bedillen, Dan lachen wy gelyk met uwe en myne grillen. Had Vondels geest in spel van bloed en traanen smaak? Ik leef in Blyspel: ei vergun my dat vermaak. Schuur ik den moriaan? dien ziet men wyzer schuuren. Op 's waerelds Schouwtooneel speelt elke gek zyn kuuren. Vorige Volgende