| |
| |
| |
Ter bruilofte van den heer Izaak Hope en jongkvrouw Maria van Vlierden.
SChoon ik de bruiloftsharp wil aan de wilgen hangen;
Schoon myne Zangeres, vermoeijd van huuwlykszangen;
Een onbedwongen stof wil speelen op de fluit;
Hier lokt haar de Amstelvliet, en daar de Maasnimf uit,
Om, 't zy uit vriendschap, of uit plicht, den Echtelingen
Een' blyden minnezang gulhartig toe te zingen.
ô Zuivere Liefde! die op Eng'levleuglen zweeft,
En 's hemels nektargeur den stervelingen geeft!
ô Paradysnimf! die op heuv'len noch in dalen,
In lucht noch waterstroom, uw krachten laat bepaalen,
Ontfonk myn' geest, en roer de snaaren van myn lier,
Zo rolt en vloeijt myn dicht, bezield van 't minnevier,
Dan als de blonde Maas met kabbelende baaren
Wen zy den oever streelt der Rotterdammenaaren.
| |
| |
't Gaat wel. de Liefde zweeft op 't dundoek van den vloed,
Terwyl de Maas, omringd van haaren waterstoet,
Haar bly verwelkomt by de maagdelyke reien,
Die Hope en zyne Bruid na 't lustprieel geleien
Van 't huwlyksparadys, daar alles overvloeijt
Voor 't Paar dat in de liefde en haar volmaaktheid groeijt;
Een Lusthof, dien ze alleen voor zulken heeft gekooren
Die naa haar stem en raad, gegrond op Godsvrucht, hooren.
Hier plukt men 't ooft der min, een ooft dat nooit verzaad;
Hier groeijt aan 't hoog geboomt de Huwelyksgranaat:
Een heerlyk zinnebeeld van de Eendracht, en de vruchten
Die de eed'le liefde schenkt in 't dal der zielsgenuchten.
Een hemelsche ademdauw bewaast het lekker fruit,
En lokt den Bruidegom en zyn verliefde Bruid,
Om 't hartverquiklyk sap der eedle vrucht te smaaken;
Dat hen onsterflyk kan door kragt der liefde maaken;
't Genoegen dekt aldaar den nektarbruiloftsdisch
In de aangenaamste beemd, die altoos even frisch,
Waar Bruid en Bruigom gaan, vertoont aan alle kanten
Een onverwelkbaar groen, doorzaaijd met Amaranten:
Dat hemelsblaauw gebloemt met zuiver wit doorspreid,
Verb eldende de min, die door standvastigheid
De onsterflykheid beloofd dien die uit liefde paaren:
Een liefde, groeijende in het groeijen van de jaaren.
Tree, Hope, op hoop van vreugd, met uwe Zielsvriendin
Dit Huwlyksparadys, dit dal der wellust in,
Terwyl 't gevogelte deez minnezang laat hooren:
ô Lieve Liefde, liev' myn Lief: myn Uitverkooren!
ô Lieve Liefde, liev' den Bruidegom en Bruid!
| |
| |
Die in dit Paradys, gekroond met mirtekruid,
Hun zuivre harten aan de Huwlykseendracht geeven
Terwyl hun kusjes in de groene lovren zweeven,
En door het klappend riet, gedreven van den wind,
Getuigen strekken hoe Maria Izaak mint;
En d' onverbreekbre band twee harten heeft verbonden,
Daar zilverblanke deugd en trouw in word gevonden,
Ten opzicht van elkaâr, die ééns van hart en zin,
De Hope op 's hemels gunst genieten door de min.
Nu ziet heer Hope een eind van hoopen en verlangen,
En zal de vrucht van Vliert nu plukken en ontfangen,
Een vruchtboom opgequeekt, in d' eedlen huwlykshof,
Geplant van eenen Stam, die ryk van eere en lof,
Aan d' ouden Maastroom groeijt, in 's hemels milden zegen.
Men zegt dat d' eedle Vliert de krachten heest gekregen,
Dat wortel, schors en hout en merg en vrucht en blad
Den menschen heilzaam zy, en een onschatb're schat
Voor d' Artsenykunst strekt, ons van omhoog gegeeven,
Om 't zwakke lichaam hulp en ademtocht te geeven.
Dus gaf, ô wakkre Hope, uw lief, uw schoone Vlierd,
Wiens groene lommer u omschaduwt en verciert,
Door 't lieve Jawoord u het vrolyk leven weder.
Ge omhelst die lieve Maagd, die gy bemint zo teder
Als iemand minnen kan, die, in het hart gewond,
Gen zing bidt, en krygt van zulk een' lieven mond;
Erken dan 's Hemels gunst, die, tot uw heil genegen,
U overstroomd heeft met den tydelyke zegen;
Die uwe Vaders en uw Moeders onderstut
| |
| |
Met wysheid, deugd, verstand, en Godsvrucht, tot uw nut,
Om u met rypen raad den weg der deugd te leeren,
En wat hun is beloofd die deugdryke ouders eeren.
Hun zegen ruste op u; zo vliege uw blydschap voort,
Zo ver de naam van Hope en Vlierde ooit is gehoord,
Van Hollands zilvre Maaz', tot de Albionsche stranden,
Of waar 's lands koopvloot zeilt naar verre en vreemde landen.
Godts zegen blyve op u zo lang gy blyft op aard,
En leide u door de deugd hier namaals hemelwaard,
Daar gy, geleid door Hope en vast gegrond vertouwen,
Een schooner Bruiloftsdag voor eeuwig zult aanschouwen.
Vereenigd In Rotterdam. 22 in Slagtmaand 1730 |
|